-
1 mêler
-
2 gogo
-
3 brasser
brasser [braasee]1 brassenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:brasser de l'argent • met grote geldbedragen omgaanv1) brassen [zeilen]2) brouwen [bier]4) schudden [kaarten] -
4 confondre
confondre [kõfõdr]2 (met elkaar) verwarren ⇒ verwisselen, door elkaar halen4 weerleggen ⇒ aan de kaak stellen, in het nauw drijven♦voorbeelden:rester confondu • versteld staan♦voorbeelden:v1) (ver)mengen -
5 mélanger
mélanger [meelãzĵee]〈 werkwoord〉2 met elkaar verwarren ⇒ overhoop gooien, door elkaar halen♦voorbeelden:mélanger une chose et une autre chose • twee dingen met elkaar verenigen, combineren→ carte1. v2) combineren3) versnijden [wijn]4) kruisen [dieren]2. se mélangerv2) neuken -
6 détailler
-
7 gros
gʀoadj1) dick, fettêtre gros comme un moineau — schmächtig sein, mickrig sein
être gros comme un camion — ganz offensichtlich sein, klar sein
Il y a gros à parier. — Man könnte wetten.
Voici en gros de quoi il s'agit. — Es handelt sich im Großen und Ganzen darum.
2) ( rude) grob, derb3) Gros plan FOTO Nahaufnahme f4) Hauptteil n, Kernstück ngrosgros [gʀo]1 commerce Großhandel masculin; Beispiel: commerçant en gros Großhändler masculin; Beispiel: prix de gros Großhandelspreis masculin2 (la plus grande partie) Beispiel: le gros du travail der Großteil der Arbeit; Beispiel: le gros de l'assistance die große Mehrheit des Publikums; Beispiel: le gros de la troupe das Gros der Truppe; Beispiel: le gros de l'orage est passé der schlimmste Sturm ist vorbei; Beispiel: faire le plus gros das Gröbste machen►Wendungen: en gros commerce en gros; (à peu près) ungefähr; (dans l'ensemble) im Großen und Ganzen; (schématiquement) in groben ZügenII Adverbe1 (beaucoup) viel; jouer, parier mit hohem Einsatz; Beispiel: je donnerais gros pour savoir... ich würde viel darum geben, wenn ich wüsste...2 écrire groß►Wendungen: il y a gros à parier que ich gehe jede Wette ein, dass————————grosI Adjectif1 (épais) dick; manteau, couverture dick, schwer; poitrine, lèvres voll; foie vergrößert; Beispiel: gros comme le poing faustgroß3 (corpulent) dick4 averse, fièvre stark; sécheresse lang; appétit groß; soupir tief, schwer; voix laut; Beispiel: grosses bises viele Grüße/Küsse!5 faute, dépenses groß; dégâts, opération schwer; récolte reich; Beispiel: acheter par grosses quantités große Mengen kaufen; Beispiel: gros client Großkunde masculin(féminin)6 buveur, mangeur stark; joueur eifrig; fainéant groß; Beispiel: gros malin Schlaumeier masculin familier; Beispiel: gros nigaud! familier du Dummkopf!10 (plein) Beispiel: gros de chagrin voller Kummer; Beispiel: le cœ ur gros de désirs das Herz voller Wünsche11 mer bewegt12 (enceinte) schwanger -
8 à gogo
à gogofamilier in rauen Mengen -
9 combiner
combiner [kõbienee]2 organiseren ⇒ uitwerken, bedenken, beramen♦voorbeelden:1. v1) verenigen, combineren2) organiseren3) bedenken, beramen2. se combinerv -
10 ingérer
ingérer [ẽzĵeeree]1 zich mengen (in) ⇒ zich inlaten (met), zich bemoeien (met)v( s'ingérer (dans)) zich bemoeien (met) -
11 intervenir
intervenir [ẽtervənier]〈 werkwoord〉1 tussenbeide komen ⇒ zich mengen, zich bemoeien, ingrijpen5 zich voordoen ⇒ gebeuren, geschieden6 tot stand komen ⇒ gesloten worden, bereikt worden♦voorbeelden:faire intervenir l'armée • het leger inschakelenv1) tussenbeide komen, bemiddelen6) meespelen, meetellen [factoren] -
12 joindre
joindre [zĵwẽdr]1 passen ⇒ aansluiten, aan elkaar sluitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 samenvoegen ⇒ samenbrengen, verbinden3 bereiken ⇒ ontmoeten, aantreffen♦voorbeelden:2 joignez à cela que … • daarbij komt nog dat …♦voorbeelden:3 mon mari se joint à moi pour vous envoyer nos voeux • ook namens mijn man zend ik u mijn beste wensenv1) passen, aansluiten2) samenvoegen, verbinden4) aantreffen -
13 manipuler
manipuler [maaniepuulee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (zorgvuldig) hanteren ⇒ behandelen, omgaan met♦voorbeelden:v1) proeven doen2) behandelen, omgaan (met)3) bewerken4) vervalsen -
14 remuer
remuer [rəmuu.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ in beweging brengen, roeren, verplaatsen2 (om)roeren ⇒ (om)schudden, mengen♦voorbeelden:remuer l'ordure, la boue • een schandaal oprakelenremuer des souvenirs • (oude) herinneringen ophalenremuer la terre • de aarde omwerken, omspitten2 zich inspannen ⇒ zich druk maken, zich moeite geven♦voorbeelden:3 remue-toi un peu! • schiet eens een beetje op!v1) bewegen3) omroeren4) ontroeren -
15 salade
salade [saalaad]〈v.〉♦voorbeelden:cueillir une salade • een krop sla plukkenfaire la salade • de sla aanmakenfatiguer, remuer, tourner la salade • de sla mengen, hutselenen salade • als sla (klaargemaakt)1. f1) salade, sla2) warboel2. saladesf pl -
16 tourner
tourner [toernee]3 veranderen ⇒ een loop, wending nemen♦voorbeelden:faire tourner un disque • een plaat draaienfaire tourner une usine • een fabriek draaiende houdenfaire tourner la tête • duizelig makenfaire tourner les tables • de tafels doen dansenla tête lui tourne • het duizelt hem, hij is duizeligqu'est-ce qui ne tourne pas rond? • wat schort er aan?tourner rond • goed lopen, goed draaientourner autour d' une femme • een vrouw proberen te versierenla conversation tournait autour de la crise économique • het gesprek had de economische crisis tot onderwerptourner à droite, sur sa droite • rechtsaf slaantourner dans une rue • een straat inslaan3 tourner mal • een verkeerde wending nemen, slecht aflopenelle a mal tourné • ze is op het verkeerde pad geraaktla discussion tourne à la violence • de discussie loopt uit op gewelddadighedenle temps tourne au beau • het wordt mooier weer4 silence, on tourne • stilte, opnameII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 draaien ⇒ omdraaien, bewerken2 roeren4 richten ⇒ wenden, draaien♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 tourner et retourner un problème dans sa tête • een probleem van alle kanten bekijken2 zich richten ⇒ zich wenden, zich keren♦voorbeelden:1. v1) draaien5) zuur worden [melk]6) roeren7) omslaan [bladzijde]8) richten9) om [iets] heen lopen10) omzeilen2. se tournerv2) zich richten -
17 créneau
-
18 embringuer
-
19 entremêler
entremêler [ãtrəmellee] -
20 entremettre
entremettre (s') [ãtrəmetr]〈 werkwoord〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Mengen — Mêngen, verb. reg. act. mehrere Dinge verschiedener Art unter einander thun. 1) Eigentlich, wo es von trocknen Dingen am üblichsten ist, sie ohne Ordnung unter einander thun, ohne doch, daß sich ihre Bestandtheile mit einander verbinden. Gerste… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
mengen — Vsw std. (8. Jh.), mhd. mengen, ahd. mengan, mengen, as. mengian Stammwort. Aus wg. * mang eja Vsw. mengen , auch in ae. men(c)gan, mængan, afr. mendza. Außergermanisch entspricht lit. mìnkyti kneten, durcharbeiten , akslav. umękno̧ti weich… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
mengen — mengen: Das westgerm. Verb mhd. mengen, asächs. mengian, niederl. mengen, aengl. mengan (weitergebildet engl. to mingle) ist z. B. verwandt mit der baltoslaw. Sippe von lit. mìnkyti »kneten« und bedeutete demnach ursprünglich »kneten,… … Das Herkunftswörterbuch
Mengen — may refer to: Mengen, Germany, a town in Baden Württemberg Mengen, Turkey, a town and district in Bolu province This disambiguation page lists articles about distinct geographical locations with the same name. If an … Wikipedia
Mengen — Mengen, 1) Stadt im Oberamte Saulgau des württembergischen Donaukreises, zwischen der Ostrach u. der Ablach; Pfarrkirche (Marienkirche) mit wunderthätigem Marienbilde; Viehzucht u. Ackerbau, Handel mit Frucht u. Vieh, Flachsbau, Tuchmacher u.… … Pierer's Universal-Lexikon
Mengen — Mengen, Stadt im württemberg. Donaukreis, Oberamtsbezirk Saulgau, Knotenpunkt der badischen, bez. württembergischen Staatsbahnlinien Radolfzell M. und Ulm Tuttlingen, 561 m ü. M., hat 2 kath. Kirchen, eine evang. Kapelle, ein ehemaliges… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Mengen — Mengen, s. Mischen … Lexikon der gesamten Technik
Mengen — Mengen, Stadt im württemb. Donaukreis, an der Ablach, (1905) 2610 E., Latein und Realschule … Kleines Konversations-Lexikon
mengen — ↑melieren … Das große Fremdwörterbuch
mengen — V. (Aufbaustufe) zwei oder mehrere Substanzen miteinander mischen Synonyme: vermengen, vermischen, durchmengen, durchmischen, untermengen Beispiele: Er mengte die verschiedenen Zutaten in einem Topf. Sie hat Rosinen unter den Teig gemengt … Extremes Deutsch
Mengen — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia