-
61 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
62 trouver
trouver [troevee]1 vinden ⇒ ontdekken, ontwaren, uitdenken2 vinden ⇒ aantreffen, ondervinden, ontmoeten4 vinden ⇒ van mening zijn, oordelen5 vinden ⇒ noemen, aanwijzen♦voorbeelden:trouver à redire à qc. • ergens iets op aan te merken hebbentrouver la porte fermée • voor een gesloten deur staanje l'ai trouvé fouillant dans mon tiroir • ik heb hem betrapt toen hij mijn la doorzochtaller trouver qn., venir trouver qn. • iemand (gaan, komen) opzoeken〈 informeel〉 où avez-vous trouvé cela? • hoe komt u erbij?où peut-on vous trouver? • waar kan men u bereiken?→ plaisir〈 informeel〉 la trouver mauvaise, saumâtre • iets vervelend, zuur vinden1 zich bevinden ⇒ zijn, liggen, staan♦voorbeelden:1 se trouver court • niet verder kunnen, blijven stekense trouver laid • zich lelijk vindens'en trouver bien • zich er wel bij bevindense trouver mal • zich niet lekker voelença se trouve bien! • dat treft goed!1. v 2. se trouverv2) zich voelen3) blijken -
63 voile
voile [vwaal]I 〈m.〉1 doek ⇒ gordijn, voorhang2 sluier4 sluier ⇒ waas, nevel5 voile ⇒ dunne stof, gordijnstof♦voorbeelden:prendre le voile • in het klooster gaan, non worden3 étendre, jeter, tirer un voile sur qc. • een sluier over iets werpen, iets aan het oog onttrekkenlever, ôter, arracher le voile de qc. • iets ontsluieren, aan het licht brengensoulever un coin du voile • een tipje van de sluier oplichtenavoir un voile devant, sur les yeux • begoocheld zijn→ priseun voile au poumon • een schaduw, vlek op de long 〈 röntgenfoto〉II 〈v.〉1 zeil2 zeilboot♦voorbeelden:voiles du beaupré • sprietzeilenvoiles de misaine • fokkenzeilenvoiles basses • onderzeilenvoiles hautes • topzeilenfaire voile • varen, zeilenmettre à la voile • onder zeil gaan, wegzeilen〈 informeel〉 mettre les voiles • opstappen, z'n biezen pakken3 faire de la voile • zeilen, de zeilsport beoefenen1. m1) doek, gordijn2) sluier2. f1) zeil2) zeilboot3) (het) zeilen -
64 faire un nez, drôle de nez
faire un (long) nez, drôle de nezDictionnaire français-néerlandais > faire un nez, drôle de nez
-
65 au, du large!
-
66 métrage
métrage [meetraazĵ]〈m.〉1 (het) afmeten ⇒ (het) afpassen, afmeting♦voorbeelden:court métrage • korte filmlong métrage • avondvullende film -
67 phtisie
-
68 pneumo-
-
69 poumon d'acier
poumon d'acier -
70 pulmonaire
-
71 scieur
-
72 un voile au poumon
un voile au poumoneen schaduw, vlek op de long 〈 röntgenfoto〉
См. также в других словарях:
long — long … Dictionnaire des rimes
long — long, longue [ lɔ̃, lɔ̃g ] adj., n. m. et adv. • Xe temporel; lat. longus I ♦ Adj. A ♦ (1080 lonc) dans l espace 1 ♦ (Av. le nom) Qui a une étendue supérieure à la moyenne dans le sens de la longueur. ⇒ grand. Une longue tige. Un long fil. De… … Encyclopédie Universelle
long — long, ongue (lon ; lon gh ; le g devant une consonne ne se prononce pas : un lon chemin ; devant une voyelle ou une h muette il se lie et se prononce comme un k ; un lon k espoir ; au pluriel, l s se lie : les lon z espoirs) adj. 1° Qui s étend … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Long — Long, a. [Compar. {Longer}; superl. {Longest}.] [AS. long, lang; akin to OS, OFries., D., & G. lang, Icel. langr, Sw. l[*a]ng, Dan. lang, Goth. laggs, L. longus. [root]125. Cf. {Length}, {Ling} a fish, {Linger}, {Lunge}, {Purloin}.] 1. Drawn out… … The Collaborative International Dictionary of English
long — LONG, Longue. adj. Il se dit d un corps consideré seulement dans l extension qu il a d un bout à l autre. Un champ long & estroit. ce jardin est long, plus long que large. un baston long de tant de pieds. ce chemin est bien long. le cours du… … Dictionnaire de l'Académie française
Lóng — Long Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom … Wikipédia en Français
long — long1 [lôŋ] adj. [ME < OE, akin to Ger lang < Gmc * lango > ON langr, Goth laggs: ? akin to L longus] 1. measuring much from end to end in space or from beginning to end in time; not short or brief 2. measured from end to end rather than … English World dictionary
Long — Long, Long, Long Long, Long, Long Песня The Beatles с альбома «The Beatles» Выпущена 22 ноября 1968 года … Википедия
long — Ⅰ. long [1] ► ADJECTIVE (longer, longest) 1) of a great distance or duration. 2) relatively great in extent. 3) having a specified length, distance, or duration. 4) (of a ball in sport) travelling a great distance, or further than expected … English terms dictionary
long — Long, Longus, Oblongus, Productus. Long temps devant, Multo ante. Long temps apres, Multo post. Il s est teu long temps, Multum tacuit. Fort long, Perlongus, Praelongus. Fort long et haut, Procerus. Long d un pied et demy, Longum sesquipede,… … Thresor de la langue françoyse
Long — steht für: Long (Familienname), der Familienname Long den Kreis Long in Baoji in der chinesischen Provinz Shaanxi, siehe Long (Baoji) Long (Mythologie), eine Drachenfigur in der chinesischen Mythologie Long und Short, eine Käufer Position in der… … Deutsch Wikipedia