-
1 outdoor training period
serie trainingen (serie militaire trainingen onder strijdveldomstandigheden) -
2 series of allegations
serie van beschuldigingen (serie van aantijgingen) -
3 Mortal Kombat
serie populaire computer- en videospelletjes (geproduceeerd door Midway Games, Inc.) -
4 series of suggestions
serie voorstellen (reeks van verschillende voorstellen) -
5 batch-job production
serie-stukproductie -
6 batch-mass production
serie-massaproductie -
7 series-resonant circuit
serie-resonerend circuitEnglish-Dutch technical dictionary > series-resonant circuit
-
8 series impedance
serie-impedantie -
9 series inductance
serie-inductantie -
10 series inductors
serie-inductoren -
11 to connect in series
serie schakelen in -
12 serial
adj. op een rij, achtereen; (in computers) seriële verbinding, geeft de informatie achterelkaar door - bit na bit--------n. serie; vervolg verhaal; vervolg serieserial1[ siəriəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 feuilleton ⇒ vervolgverhaal, (radio/televisie)serie————————serial21 serieel ⇒ in serie, serie-, opeenvolgend♦voorbeelden:1 serial number • volgnummer, serienummerin serial order • in/op volgordeserial production • serieproductieII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 in afleveringen/delen verschijnend ⇒ vervolg-, serie-, periodiek♦voorbeelden:1 serial publication • seriepublicatie, vervolgwerkbe published serially • in afleveringen/als serie verschijnen -
13 series
n. serie, series ; reeks; rij; televisieserie[ siərie:z] 〈meervoud: series〉♦voorbeelden:second series • tweede reeks/jaargang 〈 bijvoorbeeld van tijdschrift〉♦voorbeelden: -
14 soap opera
melodramatische serie (radio/tv serie, meestal op laag niveau)soap opera -
15 course
n. baan, weg; richting; cursus; portie; serie; laag--------v. loop, koers, gang; konijnenjachtcourse1[ ko:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 loop ⇒ (voort)gang, duur2 koers ⇒ richting, route3 manier ⇒ weg, (gedrags)lijn5 cyclus ⇒ reeks, serie♦voorbeelden:the river has changed its course • de rivier heeft zijn loop verlegdrun/take its course • zijn beloop hebben, (natuurlijk) verlopenyour illness must run its course • je zal het moeten uitziekenin the course of • in de loop vanin (the) course of time • op den duur, mettertijdoff course • uit de koerson course • op koers¶ of course • natuurlijk, vanzelfsprekend〈 verkorting van of course, informeel〉 course! • tuurlijk!, vanzelf!→ due due/————————course21 stromen ⇒ sijpelen, vloeienII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
16 in series
-
17 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
18 serialize
v. tot een reeks of serie behorende (vooral tijdschriften), in aflevering verschijnendserialize, serialise[ siəriəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: serialization〉1 als feuilleton/serie publiceren ⇒ in (verschillende) afleveringen/delen uitgeven/uitzenden2 rangschikken ⇒ ordenen/indelen in reeksen -
19 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
20 sitcom
n. sitcom, komische t.v.- serie
См. также в других словарях:
sérié — sérié … Dictionnaire des rimes
série — [ seri ] n. f. • 1715; lat. series, spécialisé dès le XVIIe en math. 1 ♦ Math. Somme d un nombre fini de termes. Série harmonique : somme des inverses des entiers. Série convergente, telle que la somme de ses n premiers termes tend vers une… … Encyclopédie Universelle
Série TV — Série télévisée Séries télévisées par période / genre / origine Liste complète Une série télévisée (en abrégé série, ou familièrement série télé) est une œuvre de fiction audiovisuelle, composée d épisodes construits autour d éléments communs… … Wikipédia en Français
Serie-B — Verband FIGC Erstaustragung 6. Oktober 1929 Mannschaften 22 Teams … Deutsch Wikipedia
Serie A — Vorlage:InfoboxFußballwettbwerb/Wartung/Logoformat Verband FIGC Erstaustragung 6. Oktober 1929 Hierarchie 1. Liga Mannschaften … Deutsch Wikipedia
Serie D — is the top level of the Italian non professional football association called Lega Nazionale Dilettanti . The association represents over a million football players and thousands of football teams across Italy. Serie D ranks just below Lega Pro… … Wikipedia
Serie B — Vorlage:InfoboxFußballwettbwerb/Wartung/Logoformat Verband FIGC Erstaustragung 6. Oktober 1929 Hierarchie 2. Liga … Deutsch Wikipedia
serie — SÉRIE, serii, s.f. 1. Înşiruire de termeni care se succedă potrivit unei anumite legi; succesiune neîntreruptă de lucruri, de fapte etc. de acelaşi fel, care formează un ansamblu sau care sunt considerate astfel; şir; p. ext. mulţime, sumă. ♢ loc … Dicționar Român
Serie — Série Voir « série » sur le Wiktionnaire … Wikipédia en Français
Serie D — 2010/11 Fundación 1948 País … Wikipedia Español
serie — sustantivo femenino 1. Conjunto de cosas relacionadas entre sí que ocurren o se suceden una detrás de otra: Los niños tenían que ordenar una serie de cubiletes según su tamaño. 2. Conjunto de personas o cosas que guardan relación entre sí, pero… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española