-
41 favourites
n. ongewenst, niet gewenst; ongunstig, ongenadig, niet bevooroordeeld, ongunstig -
42 favourless
adj. ongewenst, niet gewenst; ongunstig, ongenadig, niet bevooroordeeld, ongunstig -
43 défavorable
défavorable [deefaavorraabl]1 ongunstig ⇒ onvoordelig, schadelijk♦voorbeelden:être défavorable à qn. • iemand slechtgezind zijnadj -
44 неблагополучный
ongelukkig, ongunstig -
45 отрицательный
ontkennend, negatief, ongunstig -
46 не соглашаться
prepos.gener. (iem.) ongelijk geven (с кем-л.), aanvechten, afslaan, ongunstig beschikken (op-íà) -
47 неблагоприятный
-
48 неблагосклонный
-
49 недоброжелательный
adjgener. wangunstig, afgunstig, kwaadwillig, moedwillig, ongenegen, ongunstigRussisch-Nederlands Universal Dictionary > недоброжелательный
-
50 afmaken
I.[doden]tötenII.[ongunstig beoordelen] [omg.]scharf kritisierenIII.[voltooien]vollenden -
51 awkward
adj. onhandig; vreemd, eigenaardig; zwaarlijvig; gênant; opgelaten[ o:kwəd] 〈 awkwardness〉♦voorbeelden:¶ awkward age • moeilijke leeftijd, puberteitawkward customer • lastig/moeilijk persoon -
52 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
53 contrary
adj. het tegenovergestelde, tegenovergesteld; koppig; weigeraar--------adv. tegengesteld, strijdig (met)--------n. tegenovergesteldcontrary1[ kontrərie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: contraries〉♦voorbeelden:1 on the contrary • integendeel, juist niet… to the contrary • … ten spijt, niettegenstaande …if I don't hear anything to the contrary … • zonder tegenbericht …evidence to the contrary • bewijs van het tegendeel————————contrary22 ongunstig ⇒ tegenwerkend, averechts3 tegendraads ⇒ weerbarstig/spannig, eigenwijs♦voorbeelden:1 be contrary to • botsen/strijdig zijn metcontrary to • tegen … in, … ten spijt, ondanks -
54 disadvantageous
-
55 disfavour
-
56 give a warm welcome to
-
57 ill
adj. ziek; slecht, kwaad; kwalijk; niet geslaagd--------adv. nauwelijks; niet goed, op slechte wijze; luidruchtig; vijandig--------n. problemen; schade; ziekteill1[ il] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kwaad ⇒ onheil, vloek♦voorbeelden:————————ill21 ziek ⇒ beroerd, ongezond♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 schadelijk ⇒ nadelig, ongunstig♦voorbeelden:1 ill fame • slechte naam/reputatieill health • slechte gezondheidill humour/temper • chagrijn, slecht humeurill luck • pech3 ill feeling • haatdragendheid, kwaadwilligheid, wrok————————ill3〈 bijwoord〉1 slecht ⇒ kwalijk, verkeerd2 nauwelijks ⇒ amper, onvoldoende♦voorbeelden:1 ill at ease • slecht op zijn/haar gemakit ill becomes you to complain • het past je niet te klagen, jij hebt niets te klagen -
58 pejorative
adj. pejoratief; kleineert, verlaagd[ pidzjorrətiv] -
59 unfavorable
-
60 unfriendly
adj. onvriendelijk[ unfrendlie] 〈 unfriendliness〉1 onvriendelijk ⇒ vijandig, slechtgezind♦voorbeelden:1 unfriendly area • ongastvrij/onherbergzaam gebiedunfriendly welcome • koele ontvangst
Страницы