-
1 keel
-
2 keel over
-
3 on an even keel
-
4 lay down a keel
op stapel zetten van een boot in scheepvaart, een boot beginnen te bouwen -
5 throat
n. keel, hals[ θroot]1 hals♦voorbeelden:take someone by the throat • iemand bij de keel grijpencut one's own throat • zijn eigen glazen ingooiencut one another's throat • elkaar naar het leven staanhis remark sticks in my throat • ik vind zijn opmerking onverteerbaarforce/ram/thrust something down someone's throat • iemand iets opdringen→ sore sore/ -
6 guttural
-
7 bonnet
n. hoed (met banden onder de keel); motorkap (bij auto)[ bonnit] -
8 clear one's throat
-
9 jugular
-
10 laryngeal
-
11 tonsil
n. (keel)amandel[ tonsl]♦voorbeelden: -
12 whistle
n. fluit, fluitje; toeter; keel (spreektaal)--------v. fluiten; toeterenwhistle1[ wisl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————whistle2〈 werkwoord〉1 fluiten ⇒ gieren, een fluitsignaal geven♦voorbeelden:¶ whistle up • in elkaar flansen, uit het niets te voorschijn roepenhe can whistle for it • hij kan ernaar fluiten -
13 laryngeally
adv. Door middel van de keel; met de keel -
14 septic sore throat
geïnfecteerde zere keel, pijnlijke ontstoken keel -
15 Akela
-
16 I can't stomach Indian food
-
17 adenoidal
adj. tonsilla pharyngea (van de poliepen in de keel)[ æd(ə)nojdl]♦voorbeelden: -
18 arm
n. arm--------v. bewapenenarm1[ a:m]2 mouw♦voorbeelden:1 arm in arm • arm in arm, gearmdthe (long) arm of the law • de sterke arm (der wet)at arm's length • op een afstand, op gepaste afstandwithin arm's reach • binnen handbereikan arm of the sea/river • een zeearm/rivierarma list as long as your arm • een ellenlange lijstshe took my arm • zij gaf me een armshe was just a babe in arms • zij was nog maar een baby5 the air force is an important arm of the military forces • de luchtmacht is een belangrijk wapen van de strijdkrachtenII 〈 meervoud〉1 wapenen ⇒ (oorlogs)wapens, bewapening3 wapen ⇒ blazoen, familiewapen♦voorbeelden:lay down (one's) arms • de wapens neerleggenpresent arms • het geweer presenterenunder arms • onder de wapenen2 rise up in arms against • in verzet/het geweer komen tegen————————arm2♦voorbeelden:you must arm against jealous critics • je moet je tegen jaloerse critici wapenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 armed with a lot of information • gewapend met/voorzien van een boel informatie2 the bomb was armed • de bom was/werd scherp gesteld -
19 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
20 burr
n. braam (aan metaal); gebrouwde uitspraak van "r", brouwen (bij het spreken)--------v. een gezoem laten horen; uit de keel kende "r"burr1[ bə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → bur bur/————————burr2〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
Keel — Keel, n. [Cf. AS. ce[ o]l ship; akin to D. & G. kiel keel, OHG. chiol ship, Icel. kj[=o]ll, and perh. to Gr. gay^los a round built Ph[oe]nician merchant vessel, gaylo s bucket; cf. Skr. g[=o]la ball, round water vessel. But the meaning of the… … The Collaborative International Dictionary of English
keel — keel·age; keel·boat·man; keel·haul; keel·less; keel; keel·man; keel·son; va·keel; keel·er; keel·hale; … English syllables
Keel — Pays d’origine États Unis Genre musical Heavy metal, Glam Metal Années d activité … Wikipédia en Français
Keel — Datos generales Origen Estados Unidos, Los Ángeles, California … Wikipedia Español
keel — [kiːl] noun on an even keel working smoothly without any sudden changes: • a strategy to put the economyon an even keel * * * keel UK US /kiːl/ noun [C] ● on an even keel Cf. on an even keel … Financial and business terms
Keel — Keel, v. i. [imp. & p. p. {Keeled}; p. pr. & vb. n. {Keeling}.] 1. To traverse with a keel; to navigate. [1913 Webster] 2. To turn up the keel; to show the bottom. [1913 Webster] {To keel over}, to upset; to capsize. [Colloq.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
keel — keel1 [kēl] n. [ME kele < ON kjǫlr < Gmc * kelu < IE base * gel , to swallow > L gula, throat] 1. the chief timber or steel piece extending along the entire length of the bottom of a boat or ship and supporting the frame: it sometimes … English World dictionary
Keel — (k[=e]l), v. t. & i. [AS. c[=e]lan to cool, fr. c[=o]l cool. See {Cool}.] To cool; to skim or stir. [Obs.] [1913 Webster] While greasy Joan doth keel the pot. Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Keel — Allgemeine Informationen Genre(s) Hard Rock, Hair Metal Gründung 1984 Auflösung 1989 Neugründung 1998, 2 … Deutsch Wikipedia
keel|er — keel|er1 «KEE luhr», noun. Dialect. 1. a vessel for cooling liquids. 2. a shallow tub for various purposes. 3. a shallow box used in dressing mackerel. ╂[< keel5 + er1] keel|er2 «KEE luhr», noun. British. a sailboat having a keel rather than a … Useful english dictionary
Keel — Keel, n. A brewer s cooling vat; a keelfat. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English