-
1 incorrect
onjuist -
2 misuse of funds
-
3 wrongful dismissal
onjuist ontslag -
4 wrong
adj. niet waar; fout; verkeerd; niet eerlijk; niet goed; niet rechtschapen; binnenstebuiten--------adv. verkeerd; onjuist; niet in orde; kwaad; onrecht--------n. kwaad, onrecht; misstand, wantoestand--------v. onrecht aandoen, verongelijken, te kort doen; onbillijk zijn tegenoverwrong1[ rong] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:do someone a great wrong • iemand een groot onrecht aandoendo wrong • onrecht doen, ergens verkeerd aan doen→ two two/————————wrong21 verkeerd ⇒ fout, onjuist♦voorbeelden:wrong number • verkeerd nummer/verbondenwrong side out • binnenstebuiten(the) wrong way round • achterstevoren, de verkeerde kant opthe clock is wrong • de klok loopt niet gelijkwrongly accused • ten onrechte beschuldigd〈 informeel〉 what's wrong with …? • wat is er aan de hand met/fout aan …?; wat mankeert er aan …?be caught on the wrong foot • verrast/overvallen worden, verrast worden met de broek op de enkelsget on the wrong side of someone • iemands sympathie verliezen/verspelenget out of bed on the wrong side • met zijn verkeerde been uit bed stappenhe is laughing on the wrong side of his face/mouth now • het lachen is hem vergaanon the wrong side of sixty • de zestig gepasseerd〈 Amerikaans-Engels〉 the wrong side of the tracks • de achterbuurten/zelfkantyou're wrong • je hebt ongelijk/vergist jeII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:————————wrong3〈 werkwoord〉1 onrecht doen ⇒ onrechtvaardig behandelen, onredelijk zijn tegen2 onbillijk/verkeerd beoordelen♦voorbeelden:————————wrong4〈 bijwoord〉1 foutief ⇒ verkeerd, onjuist♦voorbeelden:you told me wrong • je hebt me verkeerd voorgelicht -
5 improper
-
6 incorrect
adj. onjuist, niet precies; onbehoorlijk; niet netjes, niet korrekt[ ingkərekt] 〈 incorrectness〉1 incorrect ⇒ onjuist, verkeerd; ongepast -
7 miscalculate
v. zich misrekenen, verkeerd schatten, onjuist berekenenmiscalculate〈zelfstandig naamwoord: miscalculation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 misquote
v. verkeerd aanhalen, onjuist aanhalen[ miskwoot] 〈zelfstandig naamwoord: misquotation〉1 onjuist aanhalen/weergeven ⇒ incorrect citeren -
9 erroneous
-
10 false
adj. bedriegelijk; voor niets, tevergeefs; ledig; per vergissing; onwaar; gelogen; onecht; liegend; ontrouwfalse1[ fo:ls] 〈bijvoeglijk naamwoord; falser; falseness〉1 onjuist ⇒ fout(ief), verkeerd3 bedrieglijk ⇒ onbetrouwbaar, leugenachtig♦voorbeelden:false start • valse starttrue or false? • waar of onwaar?false bottom • dubbele bodemunder false pretences • onder valse voorwendselsfalse scent • dwaalspoorbe false to one's friends • zijn vrienden ontrouw zijn————————false2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
11 faulty
-
12 right and wrong
-
13 unjust
-
14 unjustified
-
15 unsound
-
16 untruthful
-
17 abusage
n. onjuist (of onfatsoenlijk) gebruik van woorden -
18 catachresis
n. misbruik van woorden; het niet zo nauw nemen met gebruik van een metafoor, het onjuist gebruiken van een woord (op metaforische wijze) -
19 catachrestic
adj. gekenmerkt door misbruik van woorden; onjuist in metaforisch gebruik -
20 false evidence
vals getuigenis; onjuist bewijsmateriaal
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
onjuist
Страницы