-
1 broke
-
2 bust
adj. kapot, stuk; bankroet gaan--------n. borstbeeld, buste; borsten; hechtenis; bankroet--------v. aanhouden, in hechtenis nemen; breken; verliezen; een stap naar beneden op de ladderbust1[ bust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buste ⇒ borstbeeld, tors2 boezem ⇒ buste, borsten————————bust21 kapot ⇒ stuk, naar de knoppen♦voorbeelden:————————bust3〈 slang〉1 barsten ⇒ breken, kapotgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 breken ⇒ mollen, kapot/stuk maken2 laten springen ⇒ door/verbreken, bankroet laten gaan, platzak maken→ bust up bust up/ -
3 flat broke
-
4 flat
adj. plat, vlak; vierkant; standaard; verschaald; mat; te laag; flat, etage; mol--------adv. plat; compleet; zeker; precies; zonder rente--------n. flat, woning; een plat voorwerp; oppervlak; vlakte; platte band, beland; mineur (in muziek)flat1[ flæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 flat ⇒ etage, appartement3 platte kant ⇒ vlak, hand(palm)4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉lekke/lege band♦voorbeelden:————————flat2〈flatter; flatness〉♦voorbeelden:¶ be in/go into a flat spin • in de war/opgewonden zijn/rakenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 fall flat • mislukken, geen effect oogsten1 rond ⇒ op de kop af, exact♦voorbeelden:————————flat3〈 bijwoord〉1 plat ⇒ vlak, uitgestrekt♦voorbeelden: -
5 insolvent
adj. bankroet zijn; niet in staat zijnde tot afbetaling, problemen hebbend met lopende rekening[ insolvənt] -
6 penniless
-
7 skint
-
8 stony broke
-
9 lives on air
leeft v.d. lucht, platzak, zonder duit
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский