-
1 bevañ a-grip hag a-grap
tirer le diable par la queue -
2 plaisanterie
plaisanterie [plezzãtrie]〈v.〉1 grap ⇒ gekheid, scherts2 grap ⇒ plagerij, spotternij♦voorbeelden:tourner une chose en plaisanterie • ergens een grapje van makendire une chose par plaisanterie, par manière de plaisanterie • iets voor de grap zeggen(toute) plaisanterie à part • alle gekheid op een stokje, zonder gekheid2 mauvaise plaisanterie • misplaatste, flauwe grapil n'entend pas la plaisanterie • hij kan niet tegen plagen, een grapjef1) grap, scherts2) plagerij3) lachtertje -
3 blague
blague [blaag]〈v.〉♦voorbeelden:faire une blague à qn. • een grap met iemand uithalenblague à part • alle gekheid op een stokjeprendre tout à la blague • overal de draak mee stekenblague dans le coin • alle gekheid op een stokjef1) grap, mop, lolletje2) flater, blunder3) tabakszakje -
4 badinage
-
5 bouffonnerie
-
6 farce
farce [faars]〈v.〉♦voorbeelden:faire une farce à qn. • iemand een poets bakkenfaire des farces • grappen uithalen→ dindonf1) klucht, farce2) grap, poets3) vulsel [culinaria] -
7 niche
-
8 rigolade
-
9 hammergrab
Dictionnaire d'ingénierie, d'architecture et de construction > hammergrab
-
10 grappe
grappe [gʀap]feminine noun[de fleurs] cluster ; [de groseilles] bunch• en or par grappes in clusters* * *gʀap* * *ɡʀap nf1) (groupement, ensemble) cluster2)* * *grappe nf1 ( de fruits) bunch; ( de fleurs) cluster; grappe de raisin/de groseilles bunch of grapes/of redcurrants; grappes humaines fig clusters of people;2 ( assemblage) grappe de ballons bunch of balloons; grappes de saucissons/d'ail strings of sausages/of garlic.lâcher la grappe à qn◑ to get off sb's back○, to let sb alone.[grap] nom féminin[de fleurs, de fruit]————————en grappe(s) locution adverbiale[tomber - fleurs] in bunches -
11 grappin
grappin [gʀapɛ̃]masculine noun[de bateau] grapnel* * *gʀapɛ̃••mettre le grappin (colloq) sur quelqu'un — to get somebody in one's clutches
* * *ɡʀapɛ̃ nm* * *grappin nmmettre le grappin sur qn to get sb into one's clutches.[grapɛ̃] nom masculin[d'abordage] grappling iron2. [de levage] grab4. (familier & locution) -
12 auteur
auteur [ootur]〈m.〉2 schepper ⇒ bewerker, maker3 dader♦voorbeelden:une femme auteur • een schrijfsteril est l'auteur de la plaisanterie • hij heeft de grap verzonnenm1) schrijver, auteur2) maker, schepper3) dader -
13 cavalier
cavalier1 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]〈m., v.〉1 ruiter, amazone ⇒ paardrijder, -rijdster2 heer, dame ⇒ (dans)partner♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk, informeel〉 faire cavalier seul • op eigen houtje handelen, zich als eenling opstellen————————cavalier2 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]1 brutaal ⇒ ongegeneerd, vrijpostig, ongemanierd♦voorbeelden:1. m (f - cavalière)1) ruiter/amazone3) paard [schaken]4) cavalerist2. = cavalière; adj1) brutaal, ongemanierd, vrijpostig2) ruiter- -
14 histoire
histoire [iestwaar]〈v.〉3 verhaal ⇒ anekdote, (auto)biografie♦voorbeelden:histoire sainte • bijbelse, gewijde geschiedenishistoire universelle • algemene geschiedenis5 c'est de l'histoire ancienne • dat is ouwe koek, dat is oud nieuwsça c'est une tout autre histoire • dat is heel wat andershistoire de 〈+ onbepaalde wijs〉 • alleen maar om, omhistoire de rire • voor de grap, zomaarfaire des histoires • drukte makenallons, pas d'histoires! • vooruit, geen gezeur!1. f1) geschiedenis3) verhaal4) leugen5) avontuur2. histoiresf pl2) gezeur, toestand -
15 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
16 jouer
jouer [zĵoe.ee]2 speculeren (op) ⇒ wedden (op), gokken (op)3 spelen ⇒ doen alsof, toneelspelen5 werken ⇒ in werking zijn, bewegen♦voorbeelden:jouer aux cartes • kaartspelenjouer avec sa santé • met zijn gezondheid spelenjouer sur un mot, sur les mots • een woordspeling makenc'était pour jouer • het was voor de grapjouer sur la bonté de qn. • op iemands goedheid speculerenjouer de malchance • pech hebbenjouer du bâton • de stok hanteren, met de stok slaanjouer du couteau • het mes hanterenjouer du piano • piano spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spelen♦voorbeelden:jouer le désespoir • doen of men wanhopig isjouer les hôtes • als gastheer, gastvrouw optredenfaire jouer une pièce • een toneelstuk opvoerenjouer les victimes • het slachtoffer uithangenqu'est-ce qu'on joue au Rex? • welke film draait er in de Rex?jouer cent francs sur • honderd frank inzetten op♦voorbeelden:se jouer des difficultés • de moeilijkheden spelenderwijs overwinnence morceau se joue au piano • dit stuk is voor pianov1) spelen2) speculeren, gokken (op)3) toneelspelen, acteren4) bespelen, hanteren5) in werking zijn, bewegen7) inzetten [spel]8) bedriegen -
17 pirouette
-
18 pour
pour1 [poer]〈m.〉————————pour2 [poer]〈 voorzetsel〉7 wegens ⇒ vanwege, voor, om♦voorbeelden:pour le directeur • de directeur p(er) o(rder)un député pour tant d'habitants • één afgevaardigde op zoveel inwonerspour cent • percent, procentpour mille • promilleprendre qn. pour un autre • iemand voor een ander aanzienil a parlé pour moi • hij heeft namens mij gesprokenn'y être pour rien • er niets mee te maken hebbenpour rien • voor niets, voor nopêtre pour beaucoup, peu dans qc. • alles, weinig met iets te maken hebbenêtre pour (qc., qn.) • voor (iets, iemand) zijn, achter (iets, iemand) staans'accorder pour dire que • allebei, allemaal van mening zijn datce n'est pas pour dire • niet om het een of anderpour plaisanter, rire • voor de grappour le moins • op zijn minst, minstenspour tout avantage • als enige voordeelpour toute réponse • bij wijze van antwoord, als enig antwoordpasser pour • doorgaan voorse faire passer pour • zich uitgeven voorpour ainsi dire • om zo te zeggen, bij wijze van sprekenpour de bon • werkelijk, echtpour de vrai • echt, menens5 c'est pour aujourd'hui ou pour demain? • komt er nog wat van?pour toujours pour jamais • voor eens en voor altijd6 pour ma part • wat mij betreft, voor mijn partpour ce qui est de • wat betreft, wat … aangaatpour moi • wat mij betreften tout et pour tout • slechts, alles bij elkaar, hoogstenspour quoi (faire)? • waarvoor?pour autant • daarompour si peu (de chose) • om zo'n kleinigheidpour être plus âgés, ils n'en sont pas plus prudents • ook al zijn ze ouder, ze zijn daarom nog niet voorzichtigerpour que 〈+ aanvoegende wijs〉 • opdat, ompour peu que 〈+ aanvoegende wijs〉 • mits, als … maar1. m 2. prép1) voor2) om te3) als4) wat betreft5) wegens, vanwege -
19 rate
-
20 raté
См. также в других словарях:
grap — grap·ery; grap·nel; grap·pa; grap·pi·er; grap·pler; grap·sid; grap·si·dae; grap·sus; grap·to·lite; grap·to·lith·i·da; grap·to·li·thi·na; grap·to·li·toi·dea; grap·to·zoa; mono·grap·tus; se·le·no·grap·hic; grap·ple; grap·soid; mono·grap·tid; … English syllables
grap|y — «GRAY pee», adjective, grap|i|er, grap|i|est. 1. of or having to do with grapes. 2. smelling of or tasting like grapes … Useful english dictionary
grap|er|y — «GRAY puhr ee», noun, plural er|ies. 1. a hothouse for grapes. 2. a plantation of grapevines … Useful english dictionary
grap|pa — «GRAHP pah», noun. Italian. a brandy made of the dregs or mash left in a wine press … Useful english dictionary
grap — obs. f. grape n.1; var. grape n.3, grappe n … Useful english dictionary
GRAP — GRB2 related adaptor protein, also known as GRAP, is a human gene.cite web | title = Entrez Gene: GRAP GRB2 related adaptor protein| url = http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?Db=gene Cmd=ShowDetailView TermToSearch=10750| accessdate = ] This … Wikipedia
Grap — Klaus Peter Grap (* 22. November 1958 in Berlin) ist ein deutscher Schauspieler, Synchronsprecher und Moderator. Inhaltsverzeichnis 1 Schauspielrollen 2 Hörspielrollen 3 Moderation 4 Synchronrollen 5 … Deutsch Wikipedia
Grap — Grenn yon pye palmis ki soti andedan djagwasil yo. Koshon nwa yo te konnen manje grap paske li dous. Grenn sa a te konnen angrese bèt sa tou … Definisyon 2500 mo Kreyòl
Grap Luva — is a hip hop producer and rapper primarily active during the 1990s as a member of the group INI (comprised of himself, Rob O, Rass, Marco Polo and his older brother, Pete Rock who is himself one of the most influential producers in hip hop… … Wikipedia
grap|nel — «GRAP nuhl», noun. 1. an instrument with one or more hooks for seizing and holding something; grapple; grappling iron. Grapnels thrown by ropes were once used for catching onto an enemy s ship. 2. a small anchor with three or more hooks. 3. any… … Useful english dictionary
grap|pler — «GRAP luhr», noun. 1. a person who grapples. 2. = grapnel. (Cf. ↑grapnel) 3. = wrestler. (Cf. ↑wrestler) … Useful english dictionary