-
1 lie back
-
2 lie
n. leugen--------n. ligging, plaats; leugen--------v. liegen, een leugen vertellen; oplichten; voor de gek houden--------v. liggen; rusten; zich thuisvoelen; zijnlie1[ laj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 leugen♦voorbeelden:tell a lie • liegen2 〈 Brits-Engels〉 the lie of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk〉 de stand van zakengive the lie to • weerleggen→ white white/————————lie2I 〈onovergankelijk werkwoord; lied, lying〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:lie oneself out of something • zich ergens uit liegen————————lie31 (plat/uitgestrekt/vlak) liggen ⇒ rusten♦voorbeelden:1 lie ill • ziek in/te bed liggenlie asleep • liggen te slapen〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 lie doggo • zich schuil/koest/gedeisd houden2 here lies … • hier ligt/rust …lie at the mercy of • overgeleverd zijn aanlie in ruins/in the dust • in puin liggenlie dormant • sluimerenlie fallow • braak liggenlie heavy • zwaar op de maag liggen; (zwaar) op het geweten drukken, dwars zittenlie at anchor/its moorings • voor anker liggen, vastliggenmy sympathy lies with … • mijn medeleven/sympathie gaat uit naar … -
3 leave
n. vakantie; permissie, (het) toestaan; afwezig zijn met permissie; afscheid; weggaan--------v. uitkomen, bloeien--------v. verlaten; achterlaten; weggaan; het erbij laten zitten; ophouden; stopzetten; uitwissenleave1[ lie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestemming ⇒ permissie, verlof2 verlof ⇒ vrij 〈in het bijzonder met betrekking tot overheid/leger〉; 〈 voornamelijk enkelvoud〉 vakantie♦voorbeelden:1 leave of absence • verlof, vakantieleave of absence without pay • onbetaald verloftake leave to • (het) wagen/de vrijheid nemen teby/with your leave • met uw permissie〈 informeel〉 without a ‘by your leave’ or a ‘with your leave’ • zo maar, ongevraagdtake (one's) leave (of someone) • (iemand) gedag/vaarwel zeggen; weggaan (bij/van iemand)→ French French/————————leave2♦voorbeelden:it's time for you to leave/time you left • het wordt tijd dat je weggaatleave one's wife • bij zijn vrouw weggaanleave for work • naar zijn werk vertrekken→ leave off leave off/1 laten liggen/staan ⇒ achterlaten, vergeten♦voorbeelden:leave about/around • laten (rond)slingerenleave for • vaarwel zeggen voor, in de steek laten voorleave (something) undone • (iets) ongedaan latenleave (something) unsaid • over iets zwijgenbe left with • (blijven) zitten met, opgescheept worden met3 leave much/a lot/something/nothing to be desired • veel/een hoop/iets/niets te wensen over latenfour from six leaves two • zes min vier is tweeleave (someone) a fortune • (iemand) een vermogen nalatenbe well left • goed verzorgd achterblijven¶ leave (someone/something) be • (iemand) met rust laten, (iets) laten rustenleave someone/something standing • beter zijn dan iemand/iets, iemand/iets in de schaduw stellenleave it at that • het er (maar) bij latenleave aside • buiten beschouwing latenleave in • op zijn plaats latenI'll leave it entirely up to you • ik laat het helemaal aan jou overleave (people) to themselves • zich niet bemoeien met (mensen)leave someone to it • iemand aan zijn lot overlaten→ leave behind leave behind/, leave on leave on/, leave out leave out/, leave over leave over/, luggage luggage/ -
4 ride
n. paardrijden; rit; weg--------v. rijden; paardrijdenride1[ rajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:can you give me a ride to the station? • kan je mij een lift geven tot aan het station?〈 informeel〉 take someone for a ride • iemand voor de gek houden; 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; eufemistisch〉 een ritje met iemand gaan maken 〈 onder dwang, met de bedoeling hem te vermoorden〉————————ride2♦voorbeelden:1 ride astride/side-saddle • schrijlings/in amazonenzit (paard) rijdenride high • hoog op het water liggen4 this horse rides well • dit paard rijdt goed/is goed berijdbaar¶ Batman rides again • Batman slaat weer toe/is weer in actieride roughshod over someone/something • (gemakkelijk) over iemand heen lopen, over iets heen stappen, zich niet storen aan iemand/ietsride up • omhoogkruipen, opkruipenthis skirt is always riding up • die rok kruipt altijd omhoogII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (laten/doen) rijden♦voorbeelden:2 ride a bicycle/bike • op de fiets rijden, fietsen -
5 hibernation
-
6 abate
v. (ver)minderen, afnemen, bedaren, gaan liggen, verflauwen[ əbeet] 〈zelfstandig naamwoord: abatement〉♦voorbeelden:the wind abated • de wind ging liggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 anchor
n. anker; omroeper van uitzending; schuilplaats; veilige plaats--------v. ankeren; verankerenanchor1[ ængkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 anker2 steun ⇒ toeverlaat, toevlucht♦voorbeelden:1 cast/drop the anchor • het anker (uit)werpen/vieren/neerlatencome to anchor • voor anker komen/gaanlie/be/ride at anchor • voor/ten anker liggenweigh anchor • het anker lichtenat anchor • voor anker————————anchor2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 be down
be down1 beneden/onderaan zijn ⇒ minder/verminderd/gezakt zijn 〈 letterlijk en figuurlijk〉2 uitgeteld zijn/liggen ⇒ 〈 figuurlijk〉 somber/neerslachtig zijn3 neer/ingeschreven zijn♦voorbeelden:Sue's hair was still down • Sues haar was nog niet opgestokenMary isn't down yet • Maria is nog niet beneden/opour takings are £10 down on yesterday • we hebben £10 minder gedraaid vandaagbe down for a school • ingeschreven staan als leerling van een schoolhe's down to his last pound • hij heeft nog maar één pond over -
9 be out
be out1 (er)uit/buiten zijn ⇒ weg zijn, er niet (meer) zijn2 〈 informeel〉uit/voorbij zijn4 openbaar (gemaakt) zijn ⇒ gepubliceerd/verschenen zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 one more word and you are out! • nog één woord en je vliegt eruit!2 before the year is out • voor het jaar voorbij/om isthe results are out • de resultaten zijn bekendthe secret is out • het geheim is uitgelekt6 rough games are out! • geen ruwe spelletjes!11 the tide is out • het is laag tij/ebbe out by twenty pounds • twintig pond te weinig hebben/armer zijnbe out for oneself • zijn eigen belangen dienen -
10 be
n. Barylium (chemische grondstof Be)be1 zijn ⇒ bestaan, voorkomen; plaatshebben2 〈 alleen in voltooide tijd〉geweest/gekomen zijn♦voorbeelden:2 has the postman been? • is de postbode al geweest?〈Brits-Engels; informeel〉 he's been and won the first prize • laat ie me nou toch de eerste prijs winnenII 〈 koppelwerkwoord〉1 zijn5 liggen aan ⇒ komen door, de schuld zijn van♦voorbeelden:she'd like to be a teacher • ze zou graag lerares wordenthe bride-to-be • de toekomstige/aanstaande bruida would-be teacher • iemand die zich voor leraar uitgeeftMrs Smith, Miss Jones that was • mevr. Smith, geboren Jonesbe that as it may • hoe het ook zijhow are you? • hoe is het met je?be back • terug zijnbe about/around • (ergens) rondslingerenI'm before you • ik kom voor u aan de beurtwhat's behind this? • wat steekt hier achter?it's beyond my wildest expectations • het gaat mijn stoutste verwachtingen te boven〈 alleen in voltooide tijd〉 have you ever been to India? • ben je ooit naar/in India geweest?4 A+ is excellent • een A-plus is/betekent uitstekendwhat's that to him? • wat trekt hij zich daarvan aan?how is that? • hoe komt dat (zo)?they were already about their business • ze waren al (met hun zaken) bezigbe after someone • iemand achternazittenbe after something • iets proberen te pakken te krijgen, op iets uit zijn〈 informeel〉 be off something • geen trek/zin meer hebben inas is/was • zoals hij/zij/het is/was→ be about be about/, be around be around/, be at be at/, be down be down/, be for be for/, be in be in/, be off be off/, be on be on/, be out be out/, be out of be out of/, be over be over/, be round be round/, be through be through/, be up be up/, be upon be upon/, be up to be up to/, be with be with/III 〈 hulpwerkwoord〉1 aan het … zijn♦voorbeelden:1 they were reading • ze waren aan het lezen, ze lazen3 if this were to happen, were this to happen • als dit zou/mocht gebeuren→ be going to be going to/, be to be to/ -
11 border on
grenzen aan, liggen naastborder on, border upon1 grenzen aan ⇒ liggen naast, belenden♦voorbeelden: -
12 couch
n. bank; sofa; bed--------v. formuleren, verwoorden; gaan liggen, plat tegen de grond gedruktcouch1[ kautsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (rust)bank ⇒ sofa, divan3 (hazen)leger ⇒ hol, nest————————couch2[ kautsj]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 down
n. Down (johan lengdon hayden, engelse dokter,down syndroom een ziekte genoemd naar zijn naam)down1[ daun]♦voorbeelden:¶ have a down on someone • de pest/een hekel hebben aan iemand1 dons ⇒ haartjes, veertjesIII 〈meervoud; Down〉♦voorbeelden:1 the North/South Downs • de noordelijke/zuidelijke heuvelrug in Zuid-Engeland————————down21 neergaand ⇒ naar onder/beneden leidend2 beneden♦voorbeelden:2 it's 7.030, but no one is down yet • het is 7.30, maar er is nog niemand beneden¶ cash down • contante betaling, handje contantjedown payment • contante betaling————————down3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 down an aeroplane • een vliegtuig neerschieten/halen————————down4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:bend down • bukken, vooroverbuigencome down (in life) • aan lager wal (ge)rakenthe sun goes down • de zon gaat ondergo down (south) • naar het zuiden trekkengo down in price • goedkoper wordengo down three to one • met drie-een verliezenkeep down • onder de duim houden, onderdrukkenkeep down one's food • zijn eten binnenhoudenput down in writing • opschrijventhe wind went/died down • de wind ging liggenup and down • op en neerdown on your knees! • op de knieën!down with the president! • weg met de president!down! • liggen!, koest!, af! 〈 tegen hond〉go down to the country • het platteland bezoekentrack someone down • iemand opsporen〈 Amerikaans-Engels〉 down south • in/naar de zuidelijke staten¶ eight down and two to go • acht gespeeld, nog twee te spelendeep down inside, down under • in zijn binnenstedown under • bij de tegenvoeters, in Australië en Nieuw-Zeeland————————down5〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:roll down (the) hill • (van) de berg (af)rollendown (the) river • de rivier af, verder stroomafwaartsdown South • zuidwaarts, in het zuidenhe went down the street • hij liep de straat doordown town • de stad in, in het centrum -
14 let up
v. minder extreem of langzamer worden, verminderen (bv. "Het sneeuwt al zo'n lange tijd, zal het nu ooiit verminderen?")let up1 minder worden ⇒ afnemen, gaan liggen♦voorbeelden:without letting up • onverminderd -
15 lie down
ga liggen,rustenlie down1 (gaan) liggen/rusten♦voorbeelden: -
16 lie fallow
-
17 loggerhead
n. overhoop liggen, bakkeleien; schildpadsoortloggerhead♦voorbeelden: -
18 look
n. blik; uitdrukking; gezicht; voorkomen; rol; uiterlijk--------v. kijken; lijken, er uit zien; zoeken; zienlook1[ loek]4 mode5 uitzicht♦voorbeelden:by the look(s) of it/things • zo te zienII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————look21 kijken ⇒ (proberen te) zien, aandachtig/zoekend kijken2 uitkijken ⇒ uitzien, liggen♦voorbeelden:look about/around • om zich heen kijken, rondkijkenlook on • toekijkenlook at • kijken naar, in ogenschouw nemen; beschouwen, onderzoekento look at him … • naar zijn uiterlijk te oordelen …not look at • niet in overweging nemen, niets willen weten vanlook beyond • verder kijken danlook down the road • de weg af kijken2 look onto/towards • uitzien/uitkijken oplook to the south • op het zuiden liggen¶ look you! • kijk!look down (up)on • neerkijken oplook forward to • tegemoet zien, verlangen naarlook here! • kijk eens (even hier)!, luister eens!look in on someone • bij iemand langskomen/aanlopenlook after • passen op, zich bekommeren om; toezien oplook after oneself, look after one's own interests • voor zichzelf zorgenlook for • zoeken (naar)look for trouble • om moeilijkheden vragenlook (up)on someone as • iemand beschouwen als/houden voor→ look back look back/, look out look out/, look round look round/, look through look through/, look to look to/, look up look up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zijn blik richten op ⇒ kijken (naar), zien4 zorgen♦voorbeelden:look someone down • iemand de ogen doen neerslaanlook what you've done • kijk nou (eens) wat je gedaan hebtlook who's here! • kijk eens wie daar aankomt/wie hebben we hier!he isn't looking himself today • hij is niet geheel zichzelf vandaag4 look that … • ervoor zorgen dat …1 lijken (te zijn) ⇒ uitzien, de indruk wekken te zijn♦voorbeelden:look interesting/promising • er interessant/veelbelovend uitzienlook ill/well • er slecht/goed uitzienlook like • eruitzien als, lijken opthis looks to me like an exit • volgens mij is dit een uitgangit looks like snow • er is sneeuw op komsthe looks as if he has a hangover • hij ziet eruit alsof hij een kater heeft -
19 lull
n. (korte)stilte, (tijdelijke)rust, bedaring; (in slaap)sussen--------v. in slaap) sussen, in slaap wiegen, kalmeren; gaan liggen, luwen (wind)lull1[ lul] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 korte rust/stilte♦voorbeelden:————————lull21 luwen ⇒ afnemen, gaan liggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 lurk
n. schuilplaats--------v. op de loer liggen; verborgen zijn; (op internet) verborgen aanwezig zijn, zonder deel te nemen[ lə:k]2 latent (aanwezig) zijn ⇒ verborgen/verstopt zijn♦voorbeelden:lurking unemployment • latente/verborgen werkloosheid
См. также в других словарях:
liggen — didon … Woordenlijst Sranan
liggen — ligg(en obs. and dial. form of lie v.1 … Useful english dictionary
Liegen — 1. Allein liegen ist am besten. 2. Auff den, der unten liegt, soll man nicht sitzen. – Lehmann, II, 30, 42. 3. Besser liegen als betrügen. – Sprichwörtergarten, 103. Besser arm, niedrig bleiben, als auf eine unrechtliche, unwürdige Weise reich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Lain — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
Lay — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
Lie — Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan,… … The Collaborative International Dictionary of English
Lien — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
Lying — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
To lie along the shore — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
To lie at the door of — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English
To lie at the heart — Lie Lie, v. i. [imp. {Lay} (l[=a]); p. p. {Lain} (l[=a]n), ({Lien} (l[imac] [e^]n), Obs.); p. pr. & vb. n. {Lying}.] [OE. lien, liggen, AS. licgan; akin to D. liggen, OHG. ligen, licken, G. liegen, Icel. liggja, Sw. ligga, Dan. ligge, Goth. ligan … The Collaborative International Dictionary of English