-
81 indefinite call sign
groepsoproepteken -
82 individual call sign
individueel oproepsignaal -
83 international call sign
internationaal oproepsignaalEnglish-Dutch technical dictionary > international call sign
-
84 minus sign
minteken -
85 plus sign
plusteken -
86 to sign
aftekenenondertekenentekenen -
87 call signal
-
88 cross
adj. boos; kruisend; tegengesteld--------n. kruis; lijden; mengsel; kruising (bij dieren)--------v. kruisen; oversteken; kruisigen; tegenwerkencross1[ kros]I 〈eigennaam; Cross; the〉2 kruis ⇒ beproeving, lijden♦voorbeelden:1 make the sign of the cross • een kruis(je) slaan/makentake up one's cross • gelaten zijn kruis dragen————————cross2〈bijvoeglijk naamwoord; crossness〉♦voorbeelden:————————cross31 (elkaar) kruisen/snijden♦voorbeelden:1 I'll meet you where the roads cross • ik tref je bij/op het kruispunt/de viersprong1 oversteken ⇒ over/doortrekken♦voorbeelden:2 een kruisteken maken op/boven3 (door)strepen ⇒ een streep trekken over/door, wegstrepen♦voorbeelden:1 cross one's arms/legs • zijn armen/benen over elkaar slaan2 cross oneself • een kruis(je) slaan/makencross out/off • doorstrepen/halen, schrappen 〈 ook figuurlijk〉 -
89 distinctive
adj. speciaal, verschillend, anders[ distingktiv] 〈 distinctiveness〉1 onderscheidend ⇒ kenmerkend, distinctief♦voorbeelden:a distinctive sign • een onderscheidingsteken -
90 dot
n. stip, punt--------v. aanstippen; slaandot1[ dot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dot2〈werkwoord; dotted〉1 een punt zetten op/bij 〈 ook muziek〉♦voorbeelden:a yellow dotted tie • een geel gespikkelde dasthe meadow was dotted with daisies • de weide was bezaaid met madeliefjes -
91 line
n. regel; streep; snoer; lijn; rij; generatie; beroep--------v. opstellen in rijen; markeren; bekleden; versterken; ribbelen; vullen (van een zak)line1[ lajn]1 lijn ⇒ snoer, koord3 rij (naast/achter elkaar) ⇒ 〈 leger〉 linie, stelling5 (beleids/gedrags)lijn♦voorbeelden:hold the line, please • blijft u even aan de lijn?2 line of fire • vuurlijn/linieline of sight/vision • gezichtslijnwe must draw the line somewhere • we moeten ergens een grens trekkenbring into line • tot de orde roepencome/fall into line • op één lijn gaan zitten, zich schikkenread between the lines • tussen de regels door lezenstand in line • in de rij gaan staan4 drop someone a line • iemand een briefje schrijven/sturenline of thought • ziens/denkwijze, denktrantkeep someone in line • iemand in de hand houdenshoot a line • een verhaal ophangen, opscheppensign on the dotted line • (een contract) ondertekenen; 〈 informeel〉 niet tegenstribbelen; in het huwelijksbootje stappentoe the line • in het gareel blijvenoff line • niet aan het werk, niet functionerendon line • aan het werk, functionerendbring a power station on line • een krachtcentrale operationeel makenout of line • uit de pas, over de schreef1 (hoeveelheid/stuk) lijn2 lint ⇒ lont, band♦voorbeelden:————————line2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ line one's nest/pocket(s)/purse • zijn zakken vullen, zijn beurs spekken→ line up line up/ -
92 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
93 mandatory
-
94 negative
adj. negatief--------n. negatief; verwerping--------v. ontkennen; weigeren; loochenen; afwijzen; verwerpen; negatienegative1[ negətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 the answer is in the negative • het antwoord luidt nee/is ontkennend————————negative21 negatief♦voorbeelden:〈 schertsend〉 negative quantity • negatieve hoeveelheid, nietsthe negative sign • het mintekennegative evidence • negatief bewijsmateriaal————————negative3〈 werkwoord〉1 verbieden ⇒ afwijzen, verwerpen————————negative41 nee -
95 pledge
n. belofte; verplichting; pand; oorkonde--------v. beloven; verplichten; verpandenpledge1[ pledzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————pledge2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:pledge oneself • zich (op erewoord) verbinden -
96 positive
adj. positief; daadwerkelijk; uitdrukkelijk--------n. positief (bij fotografie); positieve pool (bij electriciteit); eenvoudige hoogte (in grammatica)positive1[ pozzətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————positive21 positief2 stellig ⇒ duidelijk, na/uitdrukkelijk♦voorbeelden:‘Are you sure?’ ‘Positive’ • ‘Weet je het zeker?’ ‘Absoluut’positively true • absoluut/volkomen waar¶ positive discrimination • positieve discriminatie, voorkeursbehandelingI'm afraid the test is positive • helaas is de test positiefpositively charged • positief geladen -
97 radical
adj. radicaal, extreem; ingeworteld, geworteld--------n. grondwoord, stam, stamletter; wortel(teken) (wiskunde); radicaalradical1[ rædikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————radical22 fundamenteel ⇒ wezenlijk, essentieel♦voorbeelden: -
98 receipt
n. ontvangst bewijs; recept--------v. ontvangen hebben; ontvangen, krijgen, trekken; kwiterenreceipt1[ rissie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 reçu ⇒ ontvangstbewijs, kwitantie♦voorbeelden:we will send it on receipt of your payment • we zullen het opsturen na ontvangst van uw betaling————————receipt2〈 werkwoord〉 -
99 signalize
v. doen uitben, onderscheiden; kenmerken; te kennen geven; de aandacht vestigen op; zich onderscheidensignalize, signalise[ signəlajz]1 doen opvallen ⇒ de aandacht vestigen op; opluisteren -
100 signaller
n. Seiner, signaleert
См. также в других словарях:
Sign o’ the Times (Album) — Sign o’ the Times Studioalbum von Prince Veröffentlichung 30. März 1987 Label Warner Bros. Records / Paisley Park Records … Deutsch Wikipedia
Sign-off — (or closedown) is the sequence of operations involved when a radio or television station shuts down its transmitters and goes off the air for a predetermined period; generally this occurs during the overnight hours. It is the opposite to a sign… … Wikipedia
Sign-on — (or startup) is the term used to describe the beginning of operations for a television station. It is the opposite to a sign off (or closedown).As with sign offs, sign ons vary from country to country, and from station to station.North AmericaIn… … Wikipedia
Sign of the Cross — • A term applied to various manual acts, liturgical or devotional in character, which have this at least in common: that by the gesture of tracing two lines intersecting at right angles they indicate symbolically the figure of Christ s cross… … Catholic encyclopedia
sign — [sīn] n. [ME signe < OFr < L signum, a mark, token, prob. < base of secare, to cut (see SAW1): orig. sense prob. “incised mark”] 1. something that indicates a fact, quality, etc.; indication; token [black as a sign of mourning] 2. a) a… … English World dictionary
Sign — Sign, n. [F. signe, L. signum; cf. AS. segen, segn, a sign, standard, banner, also fr. L. signum. Cf. {Ensign}, {Resign}, {Seal} a stamp, {Signal}, {Signet}.] That by which anything is made known or represented; that which furnishes evidence; a… … The Collaborative International Dictionary of English
Sign manual — Sign Sign, n. [F. signe, L. signum; cf. AS. segen, segn, a sign, standard, banner, also fr. L. signum. Cf. {Ensign}, {Resign}, {Seal} a stamp, {Signal}, {Signet}.] That by which anything is made known or represented; that which furnishes… … The Collaborative International Dictionary of English
sign — n 1 Sign, mark, token, badge, note, symptom can denote a sensible and usually visible indication by means of which something not outwardly apparent or obvious is made known or revealed. Sign is the most comprehensive of these terms, being… … New Dictionary of Synonyms
Sign language media — are media based on a media system for sign languages. Interfaces in sign language media are built on the complex grammar structure of sign languages. Generally media are built for spoken languages or written languages. Unfortunately those media… … Wikipedia
Sign war — Sign wars are semi official competitions between opposing political campaigns at events and/or locations where campaign visibility is paramount to each side. During a sign war, campaign workers, both staffers and volunteers, seek to have a… … Wikipedia
Sign o' the Times (álbum) — Sign o the Times es un álbum doble del artista Prince, lanzado el 30 de marzo de 1987. Le sigue a Parade (1986), y es el primer álbum en solitario del artista después de la ruptura con su anterior banda, The Revolution. Sign o the Times es el… … Wikipedia Español