-
1 departure
-
2 departure lounge
departure lounge -
3 departure tax
n. opgelegde belasting die reizigers moeten betalen als ze het land verlaten -
4 his departure is a weight off my mind
his departure is a weight off my mindEnglish-Dutch dictionary > his departure is a weight off my mind
-
5 new departure
nieuwe koers/richting -
6 on his departure
-
7 point of departure
uitgangspunt (punt van tijd, toestand of plaats waar men begint)punt/tijdstip van vertrek -
8 sudden departure
-
9 abrupt departure
plotseling vertrek -
10 angle of departure
Lanceringshoek -
11 point of departure
uitgangspunt -
12 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
13 point
n. punt (ook in computers); scherpe punt; essentie; bedoeling; zaak; (in computers) punt, een maat die gebruikt wordt bij het bepalen van de omvang van lettertypes--------v. aanwijzen; opmerken; slijpen; richtenpoint16 zin ⇒ bedoeling, effect♦voorbeelden:2 win/be beaten/lose on points • op punten winnen/verliezenscore a point/points off/over someone • het van iemand winnen 〈 in woordenstrijd〉; iemand van repliek dienento sail round the point • om de kaap varenat the point of a gun/at gun point • onder bedreiging van een geweerpoint of order • punt van orde, opmerking met betrekking tot de gang van zakenthe main point • de hoofdzaaklabour a point • in details tredenpursue the point • er verder op ingaanat all points • in alle opzichten8 point of departure • punt/tijdstip van vertrekthe point of the joke • de clou van de grappoint of view • gezichtspunt, standpuntwhen it came to the point • toen puntje bij paaltje kwamcome/get to the point • ter zake komenyou have a point there • daar heb je gelijk inI always make a point of being in time • ik zorg er altijd voor op tijd te zijnI take your point, point taken • ik begrijp wat je bedoeltat the point of death • op het randje van de doodthat's beside the point • dat heeft er niets mee te makenoff/away from the point • niet ter zake, niet relevanton the point of • op het punt vanthat's (not) to the point • dat is (ir)relevantup to a (certain) point • tot op zekere hoogte¶ in point of fact • in feite/werkelijkheid; bovendien, zelfscome to/make a point • 〈 van jachthond〉aangeven, (muurvast) staan 〈 bij schuilplaats van opgejaagd wild〉→ fine fine/————————point2♦voorbeelden:2 point to something • ergens naar wijzen, iets suggereren, iets bewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een punt maken ⇒ scherp/spits maken♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 point a finger (of scorn) at someone • iemand in het openbaar beschuldigen/aanvallenpoint out a mistake • een fout aanwijzen/onder de aandacht brengen→ point out point out/ -
14 sudden
adj. plotseling--------n. plotseling[ sudn] 〈 suddenness〉1 plotseling ⇒ onverhoeds; haastig, overijld; snel; scherp♦voorbeelden:〈 sport〉 sudden death (play-off) • verlenging waarbij de eerste die een punt of goal scoort, wintsudden departure • onverwacht vertrekall of a sudden • plotseling, ineens -
15 weight
n. weegschaal; gewicht; gewicht(en), gewicht(jes) (om mee te wegen); vracht; een zware vracht (figuratief gesproken); belang; invloed; zwaartepunt--------v. bezwaren, belasten, zwaarder makenweight1[ weet]♦voorbeelden:his departure is a weight off my mind • zijn vertrek is een pak van mijn hart1 gewicht ⇒ gewichtsklasse, zwaarte3 grootste deel, hoofddeel ⇒ grootste nadruk♦voorbeelden:1 lose weight • afvallen, vermagerenput on weight • aankomen, zwaarder wordenover weight • te zwaarunder weight • te lichtwhat's your weight? • wat is jouw gewicht?of great weight • van groot belang/gewichtworth one's weight in gold • zijn gewicht in goud waard3 the weight of evidence is against them • het grootste gedeelte van het bewijsmateriaal spreekt in hun nadeel¶ carry weight • gewicht in de schaal leggen, van belang zijngive weight to • versterken, extra bewijs leveren voorlay weight on something • iets benadrukkenthrow one's weight about/around • zich laten gelden, gewichtig doen————————weight2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 weighted down with many parcels • beladen met/gebukt onder veel pakjes -
16 Beckmann
n. familienaam, Beckmann; Beckmann, Max (1884-1950), Duitse expressionisten schilder en prententekenaar, maker van het drieluik "Departure" -
17 ETD
geschatte vertrektijd van een transportvoertuig (bv. bus, vliegtuig, trein, schip, enz)ETD (estimated time of departure)
См. также в других словарях:
Departure — may refer to: Aviation A departure from controlled flight Taxiing and takeoff Navigation In navigation, departure is the distance made good in an east––west direction when going from one place to another (for example, along a rhumb line). Music… … Wikipedia
departure — de‧par‧ture [dɪˈpɑːtʆə ǁ ˈpɑːrtʆər] noun 1. [countable, uncountable] an act of leaving a place, especially at the start of a journey: • I saw Simon shortly before his departure for Russia. 2. [countable, uncountable] an act of leaving an… … Financial and business terms
Departure — De*par ture (?; 135), n. [From {Depart}.] 1. Division; separation; putting away. [Obs.] [1913 Webster] No other remedy . . . but absolute departure. Milton. [1913 Webster] 2. Separation or removal from a place; the act or process of departing or… … The Collaborative International Dictionary of English
Departure — Студийный альбом Journey … Википедия
DepArture — Album par AAA Sortie 11 février 2009 Durée 57:04 Genre … Wikipédia en Français
departure — mid 15c., from O.Fr. deporteure departure, figuratively, death, from departir (see DEPART (Cf. depart)) + ure (see URE (Cf. ure)) … Etymology dictionary
departure — [n1] leaving abandonment, adieu, bow out*, congé, decampment, desertion, egress, egression, embarkation, emigration, escape, evacuation, exit, exodus, expatriation, farewell, flight, getaway*, going, going away, goodbye*, hegira, migration,… … New thesaurus
departure — index abandonment (desertion), abdication, demise (death), desertion, detour, deviation, difference … Law dictionary
departure — ► NOUN ▪ the action or an instance of departing … English terms dictionary
departure — [dē pär′chər, dipär′chər] n. [ME < OFr departeure] 1. a departing, or going away 2. a starting out, as on a trip or new course of action 3. a deviation or turning aside (from) 4. Archaic death 5. Naut. the distance due east or west from the… … English World dictionary
departure — noun 1 leaving/going away from a place ADJECTIVE ▪ abrupt, sudden ▪ Everyone was a little puzzled by her sudden departure. ▪ hasty, quick ▪ voluntary … Collocations dictionary