-
1 to converge
convergerensamenkomensamenlopen -
2 converge
v. bijeenkomen; verzamelen[ kənvə:dzj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar één punt leiden ⇒ doen convergeren/samenkomen -
3 converger
converger [kõverzĵee]〈 werkwoord〉2 overeenstemmen ⇒ op hetzelfde uitkomen, samenvallen♦voorbeelden:v1) convergeren, (in één punt) samenkomen2) samenvallen, overeenstemmen -
4 линии в одну точку
nopt. convergerenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > линии в одну точку
-
5 сводить лучи в одну точку
vopt. convergerenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > сводить лучи в одну точку
-
6 уменьшаться
v1) gener. afnemen, minderen, verminderen, verslappen, vervallen, afgaan, inkrimpen, krempen, krimpen, minder worden, slijten, slinken, verflauwen2) liter. insmelten, luwen3) math. convergeren -
7 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
8 concenter
v. samenkomen op een gemeenschappelijk punt (Wiskunde), convergeren naar; centraliseren -
9 converge on
samenkomen; zich concentreren; in een punt samenkomen, convergeren -
10 concourir
concourir [kõkoerier]〈 werkwoord〉2 mededingen ⇒ wedijveren, meedoen aan een wedstrijd♦voorbeelden: -
11 konvergieren
См. также в других словарях:
konvergieren — Vsw zusammenlaufen, übereinstimmen per. Wortschatz fach. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. convergere sich hinneigen, sich zusammenneigen , zu l. vergere sich neigen und l. con . Abstraktum: Konvergenz; Adjektiv: konvergent. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache