-
41 anonymat
-
42 antenne
antenne [ãten]〈v.〉3 hulppost♦voorbeelden:antenne intérieure • kamerantenneantenne parabolique • schotelantenne, satellietschotelêtre sur l'antenne • in de uitzending zittengarder l'antenne • in de lucht blijvenpasser l'antenne à qn. • overschakelen naar iemandprendre l'antenne • de uitzending beginnenrendre l'antenne au studio • teruggeven naar de studiohors antenne • niet in de uitzendingsur les antennes d'une radio • op een radiostation→ tempsf1) antenne [radio, tv]2) tastspriet [dier]3) hulppost4) bijkantoor -
43 apparence
apparence [aapaarãs]〈v.〉2 (uiterlijke) schijn ⇒ (bedrieglijk) voorkomen, uiterlijk♦voorbeelden:toutes les apparences sont contre lui • alle schijn is tegen hemles apparences sont trompeuses • schijn bedriegton ne doit pas se fier aux apparences • schijn bedriegtgarder, sauver les apparences • de schijn ophoudenjuger sur les apparences • naar het uiterlijk (be)oordelencontre toute apparence • tegen alle waarschijnlijkheid inen apparence • schijnbaar, in schijnmalgré l'apparence, les apparences • hoewel het niet zo lijktselon toute apparence, selon les apparences • naar alle waarschijnlijkheidf1) uiterlijk, voorkomen -
44 attitude
attitude [aatietuud]〈v.〉2 gedrag ⇒ houding, instelling♦voorbeelden:quelle est son attitude à l'égard de ce problème? • hoe staat hij tegenover dit probleem?garder une attitude réservée • zich gereserveerd opstellenfhouding, gedrag -
45 bouche
bouche [boesĵ]〈v.〉1 mond3 opening ⇒ monding, ingang♦voorbeelden:rester bouche bée • met open mond, versteld staangarder qc. pour la bonne bouche • ('t lekkerste) voor het laatst bewarenbouche close, cousue! • mondje dicht!une fine bouche • een lekkerbekfaire la fine bouche • kieskeurig zijn, moeilijk te bevredigen zijn 〈 ook figuurlijk〉bouche inutile • klaploperavoir la bouche pâteuse • met dikke tong spreken, een droge mond hebbenavoir la bouche pleine de qc., en avoir plein la bouche • de mond vol hebben van ietsclore, fermer la bouche à qn. • iemand de mond snoerenmoutarde qui emporte la bouche • zeer scherpe mosterdêtre dans toutes les bouches • het onderwerp van gesprek zijnferme ta bouche! • houd je mond!avoir deux bouches à nourrir • twee monden te vullen hebbenà bouche que veux-tu • naar hartenlust, rijkelijkavoir toujours un mot à la bouche • het steeds over hetzelfde hebbende bouche à oreille • van mond tot mondaller, passer de bouche en bouche • zich als een lopend vuurtje verspreidenbouche en cerise • pruimenmondjela bouche en coeur • met een schijnheilig gezicht, met een lief lachjebouche d'égout • rioolroosterbouche d'un fleuve • monding van een rivierbouche d'incendie • brandkraanbouche de métro • metro-ingangles bouches du Nil • de Nijldeltaf1) mond2) bek, muil3) monding, opening -
46 bouché
bouche [boesĵ]〈v.〉1 mond3 opening ⇒ monding, ingang♦voorbeelden:rester bouche bée • met open mond, versteld staangarder qc. pour la bonne bouche • ('t lekkerste) voor het laatst bewarenbouche close, cousue! • mondje dicht!une fine bouche • een lekkerbekfaire la fine bouche • kieskeurig zijn, moeilijk te bevredigen zijn 〈 ook figuurlijk〉bouche inutile • klaploperavoir la bouche pâteuse • met dikke tong spreken, een droge mond hebbenavoir la bouche pleine de qc., en avoir plein la bouche • de mond vol hebben van ietsclore, fermer la bouche à qn. • iemand de mond snoerenmoutarde qui emporte la bouche • zeer scherpe mosterdêtre dans toutes les bouches • het onderwerp van gesprek zijnferme ta bouche! • houd je mond!avoir deux bouches à nourrir • twee monden te vullen hebbenà bouche que veux-tu • naar hartenlust, rijkelijkavoir toujours un mot à la bouche • het steeds over hetzelfde hebbende bouche à oreille • van mond tot mondaller, passer de bouche en bouche • zich als een lopend vuurtje verspreidenbouche en cerise • pruimenmondjela bouche en coeur • met een schijnheilig gezicht, met een lief lachjebouche d'égout • rioolroosterbouche d'un fleuve • monding van een rivierbouche d'incendie • brandkraanbouche de métro • metro-ingangles bouches du Nil • de Nijldeltaadj1) dichtgestopt, gesloten, verstopt2) bewolkt3) bekrompen -
47 calme
calme1 [kaalm]〈m.〉♦voorbeelden:perdre son calme • zijn zelfbeheersing verliezenavec calme • rustigse comporter avec le plus grand calme • zich uiterst beheerst gedragenallons, du calme! • kom op, beheers jezelf!————————calme2 [kaalm]1 kalm ⇒ rustig, stil, bedaard♦voorbeelden:1. m1) rust, stilte2) kalmte, beheerstheid3) windstilte2. adjkalm, rustig, stil -
48 chambre
chambre [sĵãbr]〈v.〉♦voorbeelden:chambre à gaz • gaskamerchambre à deux lits • tweepersoonskamerchambre à coucher • slaapkamerfaire chambre à part • gescheiden slapengarder la chambre • binnen blijvenmettre qn. en chambre • iemand huisarrest geventravailler en chambre • thuiswerk doenChambre des députés • Kamer van afgevaardigden, Tweede Kamerchambre syndicale •〈 plaatselijke werkgeversorganisatie per bedrijfstak〉chambre de chauffe • machinekamer, ketelruimchambres d'une ruche d'abeilles • cellen van een bijenkorfchambre forte • kluis, safechambre froide • koelruimtef1) kamer2) holte, ruimte -
49 chien
chien1 [sĵjẽ]〈m.〉♦voorbeelden:chien de chasse • jachthondchien de garde • waakhondchien de temps, temps de chien • hondenweerchien courant • jachthond(la rubrique des) chiens écrasés • de gemengde berichtenfaire le jeune chien, être bête comme un jeune chien • zo dartel zijn als een jonge hondattention! chien méchant! • pas op voor de hond!garder à qn. un chien de sa chienne • nog een appeltje met iemand te schillen hebbenn'être pas bon à jeter aux chiens • het aankijken niet waard zijn〈 spreekwoord〉 qui veut noyer son chien l'accuse de la rage • als men een hond wil slaan, kan men licht een stok (knuppel) vindenporter des chiens • een pony dragense regarder en chiens de faïence • elkaar stilzwijgend zitten uit te dagenmalade comme un chien • zo ziek als een honds'entendre, vivre comme chien et chat • als kat en hond levennager comme un chien de plomb • zinken als een baksteenen chien de fusil • met opgetrokken knieën————————chien2 [sĵjẽ],chienne [sĵjen]1. m1) hond2) elegantie, charme, sex-appeal3) haan [geweer]2. chien/chienneadj1) gemeen, hardvochtig2) gierig, zuinig -
50 clef
clef [klee]〈v.〉1 sleutel♦voorbeelden:prendre la clef des champs • ertussenuit knijpenclef à molette • bahcoclef passe-partout • loperoccuper une position clef • een sleutelpositie innemenclef de répartition • verdeelsleutelclef anglaise, universelle • Engelse sleutelclef plate • steeksleutelfermer à clef • op slot doen〈 figuurlijk〉 mettre la clef sous le paillasson, sous la porte • met de noorderzon vertrekken; 〈 ook〉 verhuizengarder sous clef • achter slot en grendel bewarenmettre qn. sous clef • iemand achter slot en grendel zetten3 clef de fa, clef de sol • f-sleutel, bassleutel; g-sleutel, vioolsleutel… à la clef • met … in het vooruitzichtmaison clef en main • onmiddellijk te betrekken huisvente clef en main • verkoop van een direct te aanvaarden huisusine clef en main • bedrijfsklare fabriek→ roman1. = clé; f1) sleutel2) oplossing3) code [computer]4) houdgreep [sport]2. clefadj -
51 coeur
coeur [kur]〈m.〉3 maag4 hart ⇒ innerlijk leven, intieme gedachten5 hart ⇒ midden, binnenste, kern♦voorbeelden:coeur droit • rechter hart(helft)d'un coeur léger • onbezorgdcoeur transplanté • ruilhart3 avoir le coeur sur les lèvres, au bord des lèvres • gaan overgeven, misselijk zijnavoir le coeur barbouillé • misselijk zijnavoir, garder qc. sur le coeur • iets niet kunnen verwerkenrester sur le coeur • zwaar op de maag liggencoeur de la question • kern van de vraagavoir le coeur dur • een hart van steen hebbenavoir le coeur gros, plein • verdriet hebbenen avoir lourd sur le coeur • gedrukt, bedrukt zijnavoir le coeur serré • bedrukt, bedroefd zijnavoir le coeur tendre • een klein hart hebben, teerhartig zijnle coeur m'a manqué • ik kon het niet over mijn hart verkrijgenavoir la rage au coeur • razend zijnn'avoir de coeur à rien • nergens zin in hebbenne pas avoir le coeur à rire • geen lust tot lachen hebbenvouloir en avoir le coeur net • er het zijne van willen wetenavoir le coeur de faire qc. • de moed hebben iets te doenavoir le coeur sur la bouche, sur les lèvres • het hart op de tong, op de lippen hebbenavoir le coeur sur la main • vrijgevig zijndonner, remettre du coeur au ventre à qn. • iemand een hart onder de riem stekenfaire battre le coeur • het hart sneller doen kloppencela me fait mal au coeur • ik vind het triestmanquer de coeur • harteloos zijntenir à coeur • na aan het hart liggenvider son coeur • zijn hart uitstortenprendre qc. à coeur • iets ter harte nemenprendre qc. trop à coeur • zich iets te veel aantrekkenà coeur joie • naar hartenlustaller droit au coeur • tot het hart sprekende bon, grand, tout (mon, son etc.) coeur • van ganser harte, graagapprendre par coeur • uit het hoofd lerensans coeur • harteloossi le coeur vous en dit • als je er zin, trek in hebtmon petit coeur • mijn hartjejoli comme un coeur • net een plaatjem1) hart2) boezem, borst3) maag4) binnenste, kern5) harten [kaarten] -
52 coude
coude [koed]〈m.〉1 elleboog3 〈 meervoud〉elleboogmacaroni, -vermicelli♦voorbeelden:se serrer, se tenir les coudes • elkaar helpen, solidair zijncoude à coude • schouder aan schouder, zij aan zij, hand in handil ne se mouche pas du coude • hij heeft nogal een hoge dunk van zichzelfgarder qc. sous le coude • iets in de bureaula houden, (voorlopig) laten rusten→ huile1. m1) elleboog2) bocht3) kniestuk2. coudesm plnoedels, vermicelli -
53 dehors
dehors1 [dəor]〈m.〉♦voorbeelden:1 au dehors • (van) buiten, aan de buitenkantau dehors de • buitensous les dehors de la religion • met de godsdienst als dekmantel————————dehors2 [dəor]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:dîner dehors • buiten(shuis) etenêtre dehors • uit zijnde dehors • van buitenmarcher les pieds en dehors • met de voeten naar buiten gericht lopens'ouvrir en dehors • naar buiten toe opengaanen dehors de • buitenc'est en dehors du sujet, de la question • dat staat buiten de zaakpar dehors • buiten omdehors! • eruit!1. m 2. m pluiterlijk, voorkomen, schijn3. adv1) buitenshuis, (er)buiten2) (er)uit -
54 dent
dent [dã]〈v.〉♦voorbeelden:dent à pivot, à tenon • stifttanddent de sagesse • verstandskiesmordre à belles dents • lekker happen inrire à belles dents • hartelijk lachenil y en a pour une dent creuse • er is net genoeg om een holle kies mee te vullenavoir la dent dure • een scherpe tong hebbenavoir la dent mauvaise • kwaadsprekenavoir une dent contre qn. • gebeten zijn op iemandse casser les dents • falenclaquer des dents • klappertandenne pas desserrer les dents • zijn kiezen op elkaar houden, zijn mond niet opendoens'escrimer des dents • met smaak etenfaire, percer ses dents • tanden krijgengrincer des dents • knarsetandenpercer ses dents • tandjes krijgenserrer les dents • zijn kiezen op elkaar klemmenparler entre ses dents • binnensmonds pratenn'avoir rien à se mettre sous la dent • niets te eten hebbenil mange tout ce qui lui tombe sous la dent • hij eet alles wat hij krijgen kanêtre sur les dents • op zijn tandvlees lopengarder une dent contre qn. • boos blijven op iemandf1) tand, kies2) bergpiek, top -
55 dîner
dîner1 [dienee]〈m.〉1 avondmaal(tijd) ⇒ diner, (avond)eten♦voorbeelden:————————dîner2 [dienee]〈 werkwoord〉1 de avondmaaltijd gebruiken ⇒ eten, dineren♦voorbeelden:dîner de • de maaltijd doen metaller dîner en ville • uit eten gaan→ dormir1. m1) avondeten, diner2) lunch2. v1) dineren2) lunchen -
56 distance
distance [diestãs]〈v.〉♦voorbeelden:distance de visibilité • zichtdistance focale • brandpuntsafstandprendre ses distances • zich distantiëren, afstand nementenir qn. à distance • iemand op een afstand houdenà une faible distance • op korte afstandà distance • van verrede, en distance • af en toe2 à distance • op een afstand, enige tijd daarna→ commandef1) afstand2) (sociaal) verschil, ongelijkheid3) tussentijd -
57 frais
frais1 [fre]〈m., meervoud〉♦voorbeelden:aux frais de la princesse • op kosten van de gemeenschap, van de zaak, op staatskostenfaux frais • bijkomende kostenfrais généraux • bedrijfskostenà grands frais • met grote inspanningenà moindres frais • met geringe inspanningentous frais payés • vrij van alle kosten, all-infrais spéciaux • directe kostenarrêter les frais • het wel voor gezien houdenen être pour ses frais (de qc.) • (voor iets) verloren moeite gedaan hebbenfaire des frais pour qn. • zich voor iemand uitslovenfaire les frais de la conversation • over de tong gaanse mettre en frais pour qn. • voor iemand z'n beste beentje voor zettenrentrer dans ses frais • z'n kosten eruit halenà peu de frais • zonder veel inspanningenaux frais de qn. • op iemands kosten, ten koste van iemand————————frais2 [fre],fraîche [fresĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉2 vers3 fris ⇒ recent, nieuw, pas (aangebracht)♦voorbeelden:boire frais • gekoeld drinken, koud drinkenservir frais • koel serverengarder au frais • koel bewarentravailler au frais • in de buitenlucht werkenprendre le frais • een luchtje scheppende fraîche date • recent(elijk), pas, onlangsfrais comme l'oeil, comme une rose • zo fris als een hoentjeattention, peinture fraîche! • pas op, nat!cette robe n'est plus fraîche • die jurk is wat smoezeligrose fraîche éclose • pas ontloken roosse sentir frais et dispos • zich fris en monter, uitgerust voelen→ amour1. m pl 2. frais/fraîcheadj1) fris, koel2) vers3) recent, nieuw -
58 langue
langue [lãg]〈v.〉1 tong2 taal♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 langue de bois • wollig taalgebruik, stereotiepe propagandataallangue de terre • landtonglangue de vipère, de serpent • kwaadspreker, -spreeksteravoir la langue épaisse • een beslagen tong hebbenavoir la langue liée à qn. • iemand dwingen ergens over te zwijgenavoir la langue trop longue • een lange tong hebbenmauvaise langue • kwaadspreker, -spreeksteravoir la langue bien pendue • goed van de tongriem gesneden zijntu a avalé ta langue? • heb je je tong verloren?lier la langue à qn. • iemand dwingen ergens over te zwijgense mordre la langue • zich op de tong bijten 〈 van spijt〉; het nog net binnenhouden 〈 wat men wilde zeggen〉tenir, garder sa langue • z'n mond houdenne pas savoir tenir sa langue • z'n mond niet kunnen houdentirer la langue à qn. • de tong tegen iemand uitsteken〈 figuurlijk〉 tirer la langue • dorst hebben; zich moeite geven; behoeftig zijn〈 spreekwoord〉 il faut tourner sa langue sept fois dans sa bouche avant de parler • men moet eerst denken, dan pas sprekenne pas avoir sa langue dans sa poche • niet op z'n mondje gevallen zijn→ couplangue mère • stamtaalun professeur de langues • een leraar vreemde talenlangue écrite, parlée • schrijf-, spreektaallangue véhiculaire • voertaallangue verte • argotlangue vulgaire • volkstaalf1) tong2) taal -
59 libre
libre [liebr]1 vrij ⇒ onafhankelijk, zelfstandig5 vrij(moedig) ⇒ ongedwongen, los6 vrijpostig ⇒ al te vrij, los♦voorbeelden:enseignement libre • bijzonder onderwijsentrée libre • gratis toeganggarder l'esprit, la tête libre • vrij van dwang, zorgen, vooroordelen blijvenmer libre • ijsvrije zeelibre de 〈+ zelfstandig naamwoord〉 • vrij van, zonderêtre libre de 〈+ onbepaalde wijs〉 • vrij zijn te, het recht hebben teil vous est libre de, libre à vous de • het staat u vrij teadj1) vrij2) onbezet3) ongedwongen, los -
60 ligne
ligne [lienj]〈v.〉2 lijn ⇒ verbinding, communicatie3 lijn ⇒ houding, richtlijn5 vissnoer ⇒ hengel, vislijn6 rij ⇒ gevechtslijn, linie7 regel♦voorbeelden:ligne de mire • vizierlijn, richtlijnligne de partage des eaux • waterscheidingligne directrice • richtlijnavoir de la ligne • een goed figuur hebbengarder la ligne • aan de lijn doenperdre la ligne • dikker wordendans les, ses grandes lignes • in grote lijnencela tient en dix lignes • dat had je ook korter kunnen zeggenligne à haute tension • hoogspanningskabelgrandes lignes • hoofdspoorlijnenlignes groupées • collectief telefoonnummerla ligne est occupée • de (telefoon)lijn is bezetligne de foi • richtlijnrester dans la ligne • niet afwijken van de gedragslijnligne de produits de beauté • serie schoonheidsartikelenligne de tir • vuurlijnmonter en ligne • aanvallenwagons en ligne • wagons die rijdenhors ligne • buitengewoonsur toute la ligne • over de hele liniemettre la dernière ligne à un article • de laatste hand aan een artikel leggenaller, revenir à la ligne • een nieuwe regel beginnenà la ligne! • nieuwe regel!cela n'entre pas en ligne de compte • dat doet niet ter zakeentrer en ligne de compte • in overweging genomen wordenfaire entrer en ligne de compte • in aanmerking nemenmettre en ligne de compte • in aanmerking nemenlire entre les lignes • tussen de regels lezen→ vaisseaufranchir la ligne • de grens overtrekkenf1) lijn2) lijndienst3) richtlijn, houding4) hengel5) gevechtslijn6) regel7) evenaar
См. также в других словарях:
garder — [ garde ] v. tr. <conjug. : 1> • 1050; germ. °wardôn;cf. all. warten « veiller, prendre garde » I ♦ 1 ♦ Prendre soin de (une personne, un animal). ⇒ veiller (sur); surveiller. Garder des bêtes, un troupeau (⇒ berger, gardeur, gardien) .… … Encyclopédie Universelle
garder — GARDER. v. a. Conserver, tenir une chose en lieu propre & commode pour empescher qu elle ne se perde, qu elle ne se gaste &c. Garder des pierreries. garder de l argent. c est un homme qui ne sçauroit rien garder. garder du vin. garder de la… … Dictionnaire de l'Académie française
garder — Garder, Asseruare, Conseruare, Custodire, Protegere, Tueri. Ceux qui gardent aucun, Custodiae custodiarum. Qui n est point gardé, Incustoditus. Garder les bestes és champs, Pascere. Garder, Vetustati mandare. B. Garder en ses escrits la diversité … Thresor de la langue françoyse
Garder See (Lohmen) — Garder See Garder See vom Nordufer aus gesehen Geographische Lage Landkreis Rostock Zuflüsse Bresenitz, Bollbach und d … Deutsch Wikipedia
Garder la tête haute — Données clés Réalisation Martine Gonthié Sociétés de production Vivement lundi ! Pays d’origine France … Wikipédia en Français
Garder la bouche cousue, rester bouche cousue — ● Garder la bouche cousue, rester bouche cousue garder le silence, se taire … Encyclopédie Universelle
Garder son sérieux — ● Garder son sérieux garder une physionomie grave, malgré l envie qu on a de rire ou de sourire … Encyclopédie Universelle
Garder une poire pour le soir. — (la soif). См. Береги денежку про черный день … Большой толково-фразеологический словарь Михельсона (оригинальная орфография)
Garder le lit, la chambre — ● Garder le lit, la chambre rester au lit, ne pas sortir de chez soi parce qu on est malade … Encyclopédie Universelle
Garder le sourire — ● Garder le sourire rester de bonne humeur en dépit d une situation malheureuse … Encyclopédie Universelle
Garder quelque chose pour la bonne bouche — ● Garder quelque chose pour la bonne bouche réserver le plus agréable pour la fin, ou réserver un mauvais coup pour le moment le plus opportun … Encyclopédie Universelle