-
1 leggen
leggen vt изме́рить [прове́рить] длину́ и ширину́ (льняно́го полотна́) -
2 leggen
vtизмерять ( проверять) длину и ширину ( льняного полотна) -
3 leggen
прил.общ. измерить длину и ширину (льняного полотна), проверить длину и ширину (льняного полотна) -
4 legen
legen♦voorbeelden:etwas auf den Abend legen • iets naar 's avonds verschuivenden Patienten in ein anderes Zimmer legen • de patiënt op een andere kamer leggenTruppen in eine Stadt legen • troepen in een stad in kwartier leggen, legeren2 gaan liggen ⇒ afnemen, luwen, ver-, afflauwen, bedaren♦voorbeelden:sich auf die Couch legen • op de bank gaan liggendie Grippe hat sich auf die Nieren gelegt • de griep is op de nieren geslagenNebel legte sich über die Stadt • er spreidde zich mist over de stad uiter legte sich zu ihr • hij ging bij haar liggensich aufs Lügen legen • zijn toevlucht tot leugens nemen -
5 anlegen
anlegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)leggen ⇒ (aan)zetten, aanbrengen, aandoen5 beleggen, investeren♦voorbeelden:1 jemandem Fesseln, Ketten anlegen • iemand boeien, ketens aandoen(die) letzte Hand anlegen • de laatste hand leggen aander Hund legt die Ohren an • de hond legt de oren plat tegen zijn kopeine Leiter an die Scheune anlegen • een ladder tegen de schuur zetten〈 figuurlijk〉 strenge Maßstäbe an etwas, jemanden anlegen • strenge maatstaven voor iets, iemand aanleggen6 Geld für ein neues Auto anlegen • geld voor een nieuwe auto aanleggen, bestedenes darauf anlegen, jemanden zu kränken • het erop aanleggen, iemand te krenken8 Schmucksachen anlegen • sieraden aandoen, opspeldenden Hund anlegen • de hond aan de ketting leggen, vastleggen♦voorbeelden: -
6 auslegen
-
7 belegen
belegen1 bewijzen, aantonen, staven ⇒ documenteren4 zich inschrijven voor, volgen5 bespreken, reserveren ⇒ vrijhouden; bezet houden7 beschieten ⇒ bombarderen, bestoken♦voorbeelden:ein Zimmer mit 10 Personen belegen • 10 personen op één kamer leggen3 den 2. Platz belegen • de 2e plaats bezetten, behalen4 eine Vorlesung belegen • zich inschrijven voor een college, een college volgenein Tau belegen • een touw beleggen, vastmaken -
8 Arrest
Arrest〈m.; Arrest(e)s, Arreste〉♦voorbeelden:im, in Arrest sitzen • in arrest zittenArrest auf die Güter legen • beslag leggen op de goederenden Besitz mit Arrest belegen, unter Arrest stellen • beslag leggen op de bezittingen -
9 Grund
〈m.; Grund(e)s, Gründe〉2 grond, bodem4 fond, onder-, achtergrond6 〈verouderd; formeel〉(diepste punt van een) dal, laagte♦voorbeelden:es gibt nicht den geringsten, keinen Grund dazu • daar bestaat, is niet de geringste aanleiding toeer hat wenig Grund, sich zu freuen • er is weinig reden voor hem om zich te verheugendas hat schon seine Gründe • daar zijn goede redenen voorauf Grund, aufgrund Ihres Schreibens • naar aanleiding van uw schrijvenaus diesem Grund(e) • om deze redenaus, mit gutem Grund • met reden, terecht, op goede grondendafür gibt es keine Gründe • daar zijn geen redenen, termen voor aanwezig(allen) Grund für eine Sache, zu einer Sache haben • (alle) reden tot iets hebbenseinen Grund in einer Sache haben • zijn oorzaak in iets vindenohne jeden Grund • zonder enige redenohne ersichtlichen Grund • zonder (duidelijk) aanwijsbare oorzaakGründe für und wider • argumenten voor en tegen2 (keinen) Grund (unter den Füßen) haben • (geen) vaste grond, bodem onder de voeten hebbendas Schiff ist auf Grund gelaufen • het schip is aan de grond gelopen3 den Grund (zu einer Sache) legen • het fundament (voor iets) leggen; 〈 ook figuurlijk〉 de grondslag (voor iets) leggenauf Grund, aufgrund 〈 met 2e naamval〉 • op grond, basis van, naar aanleiding van, krachtenseiner Sache auf den Grund gehen • een zaak grondig onderzoeken, nagaanein Gebäude bis auf den Grund abreißen, zerstören • een gebouw met de grond gelijkmakenim Grunde (genommen) • in de grond van de zaakvon Grund auf, aus • door en doorjemanden in Grund und Boden reden • (a) iemand onder de tafel praten; (b) iemand niet aan het woord latensich in Grund und Boden schämen • zich doodschamenetwas in Grund und Boden schießen • iets platschieten, in puin schieten -
10 Tag
〈m.; Tag(e)s, Tage〉♦voorbeelden:seine großen Tage haben • grootse dagen belevenguten Tag! • (goeden)dag!den lieben langen Tag • de godganse(lijke) dageines schönen Tages • op een goeie dagdie Tage nehmen ab, zu • de dagen korten, lengenjemandem den Tag stehlen • op iemands (kostbare) tijd beslag leggenden Tag totschlagen • de tijd dodenalle acht Tage • om de acht dagendieser Tage • (een) dezer dagenjeden zweiten Tag • om de andere dag, om de twee dagenam Tag(e) • overdagspät am Tag • laat op de dagam folgenden, nächsten Tag, am Tag(e) darauf • de volgende dag, de dag daaropan den Tag kommen, treten • aan het licht komenviel Mut an den Tag legen • veel moed aan de dag leggenauf seine alten Tage • op zijn oude dagauf den Tag (genau) • (precies) op de dag zelfaus fernen Tagen • uit het verre verledenbei Tage besehen • op de keper beschouwdbis in den Tag hinein schlafen • een gat in de dag slapenTag für Tag • dag na dagbis in unsere Tage • tot op onze dagenin den Tag hinein leben • van de ene dag in de andere levenin seinen jungen Tagen • in zijn jonge jareneinen Tag nach dem anderen • dag aan dagden Tag über • overdageinen Tag um den anderen • om de andere dagTag um Tag verging • dag na dag verstreekunter Tags • overdagKohle zu Tag fördern • kolen delveneines Tages • op een dag, op zekere dagewig und drei Tage • een eeuwigheidein Unterschied wie Tag und Nacht • een verschil van dag en nacht〈 spreekwoord〉 es ist noch nicht aller Tage Abend • wat niet is, kan nog komen -
11 anlasten
anlasten♦voorbeelden: -
12 auflegen
auflegen♦voorbeelden:ein Gedeck auflegen • een couvert dekkenHolz auflegen • hout op het vuur doen(den Hörer) auflegen • de hoorn op de haak leggen, ophangenSchminke auflegen • schmink aanbrengeneine Anleihe zur Zeichnung auflegen • de inschrijving op een lening openstellen -
13 betten
betten2 inbedden, verzinken♦voorbeelden:jemanden zur letzten Ruhe betten • iemand naar zijn laatste rustplaats brengen〈 spreekwoord〉 wie man sich bettet, so liegt man • ±iwie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten/i -
14 den Grund zu einer Sache legen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > den Grund zu einer Sache legen
-
15 den Hörer auflegen
de hoorn op de haak leggen, ophangen———————— -
16 einhängen
einhängenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 inhaken, -steken 〈 van een arm〉1 een arm geven, inhaken♦voorbeelden: -
17 einziehen
-
18 niederlegen
niederlegen♦voorbeelden: -
19 schlingen
schlingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slingeren, strengelen, winden ⇒ omdoen, leggen, slaan2 vlechten, strengelen♦voorbeelden: -
20 schürzen
schürzen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Leggen — (holl.), Schauanstalten, die Länge, Breite und Gute leinener Gewebe (Linnenleggen, Leinwandleggen) amtlich feststellen und durch einen Stempel beglaubigen. In Hannover bestand früher Schau und Stempelzwang, während amtliche Prüfung und… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Leggen — Leggen, in einzelnen Webereidistrikten amtliche Anstalten zur Kontrolle der in den Handel gebrachten Leinenwaren nach Länge und Breite der Stücke sowie nach Qualität … Kleines Konversations-Lexikon
Leggen — Legge (von niederdeutsch Lege bzw. (Ab)Lage), auch verdeutlichend: Leinen bzw. Linnenlegge, in Nordwestdeutschland (Westfalen und angrenzenden Gebieten) ehemals gebräuchliche Bezeichnung für zentral eingerichtete Leinenprüf und sammelstellen.… … Deutsch Wikipedia
Leggen — Recorded in many forms which seemingly include: Le Guin. Legahon, Legion, Leggan, Leggen, Legon, Leggon, Leghan, and Leghorn, this is probably an Anglo French surname. It would seem to have at least two possible origins. The first is that it may… … Surnames reference
leggen — poti … Woordenlijst Sranan
leggen — … Useful english dictionary
Huhn — (s. ⇨ Henne). 1. Ae jeder muss seine Hihner salwer trampen. – Lohrengel, II, 5. 2. Ae lûs (kluges, pfiffiges) Hohn läät og alt ens en de Bröönässle. (Düren.) – Firmenich, I, 482, 21. 3. Alte Hühner legen nicht mehr. 4. Alte Hüner, die nicht… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
List of Foundation series characters — Contents 1 Bor Alurin 2 Pelleas Anthor 3 Lors Avakim 4 Ducem Barr 5 … Wikipedia
Ei — 1. A Ei es schnell gelêt, aber nit schnell ausgebrüt. (Nassau.) 2. Aier sind airen gleich. – Gruter, III, 3. 3. Alte Eier, alte Freier, alter Gaul sind gewöhnlich faul. – Simrock, 1886; Körte, 1269. Eine Anzahl (16) Sprichwörter und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
List of minor Foundation series characters — This is a list of minor characters in Isaac Asimov s Foundation Series.Bor AlurinBor Alurin Foundation The sole member of the Second Foundation to be present amongst the initial members of the First Foundation. He taught Salvor Hardin the basics… … Wikipedia
Henne — 1. A blindi Henn findt ja oft a Woazkearndl. – Schöpf, 313; für Franken: Frommann, VI, 317, 185. 2. A lafedi Hon kriagt mêr, wi a hockedi. (Franken.) – Frommann, VI, 328, 186. Eine laufende Henne kriegt (findet) mehr als eine hockende oder… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon