-
1 to eject
uitdrukkenuitduwenuitstotenuitwerpenverwijderen -
2 to express
uitdrukkenuitduwen -
3 to press out
uitdrukkenuitduwen -
4 express
adj. duidelijk, nadrukkelijk; precies; snel, exspress--------n. met grote snelheid--------v. uitdrukken; met spoed sturen; afpersen; uitwringenexpress1[ ikspres] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sneltrein/bus ⇒ exprestrein♦voorbeelden:the express to Glasgow • de sneltrein naar Glasgow————————express21 uitdrukkelijk ⇒ duidelijk (kenbaar gemaakt), nadrukkelijk2 snel(gaand) ⇒ expres-, ijl-4 speciaal ⇒ bijzonder, opzettelijk♦voorbeelden:an express train • een sneltrein————————express3〈 werkwoord〉1 uitdrukken ⇒ laten zien, betuigen♦voorbeelden:1 he expressed his concern • hij toonde/uitte zijn bezorgdheidyou must express yourself more clearly • je moet je duidelijker uitdrukken————————express4〈 bijwoord〉3 speciaal♦voorbeelden: -
5 articulate
adj. vloeiend sprekend, bespraakt; met duidelijk en onderscheiden lettergrepen uitsprekend; in staat te spreken; bestaande uit opvallende onderdelen of delen; in verbonden eenheid geordend; opvallend gemaakt--------n. levend schepsel door gewrichten verbonden--------v. zich goed kunnen uitdrukken, zich duidelijk kunnen uitdrukkenarticulate1[ a:tikjoelət] 〈bijvoeglijk naamwoord; articulateness〉1 zich goed/duidelijk uitdrukkend 〈 persoon〉4 geleed ⇒ met gewrichten, scharnierend♦voorbeelden:————————articulate2[ a:tikjoeleet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:articulated lorry • truck met oplegger -
6 embody
v. benadrukken; uitdrukken; omvatten2 belichamen ⇒ personifiëren, verpersoonlijken3 be/omvatten ⇒ insluiten♦voorbeelden:embody one's principles in actions • zijn principes tot uiting laten komen in daden -
7 phrase
n. zin; uitdrukking; samenvatting van woorden--------v. uitdrukken; fraserenphrase1[ freez] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 fraseologie ⇒ uitdrukkingswijze, bewoordingen2 frase ⇒ gezegde, (idiomatische) uitdrukking♦voorbeelden:in Shakespeare's phrase • in de bewoordingen van Shakespearecoin a phrase • een uitdrukking bedenken————————phrase2〈 werkwoord〉1 uitdrukken ⇒ formuleren, onder woorden brengen♦voorbeelden:a politely-phrased apology • een beleefd geformuleerde verontschuldiging -
8 reword
v. anders stellen, in andere bewoordingen uitdrukken[ rie:wə:d] -
9 snort
n. gesnuif--------v. snuiven; snuivend uitdrukken; snurkensnort1[ sno:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gesnuif♦voorbeelden:————————snort21 snuiven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 speak
v. spreken; zeggen; uitdrukken; een speech geven; opmerken1 spreken ⇒ een toespraak/voordracht houden3 ken ⇒ toon geven, aanspreken♦voorbeelden:legally speaking • volgens de wetpersonally speaking • voor mijn partproperly speaking • in eigenlijke zinso to speak • (om) zo te zeggen, bij wijze van sprekenstrictly speaking • strikt genomenspeak out against something • zich tegen iets uitsprekenspeak out/up • duidelijk sprekenspeak up for someone/something • het voor iemand/iets opnemenspeak for someone • spreken voor/uit naam van iemandnothing to speak of • niets noemenswaard(ig)sspeak ill/well of someone/something • kwaad/gunstig spreken over iemand/ietsspeak to someone (about something) • iemand (om iets) aanspreken; iemand (over iets) aanspreken/aanpakken〈 telefoon〉 speaking! • spreekt u mee!could you speak up please • wat harder a.u.b.speak for something • iets bestellen/reserveren; van iets getuigen; een toespraak houden/pleiten voor 〈 ook figuurlijk〉speak to a subject • iets zeggen over een onderwerpI can speak to his having been here • ik kan bevestigen dat hij hier geweest isII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)spreken ⇒ zeggen, uitdrukken♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenit speaks volumes for his moderation • het spreekt boekdelen over zijn gematigdheidspeak the word! • zeg het maar! -
11 stub
n. stronk (v. boom); stomp, stompje (potlood), peuk, peukje (sigaar)--------v. (zijn teen) stoten; uitdrukken (sigaret)stub1[ stub] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stomp ⇒ stompje, eind(je), peuk————————stub2〈werkwoord; stubbed〉1 stoten♦voorbeelden: -
12 understate
v. te laag aan-/ opgeven, zich ingehouden of zeer gematigd uitdrukkenunderstate -
13 a bluff way of expressing
-
14 bench press
-
15 bluff
adj. bruusk en openhartig, simpel--------n. steile oever, klif; blufbluff1[ bluf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoge, steile oever ⇒ steile rotswand, klif2 bluf♦voorbeelden:1 call one's bluff • iemand tarten/uitdagen (zijn woorden waar te maken/iets (dan ook) te doen); iemands uitdaging aannemen————————bluff2〈bijvoeglijk naamwoord; bluffness〉1 kortaf maar oprecht/openhartig ⇒ bruusk/plompverloren maar ronduit/eerlijk♦voorbeelden:————————bluff3II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 misleiden ⇒ bedriegen, doen alsof♦voorbeelden:2 bluff one's way out of a situation • zich (door bluf/bedrog) uit een (precaire) situatie redden〈 informeel〉 bluff it out • zich door bedrog/bluf eruit redden -
16 convey
v. vervoeren; meedelen, bekend maken[ kənvee]1 (ver)voeren ⇒ transporteren, (ge)leiden2 meedelen ⇒ bekend/kenbaar/duidelijk maken, uitdrukken♦voorbeelden: -
17 dogmatize
v. dogmatische beweringen maken; dogmatiserendogmatize, dogmatise[ dogmətajz]1 dogmatiseren ⇒ (zich) dogmatisch uitdrukken, met stelligheid poneren -
18 editorialize
v. geven van de mening van de verslaggevereditorialize, editorialise[ edditto:riəlajz] 〈 Amerikaans-Engels〉 -
19 expression
n. uitdrukking, blik, gezegde; woord; (hoeveelheids) uitdrukking; (genetica) de mate waarin genetische eigenschappen in cellen uitwendig zichtbaar zijn[ ikspresjn]♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 these ideas find expression in his last novel • deze ideeën komen tot uitdrukking in zijn laatste romanthat's beyond/past expression • daar zijn geen woorden voor2 she laid so much expression in her performance • ze legde zoveel gevoelsuitdrukking in haar uitvoering -
20 frame
n. lijst; montuur; kozijn; bouw; lichaamsbouw; humeur; beeld (in film); (op internet) protocol dat "gegevenspakket" bevat met adresveld en slotveld--------v. ontwerpen, uitdenken, formuleren, vormen, verzinnen; inlijsten, omlijsten; (iem.) erin luizen, (opzettelijk) vals beschuldigenframe1[ freem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 (het dragende) geraamte 〈 van een constructie〉 ⇒ skelet 〈 houtbouw〉; frame 〈 van fiets〉; raamwerk, chassis2 〈 benaming voor〉 omlijsting ⇒ kader, kozijn; 〈 ook meervoud〉 montuur 〈 van bril〉; raam 〈 van venster, weeftoestel e.d.〉3 achtergrond ⇒ omgeving, omlijsting4 lichaam ⇒ gestel, bouw♦voorbeelden:————————frame2〈 werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 vorm geven aan ⇒ ontwerpen, uitdenken; formuleren, uitdrukken; vormen, vervaardigen; verzinnen, zich inbeelden2 inlijsten ⇒ omlijsten, als achtergrond dienen voor3 het geraamte in elkaar zetten van ⇒ bouwen, construeren♦voorbeelden:1 the government framed a plan for fighting inflation • de regering ontwierp een plan voor de inflatiebestrijding
См. также в других словарях:
Niederländische Literatur — Niederländische Literatur, Die Nationalliteratur der Niederländer hat eine universalgeschichtliche Bedeutung nicht erreicht, sondern nur zuweilen einen vorübergehenden u. beschränkten Einfluß zunächst nur über die deutschen Grenzen hin… … Pierer's Universal-Lexikon