-
1 Lenten
-
2 gaunt
adj. uitgemergeld, vel over been; schraal[ go:nt]1 uitgemergeld ⇒ vel over been, schraal2 somber ⇒ grimmig, dor♦voorbeelden: -
3 lean
adj. mager, schraal; karig, armzalig--------n. mager (vlees); neiging--------v. leunen; overhellen; zetten; steunen; aanleunen; ombuigen; buigen, verbuigenlean1[ lie:n] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 schuinte ⇒ schuine/scheve stand, (over)helling♦voorbeelden:————————lean2〈bijvoeglijk naamwoord; leanness〉2 karig ⇒ arm(zalig), weinig opleverend♦voorbeelden:lean years • magere jaren————————lean31 leunen ⇒ steunen, steun zoeken♦voorbeelden:lean over to someone • zich naar iemand overbuigen¶ 〈 figuurlijk〉 lean over backwards • zich in (de gekste) bochten wringen, alle mogelijke moeite doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 meagre
adj. mager, dun (m.b.t. persoon); schraal, pover (maaltijd, produktie)[ mie:gə] 〈 meagreness〉 -
5 thin
adj. dun, mager, ijl; klein; doorzichtig--------v. verdunnen, dunner maken; dunner worden; uit elkaar gaan; vermageren; zich langzaam verspreidenthin1[ θin] 〈bijvoeglijk naamwoord; thinner; thinness〉1 dun ⇒ smal, fijn; schraal; mager, slank2 dun (bezet/gezaaid) ⇒ dunbevolkt3 dun (vloeibaar) ⇒ slap, waterig♦voorbeelden:1 thin air • dunne/ijle lucht2 a thin audience • een klein/gering publiekhis hair is getting pretty thin on top • zijn haar begint al aardig te dunnen3 thin beer • dun/schraal biera thin voice • een zwak stemmetje¶ disappear/vanish into thin air • spoorloos/volledig verdwijnenthe thin end of the wedge • de eerste (ogenschijnlijk onbelangrijke) stap, het (aller)eerste beginskate on thin ice • zich op glad ijs/gevaarlijk terrein begeven/wagenhave a thin skin • erg gevoelig zijn〈 informeel〉 have a thin time • een moeilijke tijd doormaken; 〈 in het bijzonder〉 weinig succes boeken————————thin2〈werkwoord; thinned〉1 (ver)dunnen ⇒ dun(ner) worden/maken; uitdunnen, vermageren; (doen) afnemen (in dikte/dichtheid/aantal)2 verzwakken ⇒ (doen) afnemen (in kracht/belangrijkheid)♦voorbeelden:thin down/off/out • (uit/ver)dunnen, dunner worden/maken, (geleidelijk) verminderenthin out hair • haar (uit)dunnen————————thin3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
6 arid
-
7 bare
adj. (ont)bloot, kaal; minimaal; leeg--------v. ontbloten, bekend makenbare1[ beə] 〈bijvoeglijk naamwoord; barer; bareness〉1 naakt4 schaars ⇒ schraal, krap♦voorbeelden:in his bare skin • in zijn blootjelay bare • blootleggenbare of something • zonder ietsthe bare thought! • de gedachte alleen al!————————bare2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 dry
adj. droog; uitgedroogd; dorstig--------v. drogen; uitdrogen; afdrogendry1[ draj] 〈bijvoeglijk naamwoord; drier; drily, dryly; dryness〉2 droog ⇒ (op)gedroogd, ingedroogd, uitgedroogd; zonder smeersel/beleg 〈 brood〉; drooggelegd 〈land; ook figuurlijk〉; schraal 〈 wind〉6 droog ⇒ op droge toon (gezegd), ironisch♦voorbeelden:2 dry well • opgedroogde/droge putrun dry • opdrogen, droog komen te staan(as) dry as dust/a bone, bone-dry • gortdroog, kurkdroogdry ice • droog ijs, vast koolzuurkeep one's powder dry • zijn kruit droog houden, zich gereedhouden voor de strijddry run • repetitie, het proefdraaien〈 informeel〉 bleed someone dry • iemand helemaal uitknijpen, iemand uitkleden————————dry2〈 dried〉1 (op)drogen ⇒ droog worden, uitdrogen♦voorbeelden:〈 informeel〉 now dry up! • kop dicht!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)drogen ⇒ laten drogen, doen drogen♦voorbeelden: -
9 frugal
-
10 hungry
-
11 inclement
adj. streng, meedogenloos; bar, guur (weer)1 guur ⇒ schraal, bar -
12 jejune
-
13 lank
adj. sluik (v. haar); dun en lang; mager en lang; dun1 schraal ⇒ (brood)mager, dun -
14 low
adj. laag; zwak; neerslachtig; diep; goedkoop; grof--------adv. laag; op lage toon; minderwaardig; raakt op--------n. gebied van lage luchtdruk; dieptepunt; laagterecord; iets laags--------v. loeien, bulkenlow1[ loo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————low2〈 lowness〉1 laag ⇒ niet hoog, niet intensief♦voorbeelden:low gear • lage versnellinglow grade • lage kwaliteit, laag gehalte/percentage 〈 vaak attributief〉low point • minimum, dieptepuntlow tide • laagwater, eblow water • laag water, laagtij 〈 in een rivier〉at lowest • op z'n laagstlow comedy • kluchtkeep a low profile • zich gedeisd/op de achtergrond houdenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉3 zwak ⇒ slap, futloos♦voorbeelden:————————low3〈 werkwoord〉————————low4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:play low • laag/voor kleine bedragen spelen4 be/get/run low • op raken, bijna op zijn -
15 poor
adj. arm; zielig; armoedig; slecht--------n. de armen[ poeə]2 slecht ⇒ schraal, pover♦voorbeelden:1 〈 vaak beledigend〉 poor white • blanke behorend tot de laagste sociale klasse 〈 voornamelijk in het zuiden van de USA〉the poor • de armenin poor spirits • neerslachtigtake a poor view of • zich weinig voorstellen vanpoor weather • slecht weer4 poor fellow! • arme ziel! -
16 scant
-
17 spare
adj. reserve-; extra, bijkomend, vrij, onbezet; vrijetijds-; pover; klein, gering; mager, uitgemergeld--------n. reserveonderdeel--------v. sparen (van het leven); in leven blijven; opgeven; besparen; gierigheid; een aalmoes gevenspare1[ speə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spare2〈bijvoeglijk naamwoord; spareness〉3 mager4 schraal ⇒ karig, krap♦voorbeelden:spare room • logeerkamer¶ 〈Brits-Engels; slang〉 go spare • verbijsterd/razend worden————————spare3〈 werkwoord〉1 het stellen zonder ⇒ missen, overhebben; geven, afstaan3 besparen♦voorbeelden:1 I have exactly £1 to spare • ik heb nog precies £1 overenough and to spare • meer dan genoegcan you spare me a few moments? • heb je een paar minuten voor mij?not spare oneself • zichzelf niet sparen4 no expense(s)/pains spared • zonder geld/moeite te sparen -
18 sparing
-
19 thin beer
dun/schraal bier -
20 tinny
adj. blikachtig, blik-; goedkoop, prullerig; schraal (v. geluid)[ tinnie] 〈 tinniness〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Skraelinger — Besiedlung Grönlands: Dunkelrot sind die Nordmänner, alle anderen sind Skrælingar Skraelinger war die Bezeichnung für die Ureinwohner des Nordostens Nordamerikas in den Sagas der grönländischen Nordmänner. Es lässt sich dabei nicht herausfinden,… … Deutsch Wikipedia
Skrälinger — Besiedlung Grönlands: Dunkelrot sind die Nordmänner, alle anderen sind Skrælingar Skraelinger (anord. skrælingar = „Eskimos“) war die Bezeichnung für die Ureinwohner des Nordostens Nordamerikas in den Sagas der grönländischen Nordmänner. Es lässt … Deutsch Wikipedia
Schmalhans — Da (dort) ist Schmalhans Küchenmeister: dort gibt es wenig zu essen, es gibt schlechte, knapp bemessene Kost. Diese weitverbreitete Redensart wird entweder als Entschuldigung der Armut oder als Tadel des Geizes und der Ungastlichkeit gebraucht… … Das Wörterbuch der Idiome
Verzehren — 1. Alles verzehren vor seinem End , macht ein richtig Testament. – Simrock, 184; für Köln: Weyden, I, 3. Frz.: Grande chère et petite testament. Holl.: Even op, en de kleêren voor de doodschuld. (Harrebomée, I, 412a.) Lat.: Cuncta manus avidas… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon