-
21 amity
n. vriendschap; goede betrekkingen (tussen landen)[ æmətie]♦voorbeelden: -
22 break off
-
23 break up
eindigen van vrienden relatie, uit elkaar gaan; uit elkaar halenbreak up1 uit elkaar vallen 〈 van ding〉 ⇒ in stukken breken; 〈 figuurlijk〉 ten einde komen; ontbonden worden 〈 van vergadering〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:4 break it up! • hou ermee op! -
24 bust up
n. ernstige ruzie die een relatie doet verbreken; echtscheiding of verbreking van vriendschap; groot lawaaierig feest--------v. bonje hebben, door geweld breken of vernielenbust up〈 informeel〉1 〈 Brits-Engels〉bonje/hommeles hebben1 in de war sturen ⇒ verknallen, bederven -
25 by
adv. door; bij; met--------pref. langs, voorbij; bij, vlakbij, naast--------prep. door; met, per; bijby12 nabij ⇒ dichtbij, in de buurt♦voorbeelden:he drove by in a red car • hij reed voorbij in een rode autoin years gone by • in vervlogen jaren2 be by • erbij/in de buurt zijnby and large • over 't algemeen————————by2[ baj] 〈 voorzetsel〉3 〈 tijd〉 tegen ⇒ vóór, niet later dan; 〈 bij uitbreiding〉 op, om 〈 bepaald tijdstip〉; in 〈 bepaald jaar〉5 〈 duidt een relatie van betrokkenheid, vergelijking aan〉 ten opzichte van ⇒ met betrekking tot, ten aanzien van, wat … betreft♦voorbeelden:North by East • noord ten oostenhe sat by the river • hij zat aan de kant van de riviera house by the sea • een huis aan zeesit by my side • kom naast mij zittenI keep it by me all the time • ik heb het altijd bij meby oneself • alleenhe went by the motorway • hij ging via de autowegtaught by radio • via de radio geleerdshe dropped by Sheila's • zij ging bij Sheila langsby 1980 it had become clear that … • (al) in 1980/zo tegen 1980 was het duidelijk geworden dat …by now • nu (al)two meters by fifty centimeters • twee meter bij vijftig centimeterby sheer chance • door zuiver toevalby force • met gewelddeceived by his friend • bedrogen door zijn vriendthey came by the hundreds • ze kwamen met honderdenhe missed by an inch • hij miste op een paar centimeterI can tell by your looks • ik kan het aan je (uiterlijk) zienknown by the name of Jack • bekend onder de naam Jackhe died by the sword • hij sneuvelde door het zwaarddivide four by two • deel vier door tweea daughter by his first wife • een dochter van zijn eerste vrouwhe began by tidying up • hij begon met op te ruimenI did it all by myself • ik heb het helemaal alleen gedaanpaid by the hour • per uur betaaldby profession • van beroepplay by the rules • volgens de regels spelenit's eight o'clock by my watch • het is acht uur op mijn horlogethat's fine by me • ik vind het/wat mij betreft is het goed/bestby day • overdagby night • 's nachtshe got worse by the hour • hij ging van uur tot uur achteruitlittle by little • beetje bij beetje -
26 connexion
n. aansluiting; relatie; verband; verbinding; natuurlijke verbinding; het verbinden; samenhang, verwijzing naar iets; vervoersverbinding, die voortdurende transportverbinding aanbiedt; middelen van communicatie (als telefoonverbinding); leverancier van drugs, drughandelaar (Slang); aankoop van onwettige drugs (Slang)→ connection connection/ -
27 correspondent
n. correspondentcorrespondent1[ korrispondənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 correspondent ⇒ verslaggever, journalist ter plaatse————————correspondent2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 overeenkomend/stemmend2 overeenkomstig ⇒ evenredig, analoog♦voorbeelden:1 correspondent with • in overeenkomst/overeenstemming met -
28 cross section
dwarsdoorsnede (het effectieve terrein dat een doel vertegenwoordigd in relatie van een afgeschoten kogel)cross section1 dwarsdoorsnede 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ dwarsprofiel 〈 loodrecht op de lengteas〉, kenmerkende/representatieve steekproef -
29 entanglement
n. verzeild raking[ intængglmənt] -
30 false
adj. bedriegelijk; voor niets, tevergeefs; ledig; per vergissing; onwaar; gelogen; onecht; liegend; ontrouwfalse1[ fo:ls] 〈bijvoeglijk naamwoord; falser; falseness〉1 onjuist ⇒ fout(ief), verkeerd3 bedrieglijk ⇒ onbetrouwbaar, leugenachtig♦voorbeelden:false start • valse starttrue or false? • waar of onwaar?false bottom • dubbele bodemunder false pretences • onder valse voorwendselsfalse scent • dwaalspoorbe false to one's friends • zijn vrienden ontrouw zijn————————false2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
31 filial
adj. van zoon; van dochter; van kind-ouder relatie; filiaal[ filliəl]1 kinderlijk ⇒ kinder-, filiaal♦voorbeelden: -
32 full blood
volbloedrelatie, relatie met twee dezelfde ouders; iemand van hetzelfde ras; rasecht dierzuivere afkomst, volbloed -
33 get it on
hard aan een relatie (met iemand) werken; sexueel contact hebben met (Vulgaire Slang) -
34 make out
begrijpen; schrijven (cheque e.d.); zienmake out1 klaarspelen ⇒ het maken, zich redden3 vrijen♦voorbeelden:1 the European industry is not making out as bad as everybody says • met de Europese industrie gaat het niet zo slecht als iedereen zegt2 how are you making out with Leila? • hoe gaat het tussen jou en Leila?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitschrijven ⇒ opmaken, invullen5 begrijpen ⇒ snappen, hoogte krijgen van♦voorbeelden:1 make out a cheque to/in favour of • een cheque uitschrijven op naam van/ten gunste vanhe made out that … • hij beweerde dat …I can't make out this message • ik snap dit bericht nietwe couldn't make out if/whether they wanted to move or not • we konden er niet achter komen/wisten niet of ze nu wilden verhuizen of niet¶ how do you make that out? • hoe kom je daar bij? -
35 of
prep. van; in; opof4 betreffende ⇒ over, van, met betrekking tot9 〈relatie individu-klasse; onvertaald〉♦voorbeelden:rob someone of his happiness • iemand van zijn geluk berovenupwards of an hour • meer dan een uurgo wide of the mark • ver naast het doel schietenwithin a month of their wedding • minder dan een maand voor/na hun huwelijkit fell within four inches of her • het viel geen tien centimeter van haar vandaanproduce of France • Frans productthat's too much to ask of Jane • dat is te veel van Jane gevraagdof necessity • uit noodzaakdie of shame • doodgaan van schaamteit tastes of sugar • het smaakt naar suikera dress of her own making • een zelfgemaakte jurkof itself • vanzelf, uit zichzelfthat's sweet of you • dat is lief van jea distance of 50 km • een afstand van 50 kma gown of silk • een zijden gewaadthey had a hard time of it • ze hebben het hard te verduren gehadthe truth of the story • de waarheid over dit verhaalquick of understanding • snel van begripa girl of infinite good humour • een meisje dat altijd goedgehumeurd isa child of six • een kind van zes jaarthe battle of Waterloo • de slag bij Waterloobe of importance/value • van belang/waarde zijn, belang/waarde hebben6 a book of May's • een boek van May, een van Mays boekenlook at that sweater of hers! • kijk eens naar die trui van d'r!love of nature • liefde voor de natuurin pursuit of success • op zoek naar succesnone of his friends • geen van zijn vriendenof all the impudence! • wat een brutaliteit!twenty years of marriage • twintig jaar huwelijkyou of all people! • uitgerekend/juist jij!five of us • vijf mensen van/uit onze groepthe Isle of Man • het eiland Manthe month of May • de maand mei -
36 play someone false
-
37 proportion
n. verhouding; deel; maat; termijn; percentage; dimensie, afmeting; proportie--------v. in de juiste verhouding brengen; gedeelte, deelproportion1[ prəpo:sjn]1 deel ⇒ gedeelte, aandeel♦voorbeelden:♦voorbeelden:in proportion to • evenredig met, al naar gelang, in verhouding totout of all proportion • buiten alle verhoudingen————————proportion2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
38 relationship
n. verhouding; verband; nabijheid; relatie[ rilleesjnsjip] -
39 respect
n. eer, respekt; konsideratie--------v. respekterenrespect1[ rispekt]1 opzicht ⇒ detail, (oog)punt♦voorbeelden:1 in all/many/some/several respects • in alle/vele/sommige/verschillende opzichtenin some respect • in zeker opzicht, enigermate2 aandacht ⇒ zorg, inachtneming3 eerbied ⇒ achting, ontzag♦voorbeelden:〈 formeel〉 with respect to • met betrekking tot, wat betreftwithout respect to • zonder te letten op, ongeachthave/show respect for someone • eerbied hebben voor iemandwin the respect of everybody • bij iedereen respect afdwingenwith respect • als u mij toestaat1 eerbetuigingen ⇒ groeten, complimenten♦voorbeelden:————————respect2〈 werkwoord〉1 respecteren ⇒ eerbiedigen, (hoog)achten♦voorbeelden: -
40 sever
v. scheiden, afscheiden, afhouwen, afhakken, afsnijden, afscheuren, afbreken, verbreken, breken[ sevvə]1 breken ⇒ het begeven, losgaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afbreken ⇒ af/doorhakken, door/afsnijden♦voorbeelden:sever the hand from the arm • de hand van de arm afhakken
См. также в других словарях:
relaţie — RELÁŢIE, relaţii, s.f. 1. Legătură, conexiune, raport între lucruri, fapte, idei, procese sau între însuşirile acestora. ♦ (În logica matematică) Conexiune între doi sau mai mulţi termeni (în mulţimea perechilor ordonate de elemente ale unei… … Dicționar Român
reláţie — s. f. (sil. ţi e), art. reláţia (sil. ţi a), g. d. art. reláţiei; pl. reláţii, art. reláţiile (sil. ţi i ) … Romanian orthography
raport — RAPÓRT, (I) raporturi, (II) rapoarte, s.n. I. 1. Legătură între două sau mai multe persoane, obiecte, fenomene, noţiuni pe care gândirea omenească o poate constata şi stabili; relaţie. ♢ expr. În raport cu... = faţă de..., în comparaţie cu... Sub … Dicționar Român
corelaţie — CORELÁŢIE, corelaţii, s.f. 1. Relaţie, legătură reciprocă între două sau mai multe lucruri sau fenomene; relaţie în care unul dintre termeni nu poate exista fără celălalt. 2. Dependenţă reciprocă, relaţie a două fenomene sau procese între… … Dicționar Român
reflexiv — REFLEXÍV, Ă, reflexivi, e, adj. 1. (În sintagmele) Pronume reflexiv = pronume care ţine locul numelui unui obiect asupra căruia se exercită, direct sau indirect, acţiunea verbului şi care e identic cu subiectul verbului. Verb reflexiv = verb… … Dicționar Român
relativ — RELATÍV, Ă, relativi, e, adj. 1. Care se referă, se raportează la ceva sau la cineva, care are legătură cu ceva sau cu cineva. ♢ (gram.) Pronume (sau adverb) relativ = pronume (sau adverb) care face legătura dintre propoziţii subordonate şi… … Dicționar Român
binar — BINÁR, Ă, binari, e, adj. 1. Compus din două unităţi, din două elemente; care se divide în câte două elemente. 2. (Despre plante) Cu organele dispuse perechi. 3. (mat.) A cărui bază este numărul doi. ♢ Relaţie binară = relaţie care are loc între… … Dicționar Român
legătură — LEGĂTÚRĂ, legături, s.f. I. 1. Legare; mod de a uni două corpuri, prin care se limitează mobilitatea lor relativă şi care permite de obicei transmiterea unor mişcări de la unul la celălalt; joncţiune. ♦ spec. Mod de împletire a firelor de urzeală … Dicționar Român
contact — CONTÁCT, contacte, s.n. 1. Atingere directă, nemijlocită între două corpuri, două forţe, două energii etc. ♢ expr. În contact cu... = în nemijlocită apropiere de..., în legătură strânsă cu... ♦ (concr.) Piesă care serveşte la stabilirea unui… … Dicționar Român
echivalenţă — ECHIVALÉNŢĂ, echivalenţe, s.f. 1. Egalitate de valoare, de semnificaţie, de sens; calitatea a ceea ce este echivalent. ♢ Examen de echivalenţă = examen pe care trebuie să l treacă acela care cere recunoaşterea, cu drepturi egale, a unei diplome… … Dicționar Român
invariant — INVARIÁNT, invarianţi, s.m. Mărime, relaţie, proprietate etc. care rămâne neschimbată în urma aplicării sau intervenţiei unei transformări. [pr.: ri ant. var.: invariántă s.f.] – Din fr. invariant. Trimis de valeriu, 21.07.2003. Sursa: DEX 98 … … Dicționar Român