-
1 aufhängen
aufhängen♦voorbeelden:1 (den Hörer) aufhängen • (de hoorn) ophangen, neerleggendie Wäsche zum Trocknen aufhängen • de was te drogen hangen -
2 erhängen
erhängen1 zich ver-, ophangen -
3 abhängen
abhängenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 laten schieten ⇒ laten vallen, ontslaan4 de telefoon ophangen, opleggen5 〈informeel; ook sport en spel〉overtreffen, voorbijstreven♦voorbeelden:das Feld abhängen • zich losmaken van het peloton -
4 anhängen
anhängen1〈onovergankelijk werkwoord; haben〉 〈 formeel〉1 aanhangen, aankleven ⇒ behept zijn met♦voorbeelden:————————anhängen22 toe-, bijvoegen♦voorbeelden:1 〈informeel; schertsend〉 ein Mädchen einem reichen Mann anhängen • een meisje aan een rijke man koppelenden Hut an einen Haken anhängen • de hoed op een haak hangen♦voorbeelden: -
5 aufknüpfen
-
6 auflegen
auflegen♦voorbeelden:ein Gedeck auflegen • een couvert dekkenHolz auflegen • hout op het vuur doen(den Hörer) auflegen • de hoorn op de haak leggen, ophangenSchminke auflegen • schmink aanbrengeneine Anleihe zur Zeichnung auflegen • de inschrijving op een lening openstellen -
7 den Hörer aufhängen
(de hoorn) ophangen, neerleggen -
8 den Hörer auflegen
de hoorn op de haak leggen, ophangen———————— -
9 einhängen
einhängenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 inhaken, -steken 〈 van een arm〉1 een arm geven, inhaken♦voorbeelden: -
10 hängen
hängen6 hechten, gehecht zijn aan♦voorbeelden:3 hängen bleiben • (a) blijven steken, haken, vast blijven zitten; (b) vastplakken, blijven kleven • (c) blijven hangen, (onnodig) lang blijven; 〈 (d) informeel; onderwijs〉 blijven zitten〈 figuurlijk〉 sein Blick blieb an einem alten Gemälde hängen • zijn blik bleef op een oud schilderij rusten〈 informeel〉 jemanden hängen lassen • iemand in de steek laten, laten zittensich hängen lassen • bij de pakken neerzitten, het opgevender Schmutz hängt an den Schuhsohlen • het vuil kleeft aan de schoenzolen7 wo hängt der Junge bloß? • waar hangt die jongen toch uit?abends in den Kneipen hängen • 's avonds in de kroegen rondhangenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:mit Hängen und Würgen • met hangen en wurgen♦voorbeelden: -
11 sein Referat an einem konkreten Fall aufhängen
sein Referat an einem konkreten Fall aufhängenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sein Referat an einem konkreten Fall aufhängen
-
12 sich aufknüpfen
-
13 strangulieren
strangulieren
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский