-
1 to dot
stippelen -
2 spot
adj. op staande voet; present zijnde--------adv. precies (slang)--------n. vlek; stippel; plek; scheutje; plek; ; weinig--------v. opsporen; identificeren, onderscheiden; uitvinden; vlekken; stippelen; vlekken verwijderen; vuil worden; plaatsenspot1[ spot] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 puistje4 positie ⇒ plaats, functie♦voorbeelden:8 a spot of bother • een probleem, onenigheid¶ change one's spots • van richting/overtuiging veranderen, een ander leven gaan leiden〈 Brits-Engels〉 knock spots off • gemakkelijk verslaan, de vloer aanvegen methe had to leave on the spot • hij moest op staande voet/onmiddellijk vertrekkenput someone on the spot • iemand in het nauw brengen————————spot2〈 spotted〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 herkennen ⇒ eruit halen/pikken, ontdekken4 plaatsen ⇒ situeren, neerzetten♦voorbeelden:I spotted him right away as a Dutchman • ik wist meteen dat hij een Nederlander was————————spot3〈 bijwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 precies♦voorbeelden: -
3 stipple
v. met stippels vullen; stippelenstipple11 stippelgravure ⇒ punteerwerk; punteerkunst————————stipple2〈 werkwoord〉 -
4 dot
n. stip, punt--------v. aanstippen; slaandot1[ dot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dot2〈werkwoord; dotted〉1 een punt zetten op/bij 〈 ook muziek〉♦voorbeelden:a yellow dotted tie • een geel gespikkelde dasthe meadow was dotted with daisies • de weide was bezaaid met madeliefjes -
5 prick
n. prik; pijn; geslachtsorgaan (slang)--------v. prikkenprick1[ prik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 prik♦voorbeelden:————————prick2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:prick on • aanvuren -
6 speckle
n. spikkel, stippel--------v. bespikkelenspeckle1[ spekl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 spikkel ⇒ stippel, vlekje————————speckle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 a speckled cow • een bonte/gevlekte koe -
7 dot down
noteren,stippelen
См. также в других словарях:
Stipple — Stip ple, v. t. [imp. & p. p. {Stippled}; p. pr. & vb. n. {Stippling}.] [D. stippelen to make points, to spot, dot, from stippel, dim. of stip a dot, spot.] 1. To engrave by means of dots, in distinction from engraving in lines. [1913 Webster]… … The Collaborative International Dictionary of English
Stippled — Stipple Stip ple, v. t. [imp. & p. p. {Stippled}; p. pr. & vb. n. {Stippling}.] [D. stippelen to make points, to spot, dot, from stippel, dim. of stip a dot, spot.] 1. To engrave by means of dots, in distinction from engraving in lines. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
Stippling — Stipple Stip ple, v. t. [imp. & p. p. {Stippled}; p. pr. & vb. n. {Stippling}.] [D. stippelen to make points, to spot, dot, from stippel, dim. of stip a dot, spot.] 1. To engrave by means of dots, in distinction from engraving in lines. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
stipple — I. transitive verb (stippled; stippling) Etymology: Dutch stippelen to spot, dot Date: circa 1762 1. to engrave by means of dots and flicks 2. a. to make by small short touches (as of paint or ink) that together produce an even or softly graded… … New Collegiate Dictionary
stipple — n. [D. stippelen, to spot] Numerous circles or dots; shading effects produced by dots, circles or small marks … Dictionary of invertebrate zoology
stipple — stippler, n. /stip euhl/, v., stippled, stippling, n. v.t. 1. to paint, engrave, or draw by means of dots or small touches. n. Also, stippling. 2. the method of painting, engraving, etc., by stippling. 3. stippled work; a painting, engraving, or… … Universalium
stippling — 1. A speckling of a blood cell or other structure with fine dots when exposed to the action of a basic stain, due to the presence of free basophil granules in the cell protoplasm. SYN: punctate basophilia. 2. An orange peel appearance of t … Medical dictionary
stippled — stip·pled (stipґəld) [Dutch stippelen to keep spotting] marked by small spots or flecks … Medical dictionary
stipple — stip|ple [ˈstıpəl] v [T] [Date: 1700 1800; : Dutch; Origin: stippelen] to draw or paint a picture or pattern using short ↑strokes or spots instead of lines >stippled adj >stippling n [U] … Dictionary of contemporary English
stipple — (v.) 1670s, from Du. stippelen to make points, frequentative of stippen to prick, speckle, from stip a point, probably ultimately from PIE root *st(e)ig pointed (see STICK (Cf. stick) (v.)) … Etymology dictionary
stipple — (STIP pl) [Dutch, from stippelen: to dot] To paint, draw, or engrave using dots or little touches instead of lines … Dictionary of foreign words and phrases
