-
1 torturer
-
2 dévorer
-
3 obséder
-
4 obsession
obsession [opsesjõ]〈v.〉2 (het) bezighouden ⇒ (het) obsederen, (het) kwellenf1) obsessie2) (het) obsederen, kwellen -
5 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
6 tourmenter
-
7 tracasser
tracasser [traakaasee]1 zich zorgen maken ⇒ zich ongerust maken, zich druk makenv1) kwellen, plagen2) verontrusten -
8 assiéger
-
9 feu
〈m.〉2 brand3 licht ⇒ vlam, verkeerslicht♦voorbeelden:feu de Bengale • Bengaals vuurfeu de braises • houtskoolvuurtje〈 figuurlijk〉 feu du ciel • hemelvuur, bliksemn'avoir ni feu ni lieu • huis noch haard hebbentempérament de feu • gloedvol temperamentle feu céleste • het hemelvuurfaïence de grand feu • hogetemperatuuraardewerkfeu nu • open vuurrouge feu • vuurroodavez-vous du feu? • heeft u een vuurtje voor me?faire feu des quatre fers • 〈 van een paard〉 bij het lopen vonken uit het plaveisel slaan; 〈 figuurlijk〉 zich het vuur uit de sloffen lopenmettre le feu à qc. • iets in brand stekenmettre un pays à feu et à sang • een land te vuur en te zwaard verwoestenfaire du feu de qc., avec qc. • iets verbrandenêtre en feu • in brand staan, gloeienavoir les joues en feu • gloeiende wangen hebbenprendre feu • vlamvatten, in brand raken〈 figuurlijk〉 il n'y a pas le feu! • kalm!, geduld!, niet zo haastig!, waar is de brand?au feu, au feu! • brand, brand!feux de détresse • 〈 auto〉alarmlichten, waarschuwingslichtenfeux de la rampe • voetlichtfeux de recul • achteruitrijlampen, -lichtfeux de route • groot lichtfeu de signalisation • verkeerslicht, stoplichtfeux de signalisation synchronisés • groene golffeu de stationnement • parkeerlichtfeu stop • remlichtfeu arrière • achterlichtfeux clignotants • knipperlichtenfeu follet • dwaallichtfeu tournant d'un phare • zwaailicht van een vuurtorenaller au feu • vuurvast, ovenvast zijnne pas faire long feu • niet lang duren————————feu2 [feu]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wijlen ⇒ zaliger, overledenm1) vuur2) brand3) licht4) brander, pit5) gevecht6) (het) vuren7) pistool8) brandstapel -
10 martyriser
-
11 persécuter
-
12 question
question [kestjõ]〈v.〉1 vraag2 kwestie ⇒ vraagstuk, probleem♦voorbeelden:1 question à choix multiple • meerkeuzevraag, multiplechoicevraagbelle question!, cette question! • wat een vraag!question spécieuse • strikvraagse poser des questions • zich een en ander afvragenla question de savoir si • de vraag of2 question de confiance! • kwestie van vertrouwen!poser la question de confiance • de vertrouwenskwestie stellence qui est en question • waar het over gaatla personne en question • de bewuste persoon, de persoon in kwestiemettre qc. en question • iets in twijfel trekkentout remettre en question • alles op losse schroeven zettenc'est là toute la question, là est la question • dáár gaat het omil est question de l'envoyer à l'étranger • er is sprake van hem naar het buitenland te sturende quoi est-il question? • waar gaat het over?cela ne fait pas question • dat is buiten kijfpas question! • geen sprake van, daar komt niets van in!f1) vraag2) kwestie3) foltering -
13 torture
torture [tortuur]〈v.〉2 kwelling♦voorbeelden:1 employer, infliger des tortures à qn. • iemand martelen, kwellenparler sous la torture • onder foltering spreken2 mettre qn. à la torture • iemand pijnigen; 〈 figuurlijk〉iemand in verlegenheid brengen, in onzekerheid latense mettre l'esprit à la torture • zich de hersenen afpijnigenf1) marteling2) kwelling -
14 bourreler
-
15 cahoter
-
16 faire mourir qn. à petit feu
faire mourir qn. à petit feuiemand kwellen, martelenDictionnaire français-néerlandais > faire mourir qn. à petit feu
-
17 *harcèlement
*harcèlement ['aarselmã]〈m.〉♦voorbeelden: -
18 *harceler
-
19 employer, infliger des tortures à qn.
employer, infliger des tortures à qn.iemand martelen, kwellenDictionnaire français-néerlandais > employer, infliger des tortures à qn.
-
20 lanciner
lanciner [lãsienee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
kwaljan — *kwaljan germ., schwach. Verb: nhd. quälen, töten; ne. torment (Verb), kill; Rekontruktionsbasis: an., ae., as., ahd.; Hinweis: s. *kwelan; Etymologie: idg … Germanisches Wörterbuch
Fromme (der) — 1. Alle fromme sind reich, aber nicht alle reich fromb. – Henisch, 1253; Petri, II, 5. 2. Auf eines Frommen Acker ist gut Aehren lesen. 3. Bein frommen ist man allenthalb daheym. – Franck, I, 59a; Simrock, 2831; Körte, 1621; Sailer, 238;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Satan — 1. Der Satan fährt zuletzt in Säue. 2. Der Satan fördert, das er hindern will. – Henisch, 1178, 6; Petri, II, 105. 3. Der Satan ist ein Meister aller Künste. Schwed.: Satan är en mästare uti tusende konster. (Törning, 132.) 4. Der Satan ist ein… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon