-
81 assez
assez [aasee]〈 bijwoord〉2 tamelijk ⇒ nogal, vrij♦voorbeelden:c'(en) est assez • zo is 't wel genoegc'est assez de deux • twee is voldoendeassez de • voldoende, genoegavoir assez de qc. • genoeg hebben aan ietsassez! • hou op!1. adv1) genoeg, voldoende2) nogal, vrij2. interj -
82 assurer
assurer [aasuuree]3 waarborgen ⇒ veilig, zeker stellen, zorgen voor4 belast zijn met ⇒ de verantwoordelijkheid hebben voor, waarnemen♦voorbeelden:4 assurer une permanence • dag en nacht open zijn, de dienst waarnemenassurer son service • dienst doen, hebbenassurer une rente à qn. • iemand een jaargeld toekennen♦voorbeelden:s'assurer (de) qc. • zich van iets verzekeren, zich iets verschaffen1. v1) verzekeren (van, tegen)2) waarborgen, veilig/zeker stellen2. s'assurerv -
83 battement
battement [baatmã]〈m.〉♦voorbeelden:battement des cils, des paupières • (het) knipperen van de ogenbattement du coeur • hartslagavoir des battements de coeur • hartkloppingen hebbenbattement de mains • handgeklapbattement de la pluie • (het) gekletter van de regenbattement du pouls • polsslagbattement de tambour • tromgeroffelbattement d'un volet • (het) klepperen van een luikm1) (het) slaan, beuken, bonzen, geklop2) periode, speling -
84 bêcher
-
85 bonheur
bonheur [bonnur]〈m.〉1 geluk ⇒ kans, voorspoed♦voorbeelden:quel bonheur de … • wat een geluk dat, wat leuk om …avoir le bonheur de • het genoegen hebben teporter bonheur • geluk brengenjouer de bonheur • geluk hebbenpar bonheur • gelukkig (maar)faire le bonheur de qn. • iemand gelukkig makensi ce stylo peut faire votre bonheur • als je deze pen kunt gebruikenm -
86 boule
boule [boel]〈v.〉♦voorbeelden:boule de neige • sneeuwbalboule de Noël • kerstbalboule de signaux • seinbalfaire boule de neige • een sneeuwbaleffect hebbenen boule • opgerold, als een bol〈 informeel〉 se mettre en boule • boos worden, zijn stekels opzetten→ nerfperdre la boule • de kluts kwijtraken, gek wordenf1) bal, bol, kogel2) aardbol3) kop, knikker4) snoepje -
87 boutique
boutique [boetiek]〈v.〉3 modehuis4 koopwaar♦voorbeelden:tenir boutique • een zaak hebbenf1) boetiek, kledingzaak2) winkel, modehuis3) koopwaar4) specialisme -
88 bras
bras [braa]〈m.〉1 arm3 mankracht ⇒ werkkracht, arbeider♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 avoir un bras de fer • onverbiddelijk, streng zijnbras d'honneur • obsceen gebaar voor lulbaisser les bras • (de moed) opgeven, zich gewonnen gevencette nouvelle m'a cassé bras et jambes • ik ben kapot van dat nieuws〈 figuurlijk〉 couper bras et jambes à qn. • iemand versteld doen staan; 〈 ook〉iemand vleugellam maken, iemand uitputtenouvrir les bras à qn. • iemand met open armen ontvangen; 〈 ook〉iemand vergeven, iemand de helpende hand reikentendre les bras vers qn. • iemands hulp inroepen〈 figuurlijk〉 les bras m'en tombent • nou breekt m'n klomp, ik sta pafbras dessus, bras dessous • arm in arm, gearmd〈 figuurlijk〉 se réfugier dans les bras de qn. • bij iemand z'n heil, z'n toevlucht zoeken〈 figuurlijk〉 avoir qc., qn. sur les bras • voor iets, iemand te zorgen hebben, opgescheept zitten met iets, iemandbras de vigne • wijnranktravailler à pleins bras • uit alle macht werkentomber sur qn. à bras raccourcis • zich als een razende op iemand werpen¶ à bout de bras • op armlengte; op eigen krachtà force de bras • met de sterke armdépenser de l'argent à tour de bras • met geld smijtenm1) arm2) macht3) zwengel4) armleuning5) (zee)engte6) bras [aan ra]7) voorpoot, schaar, vin -
89 buffet
-
90 caillou
〈m.〉♦voorbeelden:cailloux d'empierrement • straatkeientas de cailloux • steenhoop, grindhoopcasser des cailloux • keien kloppenmarquer qc. d'un caillou blanc • iets als een mijlpaal beschouwenavoir un caillou à la place du coeur • een hart van steen hebben1. m1) kiezelsteen2) edelsteen, diamant3) kale knikker2. caillouxm pl -
91 carte
carte [kaart]〈v.〉1 kaart♦voorbeelden:carte de chemin de fer • spoorkaartjecarte de crédit • creditcardcarte d'entrée • toegangsbewijscarte d'étudiant • collegekaartcarte de famille nombreuse • reductiekaart voor grote gezinnencarte d'identité • persoonsbewijs, identiteitskaartcarte jeunes • CJP, cultureel jongerenpaspoortcarte de membre • lidmaatschapskaartcarte à mémoire • chipkaartcarte de paiement • betaalkaartcarte de presse • perskaartcarte à puce(s) • chipkaart, chipknipcarte de séjour • verblijfsvergunningcarte de travail • werkvergunningcarte (de visite) • visitekaartjecarte de voeux • wenskaartcarte bancaire • bankpasje, pinpascarte bleue •〈creditcard; buiten Frankrijk betaalbaar door Visa〉carte magnétique • magneetpascarte multiple • strippenkaartcarte orange • maandkaart voor de metrocarte privative • chipkaart, slimme betaalkaart, smartcardcarte vermeil • 65+-pas, bejaardenpasdonner carte blanche à qn. • iemand de vrije hand gevenéchanger sa carte avec qn. • iemand tot een duel uitdagenlaisser sa carte • zijn (visite)kaartje afgevenfemme, fille en carte • geregistreerde prostitueefausse carte • slechte kaartc'est la carte forcée • er is geen keuscarte maîtresse • troefkaartavoir toutes les cartes dans son jeu • alle troeven in de hand hebbenbattre, mêler les cartes • de kaarten schuddenbrouiller les cartes • de boel in de war sturen, een rookgordijn aanleggencouper les cartes • couperenjouer aux cartes • kaartenjouer sa dernière carte • zijn laatste troef uitspelenjouer cartes sur table • (met) open kaart spelenjouer la carte de qc. • alles op iets zettenavoir plus d'une carte dans son jeu • meer dan één pijl op zijn boog hebbencarte muette • blinde kaartcarte routière, touristique • wegenkaartdresser la carte d'une région • een streek in kaart brengencarte au 1/100.000 • kaart op schaal 1:100.0004 à la carte • naar keuze, à la carte————————carte (de visite)f1) kaart2) speelkaart3) landkaart4) spijskaart -
92 caustique
caustique [koostiek]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:2 avoir l'esprit caustique • een scherpe tong hebben, een vlijmscherpe pen hebbenadj -
93 chat
chat [sĵaa],chatte [sĵaat]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:le Chat botté • de Gelaarsde Katchat tigré • cyperse katil n'y a pas un chat • er is geen kip te bekennenacheter chat en poche • een kat in de zak kopenappeler un chat un chat • het beestje bij zijn naam noemenavoir d'autres chats à fouetter • wel wat anders aan z'n hoofd hebben〈 spreekwoord〉 chat échaudé craint l'eau froide • een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steenécrire comme un chat • hanenpoten schrijvenelle est chatte • zij is aanhalig〈 spreekwoord〉 quand le chat n'est pas là, les souris dansent • als de kat van huis is, dansen de muizen op tafelil n'y a pas de quoi fouetter un chat • het sop is de kool niet waard, 't is niet belangrijkjouer au chat et à la souris • een spel van kat en muis spelen〈 spreekwoord〉 il ne faut pas réveiller le chat qui dort • men moet geen slapende honden wakker makenc'est toi le chat! • jij bent 'm!→ nuitmkat, poes -
94 chatoyer
-
95 clair
clair1 [kler]〈m.〉♦voorbeelden:se détacher en clair sur • duidelijk afsteken tegenêtre au clair sur qc. • een duidelijk idee van iets hebbenmettre ses notes au clair • zijn aantekeningen uitwerkentirer au clair • 〈 vloeistof〉klaren, filtreren〈 figuurlijk〉 tirer une affaire au clair • een zaak tot klaarheid brengen, ophelderenle plus clair • het grootste gedeeltemessage en clair • niet gecodeerd berichten clair, cela ne l'intéresse pas • om duidelijk te zijn, het interesseert hem niet————————clair2 [kler]3 duidelijk ⇒ gemakkelijk te begrijpen, helder4 helder ⇒ transparant, zuiver♦voorbeelden:opposer un refus clair et net • vierkant weigerenclair comme deux et deux font quatre • zo klaar als een klontje→ eau4 son affaire est claire • zijn, haar lot is bezegeldlait clair • wei————————clair3 [kler]〈 bijwoord〉2 dun♦voorbeelden:je vois clair dans son jeu • ik heb hem, zijn spel door1. m1) lichte partij [schilderij]2) dunne plek [stof]2. adj1) duidelijk, helder2) onbewolkt3) licht [kleur]4) dun5) helder [verstand]3. adv1) duidelijk2) dun -
96 clientèle
clientèle [klie.ãtel]〈v.〉1 clientèle ⇒ klantenkring, klanten2 patiënten ⇒ praktijk, cliënten4 aanhang ⇒ vrienden, fans♦voorbeelden:avoir la clientèle de qn. • iemand als klant hebbenf1) clientèle, klantenkring2) praktijk, patiënten3) klandizie4) aanhang, fans -
97 coffre
coffre [kofr]〈m.〉3 〈in banken enz.〉brandkast, -kluis ⇒ safe, safeloket♦voorbeelden:coffre à outils • gereedschapskistm1) kist, koffer2) kofferruimte3) brandkast, safe4) kast [muziekinstrument]5) borstkas6) romp7) meerboei8) bekisting [bouwkunde] -
98 coiffer
coiffer [kwaafee]♦voorbeelden:2 coiffer qn. bien • iemand goed staan, iemand (goed) kleden6 se faire coiffer (au poteau) • op het laatste moment ingehaald, geklopt worden1 zich kappen ⇒ zich het haar opmaken, zich kammen1. v1) kappen, het haar opmaken of knippen (van)3) opzetten [hoed]2. se coifferv1) zich het haar opmaken, zich kammen2) opzetten -
99 commander
commander [kommãdee]1 het bevel voeren (over) ⇒ bevelen, zeggenschap hebben (over), gezag uitoefenen (over)♦voorbeelden:commander à qn. de se taire • iemand bevelen zijn mond te houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het bevel voeren over ⇒ bevelen, heersen (over)2 (ver)eisen ⇒ verlangen, noodzakelijk maken5 in werking stellen ⇒ aandrijven, bedienen♦voorbeelden:commander que 〈+ aanvoegende wijs〉 • verlangen, vereisen dat♦voorbeelden:1. v1) bevelen, heersen (over)2) beheersen, beteugelen3) (ver)eisen, verlangen4) bestellen5) in werking stellen, bedienen2. se commandervmet elkaar in verbinding staan [kamers] -
100 comporter
comporter [kõportee]1 met zich meebrengen ⇒ ten gevolge hebben, inhouden, vereisen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v2) vereisen2. se comporterv2) functioneren, 't doen
См. также в других словарях:
hebben — abi … Woordenlijst Sranan
hebben — hebbe(n obs. forms of heave v … Useful english dictionary
Döss hebben — Emsland / Messingen • Durst, Durst haben … Plattdeutsch-Hochdeutsch
geen geluk hebben — soy / sowtu … Woordenlijst Sranan
medelijden hebben met — saari … Woordenlijst Sranan
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Idioma neerlandés — Neerlandés Nederlands Hablado en Países Bajos Curazao … Wikipedia Español
Haben — 1. Bei Haben lebt sich s besser als bei Habensollen. Ung.: A ki birja, a marja. (Gaal, 837.) 2. Besser haben als hoffen. – Winckler, XVIII, 69. Frz.: Mieulx vault avoir qu espoir. (Leroux, II, 261.) Holl.: Beter hebben dan goed vinden.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon