-
21 неплодородный
adjgener. mager, onvruchtbaar, schraal, schrepel, schriel -
22 противный
-
23 скудный
adjgener. bekrompen, karig, krap, schraal, schrepel, schriel, sober, arm, armelijk, kommerlijk, mager, schaars, schamel -
24 скупой
adjgener. karig, krent, krenterig, schraal, schrepel, schriel, spaarzaam, vasthoudend, houvast, gierig, knijperig, schraapachtig, schraapzuchtig, vrekkig -
25 суровый
adjgener. verbeten, bar, hard, rouw, ruw, schraal (о погоде), schrepel (о погоде), schriel (о погоде), gestreng, guur, kras, stiefmoederlijk, straf, streng -
26 тощий
adjgener. sprietig, mager, ontvleesd, schraal, schrepel, schriel, spichtig -
27 худой
adjgener. mager, schraal, schrepel, schriel, smal, stokkerig, verkeerd, knokelig, knokig -
28 худощавый
adjgener. schraal, schrepel, schriel, smal, sprietig -
29 arid
-
30 bare
adj. (ont)bloot, kaal; minimaal; leeg--------v. ontbloten, bekend makenbare1[ beə] 〈bijvoeglijk naamwoord; barer; bareness〉1 naakt4 schaars ⇒ schraal, krap♦voorbeelden:in his bare skin • in zijn blootjelay bare • blootleggenbare of something • zonder ietsthe bare thought! • de gedachte alleen al!————————bare2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
31 dry
adj. droog; uitgedroogd; dorstig--------v. drogen; uitdrogen; afdrogendry1[ draj] 〈bijvoeglijk naamwoord; drier; drily, dryly; dryness〉2 droog ⇒ (op)gedroogd, ingedroogd, uitgedroogd; zonder smeersel/beleg 〈 brood〉; drooggelegd 〈land; ook figuurlijk〉; schraal 〈 wind〉6 droog ⇒ op droge toon (gezegd), ironisch♦voorbeelden:2 dry well • opgedroogde/droge putrun dry • opdrogen, droog komen te staan(as) dry as dust/a bone, bone-dry • gortdroog, kurkdroogdry ice • droog ijs, vast koolzuurkeep one's powder dry • zijn kruit droog houden, zich gereedhouden voor de strijddry run • repetitie, het proefdraaien〈 informeel〉 bleed someone dry • iemand helemaal uitknijpen, iemand uitkleden————————dry2〈 dried〉1 (op)drogen ⇒ droog worden, uitdrogen♦voorbeelden:〈 informeel〉 now dry up! • kop dicht!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)drogen ⇒ laten drogen, doen drogen♦voorbeelden: -
32 frugal
-
33 hungry
-
34 inclement
adj. streng, meedogenloos; bar, guur (weer)1 guur ⇒ schraal, bar -
35 jejune
-
36 lank
adj. sluik (v. haar); dun en lang; mager en lang; dun1 schraal ⇒ (brood)mager, dun -
37 low
adj. laag; zwak; neerslachtig; diep; goedkoop; grof--------adv. laag; op lage toon; minderwaardig; raakt op--------n. gebied van lage luchtdruk; dieptepunt; laagterecord; iets laags--------v. loeien, bulkenlow1[ loo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————low2〈 lowness〉1 laag ⇒ niet hoog, niet intensief♦voorbeelden:low gear • lage versnellinglow grade • lage kwaliteit, laag gehalte/percentage 〈 vaak attributief〉low point • minimum, dieptepuntlow tide • laagwater, eblow water • laag water, laagtij 〈 in een rivier〉at lowest • op z'n laagstlow comedy • kluchtkeep a low profile • zich gedeisd/op de achtergrond houdenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉3 zwak ⇒ slap, futloos♦voorbeelden:————————low3〈 werkwoord〉————————low4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:play low • laag/voor kleine bedragen spelen4 be/get/run low • op raken, bijna op zijn -
38 poor
adj. arm; zielig; armoedig; slecht--------n. de armen[ poeə]2 slecht ⇒ schraal, pover♦voorbeelden:1 〈 vaak beledigend〉 poor white • blanke behorend tot de laagste sociale klasse 〈 voornamelijk in het zuiden van de USA〉the poor • de armenin poor spirits • neerslachtigtake a poor view of • zich weinig voorstellen vanpoor weather • slecht weer4 poor fellow! • arme ziel! -
39 scant
-
40 spare
adj. reserve-; extra, bijkomend, vrij, onbezet; vrijetijds-; pover; klein, gering; mager, uitgemergeld--------n. reserveonderdeel--------v. sparen (van het leven); in leven blijven; opgeven; besparen; gierigheid; een aalmoes gevenspare1[ speə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spare2〈bijvoeglijk naamwoord; spareness〉3 mager4 schraal ⇒ karig, krap♦voorbeelden:spare room • logeerkamer¶ 〈Brits-Engels; slang〉 go spare • verbijsterd/razend worden————————spare3〈 werkwoord〉1 het stellen zonder ⇒ missen, overhebben; geven, afstaan3 besparen♦voorbeelden:1 I have exactly £1 to spare • ik heb nog precies £1 overenough and to spare • meer dan genoegcan you spare me a few moments? • heb je een paar minuten voor mij?not spare oneself • zichzelf niet sparen4 no expense(s)/pains spared • zonder geld/moeite te sparen
См. также в других словарях:
Skraelinger — Besiedlung Grönlands: Dunkelrot sind die Nordmänner, alle anderen sind Skrælingar Skraelinger war die Bezeichnung für die Ureinwohner des Nordostens Nordamerikas in den Sagas der grönländischen Nordmänner. Es lässt sich dabei nicht herausfinden,… … Deutsch Wikipedia
Skrälinger — Besiedlung Grönlands: Dunkelrot sind die Nordmänner, alle anderen sind Skrælingar Skraelinger (anord. skrælingar = „Eskimos“) war die Bezeichnung für die Ureinwohner des Nordostens Nordamerikas in den Sagas der grönländischen Nordmänner. Es lässt … Deutsch Wikipedia
Schmalhans — Da (dort) ist Schmalhans Küchenmeister: dort gibt es wenig zu essen, es gibt schlechte, knapp bemessene Kost. Diese weitverbreitete Redensart wird entweder als Entschuldigung der Armut oder als Tadel des Geizes und der Ungastlichkeit gebraucht… … Das Wörterbuch der Idiome
Verzehren — 1. Alles verzehren vor seinem End , macht ein richtig Testament. – Simrock, 184; für Köln: Weyden, I, 3. Frz.: Grande chère et petite testament. Holl.: Even op, en de kleêren voor de doodschuld. (Harrebomée, I, 412a.) Lat.: Cuncta manus avidas… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon