-
1 sexuel
sexuel [seksuu.el]♦voorbeelden:= sexuelle; adjseksueel, geslachts- -
2 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
3 maladie
maladie [maalaadie]〈v.〉2 drang ⇒ hartstocht, zucht♦voorbeelden:maladies des tropiques • gele koortsmaladie de la vache folle • gekkekoeienziektemaladies cardio-vasculaires • hart- en vaatziektenmaladie honteuse • geslachtsziektemaladie mentale • geestesziektemaladie professionnelle • beroepsziektemaladie sexuellement transmissible • seksueel overdraagbare aandoeningattraper une maladie • een ziekte oplopencouver une maladie • een ziekte onder de leden hebbenen faire une maladie • zich dood ergerentraîner une maladie • maar niet van een ziekte afkomenmaladie de coeur • hartkwaalf1) ziekte2) hartstocht -
4 pénétration
pénétration [peeneetraasjõ]〈v.〉2 scherpzinnigheid ⇒ schranderheid, inzicht, begripf2) penetratie3) inzicht -
5 plaisir
plaisir [plezzier]〈m.〉1 plezier ⇒ genoegen, vreugde, genot4 willekeur ⇒ wil, goeddunken, believen♦voorbeelden:avoir du plaisir, prendre du plaisir à faire qc. • iets graag doen, ergens plezier in hebbense faire un plaisir de faire qc. • iets met het grootste genoegen doenfaites-moi le plaisir de • wees zo goed, vriendelijk (om)vous me ferez plaisir de • u zou me een groot genoegen doen als …prendre plaisir à qc., à faire qc. • ergens plezier in hebbentrouver du plaisir à parler à qn. • graag met iemand pratenplaisir de vivre • levensvreugdeau plaisir de vous revoir, au plaisir! • tot genoegen, tot ziens!avec (grand) plaisir • (heel) graag, gaarnepar plaisir, pour le plaisir, pour son plaisir • (uitsluitend) voor zijn plezierles plaisirs de la vie • de geneugten van het leven3 plaisir solitaire • masturbatie, zelfbevredigingavoir du plaisir, prendre du, son plaisir • seksueel genieten4 le bon plaisir de qn. • iemands willekeur, grillenà plaisir • naar eigen believen; zomaar→ partiem1) plezier, genot2) goeddunken, wil(lekeur) -
6 prendre
prendre [prãdr]1 dik, hard worden ⇒ bevriezen, stollen5 lukken ⇒ aanslaan, succes hebben6 afslaan ⇒ richting, weg nemen♦voorbeelden:prendre à travers champs • dwars door de velden gaanprendre sur soi de • op zich nemen om teII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvatten ⇒ opnemen, beschouwen4 (aan)nemen ⇒ zich verschaffen, krijgen5 aannemen ⇒ veronderstellen 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:prendre une femme de force • een vrouw verkrachten, aanrandence tissu prend bien la teinture • deze stof kan gemakkelijk geverfd worden〈 informeel〉 ça te prend souvent? • heb je daar vaker last van?〈 informeel〉 qu'est-ce qui te prend? • wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal?c'est à prendre ou à laisser • graag of nietil y a à prendre et à laisser • niet alles kloptprendre une personne pour une autre • iemand voor iemand anders aanzienpour qui me prenez-vous? • waar ziet u me voor aan?prendre qn. pour un savant • iemand voor een geleerde houdenle prendre de haut • het hoog opnemenprendre en bonne, en mauvaise part • goed, slecht opnemen→ temps〈 spreekwoord〉 tel est pris qui croyait prendre • die een kuil graaft voor een ander valt er zelf inon ne m'y prendra plus! • dat zal me niet meer overkomen!je vous y prends • nu heb ik je (betrapt)bien lui a pris de • hij heeft er goed aan gedaan te2 genomen, gepakt worden♦voorbeelden:s'y prendre bien, mal • het goed, slecht aanpakken, aanleggense prendre d' amitié pour • vriendschap opvatten voorpour qui te prends-tu? • wie denk je wel dat je bent?1. v1) bevriezen, stollen2) vastkoeken4) aangaan [vuur]6) afslaan7) (mee)nemen, grijpen8) opvatten9) kosten10) aannemen2. se prendrev1) bevriezen -
7 relation
relation [rəlaasjõ]〈v.〉2 relatie ⇒ kennis, connectie♦voorbeelden:relations épistolaires • briefwisselingrelations publiques • public relationsrelations sexuelles • geslachtsverkeerrelations suivies • geregeld contactrelations tendues • gespannen verhoudingnouer des relations avec qn. • betrekkingen met iemand aanknopenentrer en relation avec qn. • in contact treden met iemand1. f1) relatie, betrekking, verhouding2) connectie, kennis4) verslag2. relationsf plomgang, verkeer -
8 sexuellement
-
9 fricoter
fricoter [friekottee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 frigide
frigide [friezĵied] -
11 génital
-
12 je me la suis faite
je me la suis faite -
13 maladie sexuellement transmissible
maladie sexuellement transmissibleDictionnaire français-néerlandais > maladie sexuellement transmissible
-
14 masturber
masturber [maastuurbee] -
15 sexualiser
-
16 sexy
-
17 avoir du plaisir, prendre du, son plaisir
avoir du plaisir, prendre du, son plaisirDictionnaire français-néerlandais > avoir du plaisir, prendre du, son plaisir
-
18 M.S.T.
M.S.T. [emmestee]〈v.〉 〈 afkorting〉
См. также в других словарях:
Roman Catholic sex abuse cases by country — This page documents notable Roman Catholic sex abuse cases by country.AustraliaArchdiocese of Sydney*Ross Murrin Catholic brother plead guilty to sexually abusing eight male students. [ [http://www.abc.net.au/news/stories/2007/09/18/2036400.htm… … Wikipedia
Sexueller Missbrauch in der römisch-katholischen Kirche — ist ein Phänomen, das seit Mitte der neunziger Jahre weltweit größere öffentliche Aufmerksamkeit erhalten hat. Die Sensibilisierung für das frühere Tabuthema hat viele Opfer ermutigt, 30 oder 40 Jahre nach den Vorfällen an die Öffentlichkeit zu… … Deutsch Wikipedia
Farah Karimi — (2010) Farah Karimi (* 15. November 1960 in Garros, Iran) ist eine niederländische Politikerin. Sie war von 1998 bis 2006 für die Partei GroenLinks Abgeordnete in der niederländischen Zweiten Kammer. Sie studierte in Isfahan Industriedesign und … Deutsch Wikipedia
Mieke Bal — (14 de marzo de 1946), neerlandesa, es una consagrada teórica de la literatura, historiadora del arte y de la historia de la cultura. Es una de los más sofisticados entre los semiólogos de la historia del arte en activo. Desde 1991, es profesora… … Wikipedia Español