-
41 sie hatte wenig an
-
42 wer hätte das geglaubt
wer hätte das geglaubt!wie had dat gedacht, kunnen denken! -
43 Bewandtnis
Bewandtnis〈v.; Bewandtnis, Bewandtnisse〉♦voorbeelden:1 damit hatte es, das hatte folgende Bewandtnis • dat zat zo, het was er zo mee gesteld -
44 als
5 omdat, aangezien, daar♦voorbeelden:seine Pflicht als Minister • zijn plicht als ministersich als falsch, wahr erweisen • verkeerd, waar blijken te zijndieser Spieler gilt als der beste der ganzen Mannschaft • deze speler geldt als de beste van de gehele ploegalles andere als schön • allesbehalve mooianders als • anders danein (eben) so kluger als netter Junge • een even verstandige als vriendelijke jongennichts (anderes) als • niets (anders) dan, niets behalvenichts weniger als schön • allesbehalve mooisowohl … als (auch) • zowel … als3 kaum hatte er ihn begrüßt, als seine Frau kam • nauwelijks had hij hem begroet, of zijn vrouw kwamals er in Amerika ankam, war er krank • toen hij in Amerika aankwam, was hij ziekals sie ihn sieht, (da) eilt sie zu ihm • op het moment dat, als ze hem ziet, snelt ze naar hem toe4 als ob ich das nicht gesehen hätte! • alsof ik dat niet had gezien!Sie sehen mich an, als wenn Sie mich kennten • u kijkt me aan, alsof u me kenter tat (so), als wäre, sei er glücklich • hij deed alsof hij gelukkig was5 umso mehr, als • te meer, omdatinsofern, insoweit (,) als wir etwas davon gehört haben • in zoverre, (voor) zover wij daarvan iets hebben gehoordso bald als möglich • zo vlug mogelijk -
45 sein
sein12 zijn, zich bevinden3 zijn, plaatsvinden, gebeuren4 afkomstig zijn, stammen5 〈 met 3e naamval〉zijn van, toebehoren aan♦voorbeelden:das kann (doch) nicht sein! • dat kan (toch) niet!es hätte ja sein können • het had toch gekundkann, mag sein • dat kan, mag wel zijnwas soll denn das sein? • wat moet dat (nou) voorstellen?alles, was war, ist und noch sein wird • in het verleden, heden en de toekomstsei doch nicht so! • hè, toe nou!ich will mal nicht so sein • ik zal het dan maar doenwie könnte es auch sonst sein? • hoe kan, kon het ook anders?aus 4 Teilen sein • uit 4 delen bestaan2 (so,) da wären wir! • daar zijn we dan!das Geld ist auf der Bank • het geld staat op de bankbei der Arbeit sein • aan het werk(en) zijnbei der Sache sein • erbij zijn (met zijn hoofd)bei sich sein • bij kennis zijnbeim Lesen sein • aan 't lezen zijn, zitten (te) lezenich war noch nie in Berlin • ik ben nog nooit in Berlijn geweestdie Fenster sind nach dem Garten • de ramen kijken op de tuin uitohne Geld sein • zonder geld zittenes braucht nicht sofort zu sein • het hoeft niet meteen (te gebeuren)etwas sein lassen • iets latenmuss das sein? • moet dat nou?was sein muss, muss sein • wat moet, (dat) moetes hat nicht sein sollen • het heeft niet (zo) mogen zijn, wezen〈 in de winkel〉 was soll es denn sein? • wat zal, mag het zijn (voor u)?ist irgendetwas? • is er iets?das wird niemals sein! • dat zal nooit gebeuren!das war vor 2 Jahren • dat is twee jaar geleden (gebeurd)4 woher ist der Wein? • waar komt die wijn vandaan?aus Griechenland sein • uit Griekenland komenvon wem ist das? • van wie komt dat?welches Buch ist deins? • welk boek is van jou?II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 so sei es denn! • het zij zo!es sei denn, dass … • tenzij …seis drum! • voor mijn part!sei es heute oder (sei es) morgen • vandaag of morgen, of het nou vandaag of morgen isdem sei, wie ihm wolle • hoe het ook zijdem ist leider nicht so • dat is helaas niet zowie wäre es, wenn • wat zou je, zouden jullie ervan vinden alses ist an dem • dat is zo, dat kloptes ist an dir, etwas zu tun • het is aan jou, het is jouw taak iets te doen2 ist dir etwas? • is er iets (met je aan de hand)?mir ist kalt • ik heb het koudmir ist schlecht • ik voel me niet goedmir ist schwindlig • ik ben duizeligmir ist nicht danach (zumute, zu Mute) • mijn hoofd staat er niet naarmir ist (so), als (ob) … • ik heb het gevoel dat …mir ist, als hätte ich etwas gehört • ik meen iets gehoord te hebben♦voorbeelden:Hunde sind an der Leine zu führen • honden moeten worden aangelijnd〈 informeel〉 da ist nichts zu machen! • er is niets aan te doen!es ist nichts zu machen, tun • er hoeft niets te worden gedaan, er kan niets worden gedaanwenn ich du wäre • als ik jou wasdas wars, wärs (dann)! • dat was het dan (wel)!, dat was, is alles!du bist mir ja einer! • je bent me er (ook) eentje!nachher, am Ende will es keiner gewesen sein • uiteindelijk heeft niemand het gedaansei es der Mann (oder) sei es die Frau • hetzij de man hetzij de vrouwnichts sein • niets bereikt hebben, het tot niets gebracht hebben(und) sei er (auch) noch so arm • ook al is hij nog zo armIV 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden:————————sein2♦voorbeelden:das Buch kostet seine 30 Mark • dat boek kost toch wel 30 markdas Buch ist seine 30 Mark wert • het boek is die 30 mark (wel) waarddas ist nicht unser Problem, sondern seins, 〈 formeel〉seines, das seine • dat is niet ons probleem, maar het zijnedie Seinen, seinen • de zijnen, zijn gezin -
46 tun
3 〈regionaal; als hulpwerkwoord ter omschrijving van de conjunctief〉♦voorbeelden:immer zu tun haben • steeds bezig, in de weer (moeten) zijner hatte dort geschäftlich zu tun • hij was daar voor zakensie hat noch in der Küche zu tun • ze moet nog wat doen in de keukentu doch nicht so! • stel je niet zo aan!sie tut nur so • zij doet maar alsofII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es tat einen Knall • er viel, kwam een knal, klapeinen Schrei, Seufzer tun • een kreet, zucht slakener will sehen, was sich tun lässt • hij zal, wil wel eens kijken wat er aan te doen isso, das wäre getan! • zo, dat was dat!, zo, dat is gebeurd!es tun • (a) het doen 〈 ook coïteren〉; (b) genoeg zijn, (ook al) goed zijn • (c) het (uit)houden, meegaan〈 informeel〉 was tuts? • wat zou het?〈 informeel〉 was tut das schon? • wat geeft dat nou?was tun? • wat te doen?tus doch! • doe het dan!damit ist es nicht getan • daarmee is de zaak nog niet rond, afgewerktsonst bekommst, 〈 informeel〉kriegst du es mit mir zu tun! • anders krijg je met mij te maken!〈 formeel〉 es ist um ihn getan • (a) het is met hem afgelopen, gedaan; (b) het is met hem gebeurd, hij heeft het erg, lelijk te pakkennichts mit etwas, jemandem zu tun haben wollen • niets met iets, iemand te maken willen hebbenes mit dem Herzen zu tun haben • het aan het hart hebbenohne dass ich etwas dazu getan hätte • zonder dat ik er iets voor, aan gedaan had♦voorbeelden:1 es tut sich einiges im Lande • er is een en ander losgekomen, in beweging gekomen in het land -
47 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
48 Ausdruck
Ausdruck1〈m.; meervoud Ausdrücke〉1 uitdrukking ⇒ woord, term3 uitdrukkingswijze ⇒ formulering, stijl4 uitdrukking ⇒ gelaatsuitdrukking, expressie5 uitdrukking ⇒ uitdrukkingskracht, gevoel♦voorbeelden:sich im Ausdruck vergreifen • een verkeerde term gebruikendie Krise fand in dem Streik ihren Ausdruck • de crisis kwam in de staking tot uitingmit dem Ausdruck meiner vorzüglichen Hochachtung • met gevoelens van hoogachtingeine Absicht zum Ausdruck bringen • een bedoeling kenbaar maken3 Flüssigkeit, Gewandtheit im Ausdruck besitzen • (a) vloeiend, gemakkelijk spreken; (b) een vlotte pen, stijl hebbenmit verlorenem Ausdruck dasitzen • in mijmeringen verzonken zittenein Lied mit Ausdruck vortragen • een lied met gevoel voordragen————————Ausdruck2〈m.; meervoud Ausdrucke〉 -
49 Bereitschaft
Bereitschaft〈v.; Bereitschaft, Bereitschaften〉♦voorbeelden:etwas in Bereitschaft haben • iets klaar hebben liggenalles war in Bereitschaft • alles was, stond klaar -
50 Erde
Erde〈v.; Erde, Erden〉♦voorbeelden:1 〈 religie〉 du bist Erde und sollst zu Erde werden • gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkerenetwas aus der Erde stampfen • iets uit de grond stampen〈 informeel〉 jemanden unter die Erde bringen • (a) een nagel aan iemands doodskist zijn; (b) iemand onder de grond stoppenzu ebener Erde • op de begane grond -
51 Frieden
Frieden〈m.; Friedens, Frieden〉♦voorbeelden:Frieden schließen, stiften • vrede sluiten, stichtenden Frieden unterzeichnen • de vrede, het vredesverdrag ondertekenen〈 spreekwoord〉 Friede ernährt, Unfriede verzehrt • vrede gedijt, oorlog verslijtder Frieden der Natur • de rust, stilte van de natuur〈formeel; religie〉 Friede seiner Asche! • zijn as ruste in vrede!die Kinder geben, halten nicht eine Minute Frieden • de kinderen maken voortdurend ruzieich will nur meinen Frieden • ik wil met rust gelaten wordenlass mich in Frieden! • laat mij met rust!seinen Frieden mit jemandem machen • zich met iemand verzoenenich hatte keinen Frieden vor ihm • hij liet mij niet met rustin Ruhe und Frieden • in pais en vrede -
52 Haar
〈o.; Haar(e)s, Haare〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 Haare lassen müssen • een veer, veren moeten laten〈informeel; figuurlijk〉 auf ein Haar, aufs Haar • precies, exactum ein Haar • een tik(kelt)jeum ein Haar wäre, hätte … • het scheelde maar een haar of … -
53 Jux
-
54 Mauseloch
Mauseloch♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 ich hätte mich am liebsten in ein Mauseloch verkrochen • ik had het liefst door de grond willen zakken -
55 Promille
Promille〈o.; Promille(s), Promille〉♦voorbeelden: -
56 Schaden
Schaden〈m.; Schadens, Schäden〉2 schade, beschadiging ⇒ defect, gebrek♦voorbeelden:Schaden davontragen, erleiden • schade oplopen, lijden; nadeel ondervindenes soll dein Schaden nicht sein • het zal niet in je nadeel zijner nimmt Schaden an seiner Gesundheit • zijn gezondheid lijdt eronder, wordt erdoor geschaad〈 informeel〉 ab, fort, weg mit Schaden! • weg ermee!〈 formeel〉 zu Schaden kommen (bei) • verlies lijden (bij), nadeel ondervinden (van)〈 spreekwoord〉 wer den Schaden hat, braucht für den Spott nicht zu sorgen • wie de schade heeft, heeft de schande erbijzu Schaden kommen • letsel oplopen, gewond raken -
57 Sorge
Sorge〈v.; Sorge, Sorgen〉♦voorbeelden:1 die gegenseitige Sorge • de zorg voor, om elkaardas ist meine geringste Sorge • dat is de minste van mijn zorgenvoll(er) Sorge sein • erg bezorgd, ongerust zijnjemandem Sorge(n) bereiten, machen • iemand zorg(en) barenich hatte (große) Sorge, ob … • ik was (erg) bezorgd, ongerust of …〈informeel; ironisch〉 der hat Sorgen! • waar die zich al niet druk over maakt!keine Sorge! • wees maar niet ongerust!lass das meine Sorge sein! • laat dat (maar) aan mij over!in, mit großer Sorge • met grote bezorgdheid, zorgseien Sie ohne Sorge! • weest u maar niet bezorgd, ongerust!in Sorge um jemanden sein • bezorgd om, over iemand zijn, zich om iemand zorgen maken -
58 Stau
-
59 Stock
Stock1〈m.; Stock(e)s, Stöcke〉♦voorbeelden:am Stock gehen • (a) met een stok lopen; 〈 (b) informeel〉 er slecht aan toe zijn • 〈 (c) informeel〉 er slecht voor staanüber Stock und Stein • over heg en steg, overal (dwars) doorheen(steif) wie ein Stock dastehen • er stokstijf bij staan————————Stock2〈m.; Stock(e)s, Stockwerke〉1 etage, verdieping♦voorbeelden:————————Stock3〈m.; Stocks, Stocks〉 〈 economie〉 -
60 Verstand
Verstand〈m.; Verstand(e)s〉♦voorbeelden:noch bei vollem Verstand sein • nog bij zijn volle verstand zijn〈 informeel〉 bist du noch bei Verstand? • ben je wel goed wijs?das geht über meinen Verstand • dat gaat me boven de pet
См. также в других словарях:
Hatte — Hat te (h[aum]t te), pres. & imp. sing. & pl. of {Hote}, to be called. See {Hote}. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] A full perilous place, purgatory it hatte. Piers Plowman. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
hatte — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • hattest • hatten Bsp.: • Wir hatten getrennte Sitzplätze … Deutsch Wörterbuch
Hätte — 1. Hädde, Hädde ist te late. (Soest.) 2. Hädde, hädde, schitt in t Bedde. (Westf.) 3. Hädde schitt in t Bedde; wann Hädde wär opstân, dann hädde et kain Not dân. – Waeste, 70, 119. 4. Hädde schitt in t Bedde; wann Hädde wär opstoan, dann hädde… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hatte — Hote Hote, v. t. & i. [pres. & imp. {Hatte}, {Hot}, etc.; p. p. {Hote}, {Hoten}, {Hot}, etc. See {Hight}, {Hete}.] 1. To command; to enjoin. [Obs.] Piers Plowman. [1913 Webster] 2. To promise. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] 3. To be called; to be … The Collaborative International Dictionary of English
Hatte — Ich hatte ist ein armer Mann. – Gaal, 839. Lat.: Miserum istud verbum et pessimum est, habuisse, et nihil habere. (Gaal, 839.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
hatte nicht — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • hattest nicht • hatten nicht • hatte kein ... • hattest kein ... • hatten kein ... • … Deutsch Wörterbuch
hatte kein ... — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • hatte nicht • hattest nicht • hatten nicht • hattest kein ... • hatten kein ... Bsp … Deutsch Wörterbuch
hatte kein — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • hatte nicht • hattest nicht • hatten nicht • hattest kein • hatten kein Bsp.: • … Deutsch Wörterbuch
Hatte sich ein Ränzlein angemäst't als wie der Doktor Luther — Mit diesem Spottvers wurden sicher schon viele wohlbeleibte Menschen verhöhnt oder geneckt. Er stammt aus Goethes Faust (Teil I, Auerbachs Keller). Einer der »lustigen Gesellen«, nämlich »Brander«, singt ein Lied von einer »Ratt im Kellernest« … Universal-Lexikon
hatte — hạt|te → haben * * * hạt|te: ↑ 1haben,↑ 2haben. * * * hạt|te, hạ̈t|te: ↑haben … Universal-Lexikon
Hatte — enclos à bétail Guyane … Glossaire des noms topographiques en France