-
1 to disseminate
verspreiden -
2 disperse demonstrators
verspreiden van demonstranten -
3 disperse
v. spreiden, ontbinden; verspreiden, uit elkaar drijven[ dispə:s]1 zich verspreiden ⇒ uiteengaan, uiteenstuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uiteen drijven ⇒ verstrooien, verspreiden2 verspreiden ⇒ spreiden, uiteenplaatsen4 verjagen -
4 spread
n. wijdte; verbreiding, verspreiding; stuk land, landbezit v. een boer; smeersel; feestmaal, onthaal--------v. spreiden, zich uitspreiden; zich spreiden; zich verspreiden; verspreiden; smeren; besmerenspread1[ spred] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 breedte7 smeersel9 dubbele pagina ⇒ tekst/foto over twee (tegenover elkaar liggende) pagina's, spread————————spread23 uitgespreid/uitgesmeerd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedekken ⇒ beleggen/besmeren♦voorbeelden: -
5 diffuse
adj. verspreid, verstrooid--------v. verspreiden, uitstorten, uitgieten; doordringen in (v.vloeistoffen, gassen)diffuse1[ difjoe:s] 〈bijvoeglijk naamwoord; diffuseness〉————————diffuse2[ difjoe:z]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 disseminate
-
7 fan
n. ventilator; waaier; aanhanger, supporter; liefhebber, bevorderaar, vriend--------v. uitwaaieren, zich verspreiden; aanblazen, aanwakkerenfan1[ fæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 waaier3 bewonderaar(ster) ⇒ enthousiast, fan————————fan2〈 fanned〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 fan the flames • het vuur aanwakkeren, olie op het vuur gietenfan a passion • gevoelens aanwakkeren -
8 scatter
n. verstrooiing, verspreiding, verdrijving; kleine hoeveelheid; overschot aan reclametijd op televisie (na eerste verkoop voor het seizoen)--------v. uitspreiden; uitzaaien; verspreidenscatter1♦voorbeelden:————————scatter2♦voorbeelden:scatter over • uitstrooien over -
9 currency
n. valuta; geld; omzet; gewoonte; omloop[ kurrənsie] 〈meervoud: currencies〉2 munt/geldstelsel♦voorbeelden:1 foreign/hard/soft currencies • vreemde/harde/zachte valuta'sthe French currency • de Franse valuta2 gangbaarheid ⇒ geldendheid, courantheid♦voorbeelden: -
10 dissipation
n. verspilling, verkwisting; het verspreiden/verdrijven[ dissippeesjn]♦voorbeelden: -
11 distribute
v. verdelen, uitdelen, distribuëren, uitgeven[ distribjoe:t]♦voorbeelden:1 the rainfall is evenly distributed throughout the year • de regenval is gelijkmatig over het jaar verdeelddistribute among/to • uit/ronddelen aandistribute over • verspreiden overdistribute leaflets to the onlookers • pamfletten verspreiden onder de omstanders -
12 hawk
n. havik--------v. venten; verspreidenhawk1[ ho:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————hawk2〈 werkwoord〉 -
13 peddle
v. roddelen; verspreiden; verkopen[ pedl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verspreiden ⇒ rondstrooien, verkondigen♦voorbeelden: -
14 shed
n. loods, schuurtje, keet; remise; (koe)stal; afdak; hut--------v. vergieten; storten; afwerpen; verspreiden; slijmen; uitzenden; afvallenshed1[ sjed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schuur(tje) ⇒ keet, loods————————shed21 ruienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afwerpen ⇒ verliezen, afleggen, afschudden♦voorbeelden:shed eggs/spawn • kuit schietenshed bad habits • met slechte gewoonten brekenthe tree had shed its leaves • de boom had zijn bladeren laten vallen -
15 string out
v. uit elkaar vallen; rekken; verlengen; uitspreiden, in een rij of reeks verspreiden (zoals huizen in een lange rij)string outII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een rij doen vormen ⇒ in een lange rij plaatsen, rekken -
16 bandy about
bandy aboutte pas en te onpas noemen; verspreiden, rondbazuinen -
17 bandy
adj. met o-benen--------v. heen en weer smijten; (uit)wisselen; rondbazuinen; ruzie makenbandy1[ bændie] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————bandy2〈werkwoord; bandied〉1 heen en weer doen bewegen/gooien♦voorbeelden:bandy words with someone • ruzie maken/woorden hebben met iemandhave one's name bandied about • voortdurend genoemd wordenthe news was quickly bandied about • het nieuws ging als een lopend vuurtje -
18 blaze
n. laaiend vuur, vlammenzee--------v. opvlammen, in lichte laaien staan; adverterenblaze1[ bleez] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉1 vlammen(zee) ⇒ (verwoestend) vuur, brand2 uitbarsting ⇒ plotselinge uitval/aanval♦voorbeelden:the house was in a blaze • het huis stond in lichterlaaie¶ go to blazes! • loop naar de hel!go like blazes • zeer snel gaan, als de weerlicht gaan————————blaze21 (fel) branden ⇒ gloeien, in lichterlaaie staan; 〈 ook figuurlijk〉 in vuur en vlam staan 〈bijvoorbeeld van woede/opwinding〉2 (fel) schijnen ⇒ verlicht zijn, schitteren♦voorbeelden:the petrol-station blazed up • de vlammen sloegen uit het benzinestationthe quarrel blazed up • de ruzie laaide op→ blaze away blaze away/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 blaze a trail • een pad banen/markeren, een nieuwe weg inslaan -
19 blow abroad
blow abroadruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
20 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden
См. также в других словарях:
verspreiden — panya … Woordenlijst Sranan
Kinker — Kinker, Johannes, niederländ. Philosoph, Sprachforscher und Dichter, geb. 1. Jan. 1764 in Nieuwer Amstel, gest. 16. Sept. 1845 in Amsterdam, studierte die Rechte in Utrecht, ließ sich als Advokat im Haag und 1793 in Amsterdam nieder, wurde 1817… … Meyers Großes Konversations-Lexikon