-
1 oud
oud1〈 het〉♦voorbeelden:oud en nieuw vieren • see in the New Year————————oud21 [genoemde leeftijd hebbend] old4 [vergevorderd] old7 [figuurlijk] [ouderwets] old(-fashioned)8 [met betrekking tot de klassieke Oudheid] ancient9 [met betrekking tot vroegere relaties] old, long-standing♦voorbeelden:vijftien jaar oud, oud vijftien jaar • fifteen years old/of age, aged fifteenhij werd honderd jaar oud • he lived to (be) a hundredhaar oudere zusje • her elder/big sisterhoe oud ben je? • how old are you?er zo oud uitzien als men is • look one's agetoen zij zo oud was als jij • when she was your ageouder worden • age, be getting on (in years)hier moet je twaalf jaar of ouder voor zijn • you have to be twelve or more for thiszij zijn even oud • they are the same agehoe ouder hoe gekker • there's no fool like an old fooloud van jaren • getting on (in years)ik ben twee keer zo oud als hij • I am twice as old as himhij is vier jaar ouder dan ik • he is four years older than mekinderen van zes jaar en ouder • children from six upwardsmijn oude heer • my old mandie jurk maakt je oud • that dress is too old for yououd worden • grow old, agehij wordt oud • he is getting oldnogal oud • oldishmen is nooit te oud om te leren • you are never too old to learn〈 spreekwoord〉 zoals de ouden zongen, piepen de jongen • as the old cock crows, so crows the youngeen oude bekende/vriend • an old pal/chumeen oude firma • an old established firmeen oude getrouwe • a stalwart, an old faithfuleen oude mop • a corny jokeoud papier • waste paperoude rechten • ancient rightsoude rommel • junkouder in dienstjaren • seniorzo oud als de weg naar Rome • as old as the hillshij is weer helemaal de oude • he's back to normal againouwe lul/zak • old fog(e)y/geezer8 de oude talen • the ancient/classical languages -
2 past
adj. vroeger; voorbijgegaan; van vroeger; vorig, afgelopen, voorbij--------adv. voorbij; vroeger; toen--------n. geschiedenis; verleden; voorbijgegane tijd--------prep. langs; voorbijpast1[ pa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————past21 voorbij(gegaan) ⇒ over, gepasseerd♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:2 past participle • verleden/voltooid deelwoordpast tense • verleden tijd2 voorbij ⇒ vorig, laatst♦voorbeelden:an hour past • sedert een uuryour letter of the fifteenth past • uw brief van de vijftiende jl.————————past3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————past4〈 voorzetsel〉1 voorbij ⇒ verder dan, later dan♦voorbeelden:past all hope • hopelooshe cycled past our house • hij fietste voorbij/langs ons huisjust past sixty • net over de zestigit's past our understanding • het gaat ons begrip te bovenhalf past three • half vier -
3 he's past it
-
4 gek
gek1〈de〉♦voorbeelden:ja, ik ben daar gek! • tu me prends pour quoi?met iemand, iets de gek steken • tourner qn., qc. en ridiculehet is zoveel waard als een gek ervoor wil geven • une chose vaut autant que ce que l'acquéreur en donneiemand voor de gek houden • se payer la tête de qn.zichzelf voor de gek houden • refuser de voir les choses en facevoor gek staan • avoir l'air ridiculeiemand voor gek zetten • ridiculiser qn.voor gek lopen • avoir l'air d'un fourijden als een gek • conduire comme un foudat is te gek om los te lopen • c'est trop fort〈 spreekwoord〉 één gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden • un fou fait plus de questions qu'un sage (ne donne) de raisons〈 spreekwoord〉 gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen • les murailles sont le papier des fous→ link=buurman buurman————————gek21 [krankzinnig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fou/fol/folle♦voorbeelden:1 ik ben me daar gek! • je ne suis pas fou, moi!ben je gek • ça va pas?het is om gek van te worden • c'est à devenir fouzich gek zoeken naar iets • se donner un mal fou pour trouver qc.ik word gek van hem • il me rend fou2 ben je gek! • tu es fou!hij is er gek genoeg voor • il en est bien capablehij is zo gek nog niet als hij er (wel) uitziet • il n'est pas aussi bête qu'il en a l'airdat lijkt me niet gek • ça n'est pas bêtedat is lang niet gek • ce n'est pas si bête que çagekke streken uithalen • faire des bêtiseswat een gekke vent! • quel drôle de type!je kunt het zo gek niet bedenken, verzinnen of … • on a beau se creuser la cervelle, mais …doe maar gewoon, dan doe je (al) gek genoeg • arrête de faire l'imbécilegek staan, zitten te kijken • tomber de (son) hautergens gek van opkijken • en ouvrir de grands yeuxiets geks zeggen • dire qc. d'idiotdat is te gek om los te lopen • c'est complètement idiotdat is van de gekke • c'est complètement dinguehet gekke van de zaak is … • ce qu'il y a de drôle dans l'affaire, c'est que …→ link=oud oudgek zijn op aardbeien • adorer les fraiseshet is nog niet zo gek lang geleden • il n'y a pas si longtemps¶ het moet al gek gaan als … • ce serait bien le diable si …dat is niet gek • c'est pas malte gek, zeg! • terrible!een te gekke meid • une fille du tonnerre -
5 till
conj. tot, totdat--------n. geldlade (toonbank)--------prep. tot, tot aan--------v. bewerken (grond)till1[ til] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————till2〈 werkwoord〉————————till3♦voorbeelden:till tomorrow • tot morgennot till after dinner • niet vóór/pas na het middageten————————till4♦voorbeelden:it was a long time till she emerged • het duurde lang voor zij verscheenwait till I get you • wacht maar, ik krijg je nog wel! -
6 Jahr
〈o.; Jahr(e)s, Jahre〉♦voorbeelden:ein fröhliches neues Jahr wünschen • gelukkig nieuwjaar wensenin reiferen Jahren • op rijpere leeftijdin den zwanziger Jahren, Zwanzigerjahren • in de jaren twintigjung an Jahren • jong van jaren, leeftijdauf, über Jahre hinaus • voor, over (meerdere) jaren, jaren vooruit〈 formeel〉 bei Jahren sein • op jaren, op leeftijd zijnJahr für, um Jahr • jaar na jaarein Mann in den besten Jahren • een man in zijn beste jarenein Mann in den mittleren Jahren • een man van middelbare leeftijdin die Jahre kommen • op jaren komenin Jahren nicht • in geen jarenmit 21 Jahr(en) kann man … • op zijn 21e (jaar) kan men …vor (langen) Jahren • jaren geledenauf Jahr und Tag • op de dag af, preciesseit Jahr und Tag • sinds jaar en dagvor Jahr und Tag • lang geleden -
7 he seems old for his years
hij ziet er oud uit voor zijn leeftijd -
8 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
9 âgé
âge [aazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:d'un certain âge • niet zo jong meerâge ingrat • puberteitâge moyen • middelbare leeftijdpremier âge • kindertijdquatrième âge • hoge ouderdomquel âge a-t-elle? • hoe oud is zij?âge scolaire • leerplichtige leeftijdâge tendre • kinder- en jeugdjarentroisième âge • ouden van dagen, gepensioneerden, 65-plussersil fait plus jeune que son âge, il ne paraît pas son âge • hij ziet er jonger uit dan hij isavoir passé l'âge de • te oud zijn omil porte son âge • je kunt zien dat hij oud wordtporter bien son âge • er jong uitzien voor zijn leeftijdprendre de l'âge • ouder wordenvieux avant l'âge • vroeg oudêtre d' âge à, en âge de • oud genoeg zijn omenfant en bas âge • jong kindentre deux âges • van middelbare leeftijd2 homme d' âge • oude, bejaarde manâge de pierre • stenen tijdperkd'âge en âge • van geslacht op geslacht, alle eeuwen dooradjoud, bejaard -
10 âge
âge [aazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:d'un certain âge • niet zo jong meerâge ingrat • puberteitâge moyen • middelbare leeftijdpremier âge • kindertijdquatrième âge • hoge ouderdomquel âge a-t-elle? • hoe oud is zij?âge scolaire • leerplichtige leeftijdâge tendre • kinder- en jeugdjarentroisième âge • ouden van dagen, gepensioneerden, 65-plussersil fait plus jeune que son âge, il ne paraît pas son âge • hij ziet er jonger uit dan hij isavoir passé l'âge de • te oud zijn omil porte son âge • je kunt zien dat hij oud wordtporter bien son âge • er jong uitzien voor zijn leeftijdprendre de l'âge • ouder wordenvieux avant l'âge • vroeg oudêtre d' âge à, en âge de • oud genoeg zijn omenfant en bas âge • jong kindentre deux âges • van middelbare leeftijd2 homme d' âge • oude, bejaarde manâge de pierre • stenen tijdperkd'âge en âge • van geslacht op geslacht, alle eeuwen doorm1) leeftijd2) tijdperk, eeuw -
11 maar
maar1〈 het〉1 but♦voorbeelden:er is één maar aan verbonden/bij • there is one (large) but————————maar2〈 bijwoord〉4 [met betrekking tot een wens] (if) only5 [aanmaning, waarschuwing] just6 [aanhoudend] just♦voorbeelden:1 je hoeft maar te bellen • you only/just have to phoneal was het maar om haar te pesten • if only to make life difficult for herzeg het maar: koffie of thee? • which will it be: coffee or tea?we konden alleen nog maar huilen • we could do nothing but cryhij is nog maar pas hier • he has only just arrivedzonder ook maar goedendag te zeggen • without so much as a goodbyehij is maar twintig jaar (oud) geworden • he only lived to be twentyzij bloost al, als je maar naar haar kijkt • she blushes if you so much as look at herals ik ook maar een minuut te lang wegblijf • if I stay away even a minute too longlaten we hem maar gelijk geven • let's just agree with him and be done with itdat doet hij maar al te graag • he'd be only too happy to do itdat komt maar al te vaak voor • that happens only/all too oftenhet is misschien maar goed dat we de bus gemist hebben • perhaps it's (just) as well we missed the bushet is maar goed dat je gebeld hebt • it's a good thing you Brangje hebt het maar voor het zeggen • it's up to you, just say the wordik wil wel doorgaan, als het maar klaar komt • I'm prepared to go on, as long as/so long as it's finishedwas ik maar nooit getrouwd • if only I'd never marriedwas ik maar dood • I wish I were deadgeef het nou maar toe • you may as well admit ithet is maar dat je het weet • as long as you know; 〈 je kunt het maar beter weten〉 it's (just) as well you knowlet maar niet op hem • don't pay any attention to himpas maar op • watch out/itschiet nou maar op • hurry up, will you?ik zou maar uitkijken • you'd better be carefulen dan maar klagen dat iedereen zakt • and then go on about everybody failinghet is maar goed ook • a good thing, toowees daar maar niet bang voor • rest assured that that won't happenrustig maar • (just) calm downje gaat je gang maar • go ahead (and do it)en wij maar wachten/werken • and we just wait(ed) and wait(ed)/work(ed) and work(ed)het houdt maar niet op • it never seems to endik vind het maar niks • I'm none too happy about itzij koopt maar raak • she just throws her money abouthé daar, dat gaat zo maar niet • hey you, you can't just sit down/walk in/run off 〈enz.〉like that!en maar kletsen, die vrouwen • talk, talk, that's all they do, these women¶ wat wil je drinken? geef maar een pilsje • what'll you have? a beer, please/I'll have a beerwat je maar wil • whatever you wantgeef dan maar een glas wijn • a glass of wine will be finewaarom doe je dat? zo maar • why do you do that? just for the fun of itdat kun je niet zo maar even doen • you can't do it just like thatzo'n vraag kun je niet zo maar beantwoorden • one can't answer such a question offhandhij gaf het kind zo maar een klap • he hit the child for no reasonzoveel als je maar wilt • as much/many as you like————————maar3〈 voegwoord〉1 [tegenstellend] but2 [in zijdelingse tegenwerpingen] but♦voorbeelden:ik had je willen bellen, maar ik wist je nummer niet • I would have phoned, but/only I didn't know your numberja maar, als dat nu niet zo is • yes, but what if that isn't true?maar ja, wat wil je voor vijftig gulden • but then what do you expect for fifty guildersmaar begrijpt u dat dan niet • but don't you understand?¶ hij keek in de koelkast, maar zag dat die leeg was • he looked in the refrigerator only to find it was emptynee maar! • really! -
12 wereld
♦voorbeelden:de wereld van het kind • le monde de l'enfanteen betere wereld • un monde meilleurde gehele wereld • le monde entierhij kan de hele wereld aan • il veut tout avalereen prominente figuur uit de medische wereld • une sommité du monde médicalde Nieuwe wereld • le Nouveau Mondede Oude wereld • l'Ancien Mondede hogere sferen van de politieke wereld • les hautes sphères de la politiquede wetenschappelijke wereld • le monde scientifiqueer ging een wereld voor hem open • un monde nouveau s'ouvrit à luide (wijde) wereld intrekken • parcourir le (vaste) mondewat is de wereld toch klein! • (que, comme) le monde est petit!de omgekeerde wereld • le monde à l'enversde wereld staat voor ons open • le monde s'offre à noushet was een lawaai of de wereld verging • cela faisait un bruit d'enferdat is een wereld apart • c'est un monde à parteen wereld aan mogelijkheden • un monde de possibilitéshoe is het in de wereld mogelijk! • comment est-ce Dieu possible!midden in de wereld staan • vivre dans le mondezo gaat dat in de wereld • ainsi va le mondedegene die dat gerucht de wereld in heeft gestuurd • l'inventeur de ce bruitiemand naar de andere wereld helpen, zenden • expédier qn. dans l'autre mondekinderen op de wereld zetten • mettre des enfants au mondealleen op de wereld staan • être seul au mondeover de hele wereld • dans le monde entierniets ter wereld bezitten • ne rien avoir au mondeeen kind ter wereld brengen • mettre un enfant au mondeter wereld komen • venir au mondeeen misverstand uit de wereld helpen • dissiper un malentendude beste man van de wereld • la crème des hommesdaar ligt een wereld van verschil tussen • il y a un monde entre (telle et telle chose)van de hele wereld • mondialeen man van de wereld • un homme du mondede wereld van toen • le monde d'alorsiets voor de wereld verborgen houden • tenir qc. caché aux yeux du mondede derde wereld • le tiers-mondede vierde wereld • le quart-mondedat is zo oud als de wereld • c'est vieux comme le monde -
13 old
adj. oud; bejaard; oud (niet nieuw); antiek; van vroeger; op de leeftijd--------n. leeftijd--------n. ouderen, bejaardenold1[ oold] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:heroes of old • helden uit het verleden————————old2〈older; ook elder, eldest〉1 oud ⇒ bejaard, antiek2 versleten ⇒ gebruikt, vervallen, afgedankt4 ervaren ⇒ bekwaam, gerijpt5 verouderd ⇒ ouderwets, in onbruik geraakt♦voorbeelden:1 old age • ouderdom, hoge leeftijd(not) make old bones • (niet) oud worden〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 old boy/girl • vadertje, moedertje, oudjeold gold • donker goud, bruingoud(en kleur)old maid • oude vrijsteras old as the hills • zo oud als de weg naar Romean old name • een gevestigde naamthe oldest profession • het oudste beroepan old retainer • een oude trouwe dienaar〈 spreekwoord〉 you cannot teach an old dog new tricks • oude beren dansen leren is zwepen verknoeien; oude honden leert men moeilijk pootje gevenyoung and old • jong en oud, iedereenthe old • de bejaarden, de ouderenan old hand at poaching • een doorgewinterde stroperan old offender • een recidivistold stager • oude rot, veteraan〈 spreekwoord〉 you cannot put old heads on young shoulders • grijze haren groeien op geen zotte bollenbe old in knavery • een doortrapte schurk zijnthe old guard/school • mensen van de oude stempel, traditionalistenhe worked like old boots • hij werkte berehard/steenharda chip off the old block • helemaal zijn/haar vader/moederOld Glory • nationale vlag van de USAold maid • oud wijfold moon • laatste kwartier van de maanmoney for old rope • iets voor niets, gauw/gemakkelijk verdiend geldold salt/sweat • zeerotcome/play the old soldier (over someone) • de baas spelen (over iemand) 〈op basis van grotere ervaring/vaardigheid〉〈 informeel〉 old woman • lastige/vitterige vrouw→ grand grand/II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 voormalig ⇒ vroeger, gewezen, ex-, oud-♦voorbeelden:the (same) old story • hetzelfde liedjeold stuff • oud nieuws, oude koekold Etonian • oud-leerling van Eton¶ 〈Brits-Engels; slang〉 old bean/cock/egg/fruit/stick/thing • ouwe/beste (jongen/meid)old boy/girl • oud-leerling(e) (van Engelse school)the old man • 〈 informeel〉 de ouwe 〈 ook scheepskapitein〉; de baas 〈 ook echtgenoot〉; mijn ouweheer/ouweold master • (schilderij van) oude meesterthe old sod • het vaderland〈 informeel〉 any old thing will do • alles is goed/bruikbaarthe Old World • de Oude Wereld, de oostelijke hemisfeer; 〈 Amerikaans-Engels〉(continentaal) Europa, de Oude Wereld〈 informeel〉 any old how • om het even hoe, hoe ook→ high high/ -
14 donner
donner [donnee]2 schijnen3 vallen ⇒ geraken, vervallen♦voorbeelden:la publicité donne à plein • de reclame loopt op volle toerenil me donne sur les nerfs • hij werkt op mijn zenuwendonner dans l'oeil à qn. • iemand verblinden, bekorendonner dans le ridicule • zich belachelijk makendonner dans le snobisme • zich snobistisch gedragen→ piègeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ verstrekken, veroorzaken♦voorbeelden:je vous en donne mille francs • ik bied u er duizend frank voordonner lecture de qc. • iets voorlezendonner sa maladie à qn. • iemand met zijn ziekte besmettendonner une pièce de théâtre • een toneelstuk brengendonner qc. par testament • iets vermakenen donner à qn. pour son argent • iemand de volle maat gevendonner à entendre • te verstaan gevendonner qc. contre, pour qc. • iets ruilen voor iets andersje vous le donne en dix, cent, mille • ik geef het u te radenje vous le donne pour ce que ça vaut • als ik lieg, dan lieg ik in commissiecela n'a pas donné grand-chose • dat heeft niet veel opgeleverdce pays a donné maints grands hommes • dit land heeft veel grote mannen voortgebrachtcette terre donne beaucoup • deze aarde is vruchtbaar3 quel âge me donnez-vous? • hoe oud schat u mij?donner du directeur à qn. • iemand met directeur aansprekenon lui donne une grande fortune • men zegt dat hij zeer rijk is2 zich, elkaar geven♦voorbeelden:se donner un roi • een koning kiezense donner du bon temps • zich amuseren, het ervan nemens'en donner • zich goed vermaken1. v1) geven2) veroorzaken3) produceren4) toekennen5) verklikken6) stoten, slaan7) schijnen8) vallen9) uitzien (op)2. se donnerv2) zich/elkaar geven -
15 al
al1〈 bijwoord〉2 [versterking] all♦voorbeelden:al enige tijd, al vanaf juli • for some time past/now, (ever) since Julyik ben al een uur aan het roepen • I've been calling for the last hourdat is al oud • that's (already) olddat dacht ik al • I thought sois zij er nu al? • 〈 met klemtoon op nu〉 is she here already?is het nu al vier uur? • is it four (o'clock) already?is Jan er al? • is John here yet?ik heb het altijd al geweten • I've known it all alonghoe lang is hij al hier? • how long has he been here?dat wist zij toen al • she knew it even thenal in '82, al voor '82 • as early as '82, even before '82daar heb je het al • there you arezijn komst is al genoeg • just his coming is good enoughal te snel/spoedig/voorzichtig 〈enz.〉 • (far/all) too fast/soon/careful 〈enz.〉ze weten het maar al te goed • they know only too wellhij had het toch al moeilijk • he had enough problems as it wasik zie het hem al doen • I can (just) see him (doing it) now!je kunt ze al krijgen voor een tientje • you can buy them for as little as ten guildershij sprak al lachend • he laughed as he spokezij kwamen al nader en nader • they kept coming closer and closer (all the time)je kunt er al of niet gebruik van maken • you can take it or leave ithet al of niet slagen van … • the success or otherwise of …al naar gelang • depending onze zei heel weinig, als ze al wat zei • she said very little, if anythingdat lijkt er al meer op, dat is al beter • that's more like it————————al22 [met betrekking tot elk deel van een verzameling] all (of)♦voorbeelden:hij was één en al oor • he was all earshet was één en al ellende op tv gisteren • there was nothing but misery on TV yesterdayal met al • all in all————————al3♦voorbeelden:al de kinderen • all (of) the children————————al4〈 voegwoord〉1 though, although ⇒ even though/if♦voorbeelden:1 al ben ik arm, ik ben gelukkig • I may be poor, but I'm happyal zeg ik het zelf • even though I say so myselfhet is duidelijk, al is het moeilijk • it is clear, if difficultal was het alleen maar omdat • if only becauseook al is het erg • bad as it is/may beik deed het niet, al kreeg ik een miljoen • I wouldn't do it for a million pounds -
16 age
n. leeftijd; periode; generatie--------v. ouder wordenage1[ eedzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 be your age! • doe niet kinderachtig!be/come of age • meerderjarig zijn/wordenlook one's age • er zo oud uitzien als men iswhat is your age? • hoe oud ben je?at the age of ten • op tienjarige leeftijdin his (old) age • op zijn oude dagten years of age • tien jaar oudbe of an age to do something • oud genoeg zijn om iets te doenunder age • minderjarig, te jonghis back was bent with age • zijn rug was krom van ouderdomyou've been ages • je bent vreselijk lang weggebleven¶ age of consent • meerderjarigheid; leeftijd 〈 vooral van meisje〉 waarop je met iemand naar bed mag————————age2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verouderen, oud(er) maken -
17 alt
〈 älter, (am) ältest(en)〉♦voorbeelden:1 alles geht seinen alten Gang • alles gaat zijn oude, gewone gangdie Alte Geschichte • de Oude Geschiedenis, geschiedenis van de Oudheid〈 informeel〉 der alte Meier • de oude Meier, Meier senioralte Meister • (schilderijen van) oude meestersdie alten Sprachen • de oude, klassieke talenauf, für seine alten Tage • op, voor zijn oude dager ist ganz der Alte • hij is helemaal de oude, niet veranderdalt an Jahren • oud van jaren, bedaagd〈 informeel〉 aus Alt Neu machen • van oud nieuw maken, het oude als nieuw herstellenes bleibt alles beim Alten • alles blijft bij het oude〈 economie〉 alt für neu • tegen dagwaarde, nieuwwaardeälter als seine Jahre sein • er ouder uitzien dan men isAlt und Jung • jong en oud, iedereen, ouden en jongen〈informeel; schertsend〉 alt wie Methusalem • zo oud als Methusalem, zeer oudin alten Zeiten • eertijdsetwas alt kaufen • iets tweedehands kopen -
18 be
n. Barylium (chemische grondstof Be)be1 zijn ⇒ bestaan, voorkomen; plaatshebben2 〈 alleen in voltooide tijd〉geweest/gekomen zijn♦voorbeelden:2 has the postman been? • is de postbode al geweest?〈Brits-Engels; informeel〉 he's been and won the first prize • laat ie me nou toch de eerste prijs winnenII 〈 koppelwerkwoord〉1 zijn5 liggen aan ⇒ komen door, de schuld zijn van♦voorbeelden:she'd like to be a teacher • ze zou graag lerares wordenthe bride-to-be • de toekomstige/aanstaande bruida would-be teacher • iemand die zich voor leraar uitgeeftMrs Smith, Miss Jones that was • mevr. Smith, geboren Jonesbe that as it may • hoe het ook zijhow are you? • hoe is het met je?be back • terug zijnbe about/around • (ergens) rondslingerenI'm before you • ik kom voor u aan de beurtwhat's behind this? • wat steekt hier achter?it's beyond my wildest expectations • het gaat mijn stoutste verwachtingen te boven〈 alleen in voltooide tijd〉 have you ever been to India? • ben je ooit naar/in India geweest?4 A+ is excellent • een A-plus is/betekent uitstekendwhat's that to him? • wat trekt hij zich daarvan aan?how is that? • hoe komt dat (zo)?they were already about their business • ze waren al (met hun zaken) bezigbe after someone • iemand achternazittenbe after something • iets proberen te pakken te krijgen, op iets uit zijn〈 informeel〉 be off something • geen trek/zin meer hebben inas is/was • zoals hij/zij/het is/was→ be about be about/, be around be around/, be at be at/, be down be down/, be for be for/, be in be in/, be off be off/, be on be on/, be out be out/, be out of be out of/, be over be over/, be round be round/, be through be through/, be up be up/, be upon be upon/, be up to be up to/, be with be with/III 〈 hulpwerkwoord〉1 aan het … zijn♦voorbeelden:1 they were reading • ze waren aan het lezen, ze lazen3 if this were to happen, were this to happen • als dit zou/mocht gebeuren→ be going to be going to/, be to be to/ -
19 de
de1 [də]〈 voorzetsel〉9 〈materiaal; meestal onvertaald〉♦voorbeelden:de vous à moi • onder ons (gezegd)de mal en pis • van kwaad tot ergerde nos jours • tegenwoordigde nuit • 's nachtsde … à … • van … totde … en • van … tot, naarfaire qc. de soi-même • iets uit zichzelf doenjouer du piano • piano spelenvivre de sa plume • van zijn pen levencoup de poing • vuistslagde mémoire • uit het blote hoofdde son mieux • zo goed hij konavancer d'un pas • een stap vooruit doenavoir deux mètres de long • twee meter lang zijnpaquet de cigarettes • pakje sigaretten¶ le ciel est d'un bleu! • de hemel is zó blauw!être aimé de sa femme • bemind worden door zijn vrouwquelque chose de beau • iets mooistrois jours de libre • drie dagen vrijquoi de neuf? • wat voor nieuws is er?le mieux est d'en rire • je kunt er maar beter om lachenet les enfants de sauter • en de kinderen maar springen————————de2 [də]〈 lidwoord〉1 〈 meestal onvertaald〉♦voorbeelden:du pain • broodprép1) van, uit, vanuit2) tijdens, gedurende3) vanwege, om, voor, door [oorzaak]4) met, van [middel]5) op, uit, volgens [wijze]6) van, met [maat]7) tot [bezit] -
20 dé
de1 [də]〈 voorzetsel〉9 〈materiaal; meestal onvertaald〉♦voorbeelden:de vous à moi • onder ons (gezegd)de mal en pis • van kwaad tot ergerde nos jours • tegenwoordigde nuit • 's nachtsde … à … • van … totde … en • van … tot, naarfaire qc. de soi-même • iets uit zichzelf doenjouer du piano • piano spelenvivre de sa plume • van zijn pen levencoup de poing • vuistslagde mémoire • uit het blote hoofdde son mieux • zo goed hij konavancer d'un pas • een stap vooruit doenavoir deux mètres de long • twee meter lang zijnpaquet de cigarettes • pakje sigaretten¶ le ciel est d'un bleu! • de hemel is zó blauw!être aimé de sa femme • bemind worden door zijn vrouwquelque chose de beau • iets mooistrois jours de libre • drie dagen vrijquoi de neuf? • wat voor nieuws is er?le mieux est d'en rire • je kunt er maar beter om lachenet les enfants de sauter • en de kinderen maar springen————————de2 [də]〈 lidwoord〉1 〈 meestal onvertaald〉♦voorbeelden:du pain • broodm1) dobbelsteen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gorki (band) — Gorki Luc De Vos at the 0110 concert in Ghent on October 1, 2006. Background information Origin Ghent, Belgium … Wikipedia
Jan Jansz. den Uyl — oder Vuijl (* 1595/96; † 24 November 1639 [1] in Amsterdam) war ein niederländischer Radierer und Stilllebenmaler. Inhaltsverzeichnis 1 Biografie 2 Kunsthistorische Bedeutung … Deutsch Wikipedia
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vogel — 1. A Fôglar diar so êder sjong, gung a Kâter iar inj aauer a dik me (wegh me üüb a Dâi). (Amrum.) – Haupt, VIII, 351, 19. Die Vögel, die so früh singen, mit denen geht die Katze über den Deich (am Tage weg). 2. A grosser Vogel braucht a gross… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon