-
1 Kans.
n. Kansas (land in Verenigde Naties) -
2 chance of rain
kans op regen -
3 games of chance
kans/gokspelletjes -
4 chance
kanstoevaluitzicht -
5 probability
kanswaarschijnlijkheid -
6 risk of failure
kans op fouten -
7 chance
adj. toeval; onverwacht--------n. kans; toeval; zaak; gevaar--------v. toevallige gebeurtenis; kans; risicochance1[ tsja:ns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kans ⇒ mogelijkheid, waarschijnlijkheid4 risico♦voorbeelden:1 stand a (good/fair) chance • een (goede/redelijke) kans makennot a chance • geen schijn van kans, geen denken aanif, by any chance/some chance or other • mocht het zo zijn data chance of success • een kans op succes(the) chances are that • het is waarschijnlijk datleap at a chance • een kans (met beide handen) aangrijpenI never miss a chance • ik laat geen gelegenheid voorbijgaanleave to chance • aan het toeval overlatenby (any) chance • toevallig→ fighting fighting/————————chance2♦voorbeelden:————————chance3♦voorbeelden:if it should chance to snow • mocht het gaan sneeuwen¶ chance (up)on • (toevallig) vinden/aantreffenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 odds
n. ongelijkheid, verschil; (grote) kans, waarschijnlijkheid[ odz]♦voorbeelden:what's the odds? • wat doet dat ertoe?face fearful odds • tegenover een geweldige overmacht staanthe odds are against/on his winning the election • naar alle waarschijnlijkheid zal hij de verkiezingen verliezen/winnenthe odds are that she will do it • de kans is groot dat ze het doet5 give/receive odds • voorgift geven/krijgengive/lay odds (on) • wedden (op)I'll lay odds (on it) that he won't win • ik durf te wedden dat hij niet wintplay the odds • op de notering van de winnaar gokkenagainst all (the) odds • tegen alle verwachtingen inover the odds • meer dan verwacht -
9 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
10 prospect
n. hoop; kans; uitzicht; zicht--------v. prospecteren, zoeken (naar olie, goud of zilver); onderzoeken (gebied)prospect1[ prospekt]3 mogelijke gegadigde ⇒ mogelijke kandidaat/klant1 hoop ⇒ verwachting, kans, vooruitzicht♦voorbeelden:1 have in prospect • kans hebben op, te verwachten hebben————————prospect2 -
11 watch
n. horloge; klok; bewaking; aflossing; wacht; bewaker; waakzaamheid, oplettendheid; uitzicht, zicht--------v. kijken naar, gadeslaan; letten op; attentie bieden; bewaken; oppassen op; oppassen voor; opmerkzaam zijnwatch1[ wotsj]♦voorbeelden:II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 wacht ⇒ waakzaamheid, hoede♦voorbeelden:keep (a) (close/careful) watch on • (nauwlettend) in de gaten houdenon the watch for • wachtend op, op zijn hoede voorkeep/stand watch • op wacht staanIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 wacht ⇒ bewaking, uitkijk————————watch22 wachten5 waken♦voorbeelden:3 watch out • uitkijken, oppassenwatch (out) for • uitkijken naar, loeren opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:watch one's weight • op zijn gewicht lettenwatch it! • pas op!, voorzichtig!watch yourself • pas op! -
12 a fat chance
niet de minste kans, geen schijn van kans -
13 a/one chance in a million
a/one chance in a million————————a/one chance in a million -
14 bet
n. wedden--------v. weddenbet1[ bet] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 inzet3 iets waarop men wedt ⇒ kans, keuze4 mening♦voorbeelden:lay/make/place a bet (on something) • wedden (op iets)what's the bet he doesn't do it • wedden dat hij het niet doet4 my bet is that he won't win • ik wed/durf erop te wedden dat hij niet wint————————bet2〈werkwoord; betted of ook bet, bet〉♦voorbeelden:‘I reckon he'll do it’ ‘you bet (he will)!’ • ‘volgens mij doet hij het’ ‘nou en of/uiteraard!’‘John's quite happy about the result’ ‘I bet he is’ • ‘John is best tevreden over het resultaat’ ‘dat kan ik me voorstellen’‘perhaps I'll go after all’ ‘I bet you will’ • ‘misschien ga ik toch’ ‘ja, ja, dat wil ik weleens zien’ -
15 evens
-
16 fat
tabel met de posities van de bestanden op de schijf; tabel die de plaatsing van de bestanden vaststelt; de FAT heeft een vaste plaats op de schijfFAT (File Allocation Table)fat1[ fæt] 〈zelfstandig naamwoord; in betekenis 0.2 ook Fat〉1 vet ⇒ bakvet, lichaamsvet♦voorbeelden:¶ the fat is in the fire • de boot is aan, de poppen zijn aan het dansenlive off/on the fat of the land • van het goede der aarde genietenchew the fat • kletsen, lullen————————fat2〈bijvoeglijk naamwoord; fatter; fatness〉1 dik ⇒ vet(gemest), weldoorvoed4 groot ⇒ dik, lijvig♦voorbeelden:fat volumes • lijvige boekdelen¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 a fat cat • rijke pief; 〈 in het bijzonder〉(stille) financier, geldschieter 〈 achter politicus of partij〉————————fat3〈 werkwoord〉→ calf calf/ -
17 fear
n. angst; bedreiging; zorg, bangheid; bezorgdheid--------v. bang zijn; angstig zijn; zich zorgen maken; benauwd zijn; opzien tegenfear1[ fiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 without fear or favour • rechtvaardig, onpartijdigfor fear of • uit vrees datin fear and trembling • met angst en bevengo in fear of • bang zijn voor〈 informeel〉 no fear • beslist niet, geen sprake vanput the fear of God into someone • iemand goed bang maken————————fear2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, duchten2 vermoeden ⇒ een voorgevoel hebben van, vrezen♦voorbeelden: -
18 fifty-fifty
fifty-fifty〈 informeel〉♦voorbeelden:go fifty-fifty with someone • met iemand samsam doenit's split fifty-fifty • het is in tweeën verdeeldit's fifty-fifty that Will won't come • er is vijftig procent kans dat Will niet komt -
19 opportunity
n. gelegenheid; mogelijkheid[ oppətjoe:nətie] 〈meervoud: opportunities〉1 (gunstige/geschikte) gelegenheid ⇒ kans♦voorbeelden:leap at an opportunity • een gelegenheid met beide handen aangrijpentake/seize the opportunity to • van de gelegenheid gebruik maken omshe had ample opportunity for doing that • ze had ruimschoots de gelegenheid (om) dat te doen -
20 probability
n. waarschijnlijkheid; kans[ probbəbillətie] 〈meervoud: probabilities〉♦voorbeelden:there's little probability that • het is niet erg waarschijnlijk datin all probability • hoogstwaarschijnlijk
См. также в других словарях:
Kans. — Kans., Abkürzung für den nordamerik. Staat. Kansas … Kleines Konversations-Lexikon
Kans. — Kans., Abkürzung für den Staat Kansas, USA. … Universal-Lexikon
Kans — sigla nelle targhe automobilistiche e in usi burocratici, Kansas … Dizionario italiano
Kans. — Kans. abbreviation Kansas … Usage of the words and phrases in modern English
Kans. — Kans. (Kansas) n. state in the central United States … English contemporary dictionary
Kans — abbrev. Kansas … English World dictionary
KANS — Infobox Radio station name = KANS city = Emporia, Kansas area = branding = slogan = 96.1 the Wave frequency = 96.1 MHz airdate = share = share as of = share source = format = Adult Contemporary power = erp = 6,000 watts haat = 97.0 meters class … Wikipedia
Kans — *1. Dat is mîn Kans nich. – Stürenburg, 102a. Das ist nicht meine Sache; es ist mir gleichgültig, wie das ausfällt. *2. Ick seh d r gên Kans up. – Stürenburg, 102a. Ich sehe die Sache schwierig ein. *3. Sin Kans1 wahrnehmen. – Eichwald, 944. 1)… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
kans — ˈkän(t)s noun also kans grass (plural kans) Etymology: Hindi kãs, from Sanskrit kāśa : a common Indian grass (Saccharum spontaneum) found also in the West Indies that is used for thatching and for forage and in some areas is a troublesome weed… … Useful english dictionary
Kans. — abbr. Kansas. * * * Kansas. * * * abbrev Kansas (US state) * * * Kans., Kansas. * * * abbr. Kansas … Useful english dictionary
kans grass — kans. [1880 85] * * * … Universalium