-
61 same
adj. zelfde; gelijk; overeenkomstig; bovengenoemde--------adv. op dezelfde manier; gelijk; eens; dezelfde--------pron. zelfdesame1[ seem] 〈voornaamwoord; bijna altijd met the〉1 de/hetzelfde♦voorbeelden:one and the same • één en dezelfde〈 informeel〉 same again please! • schenk nog maar eens in, hetzelfde a.u.b.!they are much the same • ze lijken (vrij) sterk op elkaarit's all the same to me • het is mij om het even, het maakt me niet uit(the) same to you • insgelijks, van 't zelfde→ all all/————————same2〈bijwoord; met the, behalve soms informeel〉♦voorbeelden:he found nothing, (the) same as my own dentist • hij vond niets, net als mijn eigen tandarts————————same3〈determinator; the〉1 zelfde ⇒ gelijke, overeenkomstige♦voorbeelden:it comes/amounts to the same thing • het komt op hetzelfde neerat the same time • tegelijkertijdmuch the same problem • vrijwel hetzelfde probleem -
62 saw
n. zaag; spreuk, gezegde--------v. zagen, afzagen, doorzagensaw1[ so:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————saw2〈voltooid deelwoord ook sawn [so:n]〉1 zagen ⇒ gezaagd worden, zich laten zagen♦voorbeelden:1 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ zagen, zaagbewegingen maken (met)♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 saw down a tree • een boom om/afzagensaw off • afzagensaw up • in stukken zagen, opzagen————————saw3→ see see/ -
63 she dropped her eyes
-
64 she settled her mother among the pillows
English-Dutch dictionary > she settled her mother among the pillows
-
65 sink
n. gootsteen; plaats waar leden van onderwereld samenkomen--------v. verzinken, zinken, ondergaan; tot zinken brengen; vallen; parachuutspringen; indringen; van honger omkomensink1[ singk] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 wasbak♦voorbeelden:————————sink21 (weg)zinken ⇒ (weg)zakken, verzakken3 afnemen ⇒ verflauwen, verdwijnen♦voorbeelden:sunken road • verzakte/holle wegsink to the ground • op de grond neerzijgenhis voice sank to a whisper • zijn stem daalde tot op fluisterniveausink in one's estimation • in iemands achting dalen5 his words will sink in • zijn woorden zullen inslaan/doordringenthe news finally sank into his mind • het nieuws drong eindelijk tot hem doorII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (bal) in gat/korf krijgen 〈 golf, basketbal enz.〉♦voorbeelden:sink one's head into one's hands • zijn hoofd in zijn handen laten zakkensink a pole into the ground • een paal de grond in drijvenbe sunk • reddeloos verloren zijn -
66 slam
n. harde slag, slem; scherpe kritiek--------v. dichtslaan, slaan; agressief aanvallen (slang)slam1[ slæm]♦voorbeelden:little/small slam • klein slem————————slam2〈 slammed〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (neer/dicht)smijten♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 slam the door (in someone's face) • de deur (voor iemands neus) dichtslaan 〈 ook figuurlijk〉slam down • neersmijten -
67 slay
v. doodslaan, doden, (neer-)vellen, afmaken, slachten1 doden ⇒ afmaken, slachten -
68 slop
n. gezwijmel; waterige soep, slappe kost; varkensvoer; vuil waswater--------v. (neer)plassen; kwakken; plassen; overstromen; sentimenteel doen; sloffen; overlopen van sentimentslop1[ slop] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————slop23 sloffen♦voorbeelden:slop out • toiletemmers leegmakenslop over someone • walgelijk sentimenteel doen tegen iemand -
69 stab
n. steek(wonde), stoot; pijnscheut, plotse opwelling--------v. toestoten (naar), steken; (door/dood)steken, doorborenstab1[ stæb] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 steek(wond) ⇒ stoot, uithaal♦voorbeelden:————————stab2〈 stabbed〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door/dood/neer)steken ⇒ doorboren♦voorbeelden: -
70 tears rain down his cheeks
tears rain down his cheeks -
71 the plane took off (only) to crash two minutes later
het vliegtuig steeg op en/maar stortte twee minuten later neer/ 〈 substandaard ook〉English-Dutch dictionary > the plane took off (only) to crash two minutes later
-
72 the problem comes down to this
-
73 the profits averaged out at fifty pounds a day
English-Dutch dictionary > the profits averaged out at fifty pounds a day
-
74 thud
n. bons, plof, doffe slag; gebons--------v. bonzen, ploffenthud1[ θud] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 plof ⇒ slag, bons————————thud2〈werkwoord; thudded〉 -
75 tilt
n. daling; buiging; aanslag; aanval; steekspel (tussen twee ridders); gevecht tussen twee ridders te paard die elkaar van het paard moeten werpen met een lans schuine stand; steekspel--------v. overhellen, scheef/schuin/op zijn kant staan; hellen veroorzaken; een wedstrijd houden in steekspeltilt1[ tilt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ full full/————————tilt21 scheef/schuin/op zijn kant staan ⇒ (over)hellen2 op en neer gaan ⇒ wiegelen, schommelen♦voorbeelden:1 tilt over • wippen, kantelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheef/schuin houden/zetten ⇒ doen (over)hellen, kantelen -
76 to them it was a virtual defeat
-
77 up
adj. wakker; staand--------adv. boven--------n. helling, opgang; stijging--------v. (plotseling) de hoogte in jagen, verhogenup1♦voorbeelden:¶ ups and downs • wisselvalligheden, voor- en tegenspoed〈 informeel〉 on the up-and-up • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉gestaag stijgend/vooruitgaand; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉eerlijk, openhartig————————up21 omhoog- ⇒ op-, opgaand♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 (om)hoog ⇒ hoger(geplaatst), op, rechtstaand2 op ⇒ uit bed, wakker5 gestegen9 om ⇒ op, voorbij♦voorbeelden:that matter is up for discussion • die zaak is voor discussie vatbaar9 time's up • de/je tijd is om/verstreken10 be well up in/on • veel afweten van, goed op de hoogte zijn vanI'm not up on this subject • ik weet geen snars van dit onderwerp af¶ what's up? • wat gebeurt er (hier)?up and about/around • weer op de been, (druk) in de weer♦voorbeelden:1 the road up • de weg omhoog/naar boven————————up3〈 upped〉♦voorbeelden:1 she upped and left • zij vertrok plotseling/zomaar1 (plotseling) de hoogte in jagen ⇒ verhogen, (abrupt) doen stijgen♦voorbeelden:————————up4[ up] 〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉 omhoog ⇒ op, naar boven, sterker, hoger, meer, verder 〈enz.〉, op-, uit-2 te voorschijn ⇒ zichtbaar, voor, uit-, over-4 〈 plaats of richting〉in/naar ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 in/naar de universiteit(sstad)/Londen♦voorbeelden:hands up! • handen omhoog!face up • met de bovenkant omhoogup the republic • leve de republiekcome up for air • aan de oppervlakte komen om lucht te happenhelp her up • help haar opstaanlive up in the hills • boven in de bergen wonenpuffed up • opgeblazensail up against the wind • tegen de wind in zeilenshe tore up the flowers • ze rukte de bloemen uit de grondturn up the music • zet de muziek harderhe went up north • hij ging naar het noordenup and down • op en neer, heen en weerup through history • door heel de geschiedenis heenup till/to now • tot nu toeup to and including • tot en metsums of up to sixty pounds • bedragen tot zestig pondfrom £4 up • vanaf vier pondfrom then on up • van dan af aanchildren from six years up • kinderen van zes jaar en ouderown up • bekennenit will turn up • het zal wel aan het licht komendrink up • drink je glas uitall sold up • helemaal uitverkochtup and down • overalI don't feel up to it • ik voel er mij niet toe in staat————————up5〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ boven in/op, omhoog♦voorbeelden:up the coast to Edinburgh • langs de kust omhoog naar Edinburghit's up the coast from here • het is hier vandaan verder langs de kustup (the) river • stroomopwaartsup the stairs • de trap opup the street • verderop in de straatup the valley • (verder) het dal in¶ up and down the country • door/in het gehele land→ yours yours/ -
78 virtual
adj. in feite--------n. op de computer een op de werkelijkheid gelijkend voorwerp of situatie tonen[ və:tsjoeəl]1 feitelijk ⇒ eigenlijk, praktisch♦voorbeelden: -
79 wiggle
n. gewiebel--------v. wiebelen, waggelen, heen en weer bewegenwiggle11 gewiebel————————wiggle2〈 informeel〉1 wiebelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen wiebelen ⇒ op en neer/heen en weer bewegen♦voorbeelden: -
80 write down
opschrijvenwrite down1 neer/opschrijven ⇒ op papier vastleggen2 beschrijven ⇒ uitmaken voor, beschouwen (als)♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Neer — 〈f. 20; nddt.〉 Wasserstrudel mit starker Gegenströmung * * * Neer, die; , en [viell. zu niederd. neer (in Zus.) = nieder ] (nordd.): Wasserstrudel mit starker ↑ Gegenströmung (1). * * * Neer, Aert van der, auch Aernout van der Neer, ni … Universal-Lexikon
Neer — ist der Name von Aert van der Neer ( 1603/1604–1677), holländischer Landschaftsmaler Eglon van der Neer (1634–1703), kurpfälzischer Hofmaler Neer (Leudal), ein Ortsteil der niederländischen Gemeinde Leudal Neer (Fluss), ein Nebenfluss der Maas in … Deutsch Wikipedia
Neer — Country Netherlands Province Limburg Municipality Leudal … Wikipedia
Neer — (n[=e]r), adv. & a. Nearer. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Neer [1] — Neer (holl.), das Wasser eines Stroms, welches durch ein entgegenstehendes Hinderniß (Sandbank, Felsenriff) zurückgeworfen wird, wodurch ein Wirbel entsteht … Pierer's Universal-Lexikon
Neer [2] — Neer, Fluß in der niederländischen Provinz Limburg, fällt in die Maas … Pierer's Universal-Lexikon
Neer [3] — Neer, 1) Aart van der N., geb. 1613 (od. 1619) in Amsterdam (od. in Gorinchem); Landschaftsmaler, lebte in Amsterdam, liebte Bilder der Dämmerung u. der vom Mondlicht durchschimmerten od. von einer fernen Feuersbrunst unterbrochnen Nacht u. wußte … Pierer's Universal-Lexikon
Neer [1] — Neer (holländ., Neerstrom), das Wasser eines Stromes, das durch ein entgegenstehendes Hindernis (Sandbank, Felsenriff) abgelenkt wird, so daß ein Wirbel sich bildet. Auch ein durch das Vorbeifließen einer Hauptströmung an einem Landvorsprung… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Neer [2] — Neer, 1) Aert (Arnout) van der, holländ. Maler, geb. 1603 in Amsterdam, gest. daselbst 9. Nov. 1677, war dort seit 1636 tätig. Er malte vornehmlich Kanallandschaften in Mondbeleuchtung von höchst malerischer Wirkung, nächtliche Feuersbrünste und… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Neer — Neer, Aert van der, Landschaftsmaler, geb. 1603 zu Amsterdam, gest. das. 1677, malte bes. Kanäle etc. mit Mondbeleuchtung, Feuersbrünste u. dgl. – Sein Sohn Eglon van der N., geb. 1643 zu Amsterdam, gest. 1703 zu Düsseldorf, Historien ,… … Kleines Konversations-Lexikon
Neer [1] — Neer, holländ., ein Flußwirbel … Herders Conversations-Lexikon