-
61 défaire
défaire [deefer]1 afbreken ⇒ uit elkaar halen, openmaken, uitpakken♦voorbeelden:défaire un mariage • een huwelijk ontbindendéfaire la table • de tafel afruimenfaire et défaire qn. • iemand maken en breken1 losraken ⇒ opengaan, in de war raken♦voorbeelden:se défaire de ses poursuivants • zijn achtervolgers van zich afschuddense défaire de ses ennemis • zijn vijanden uit de weg ruimen1. v2) afbreken3) losmaken, losknopen4) uitpakken5) tenietdoen7) verslaan2. se défairev1) losraken, opengaan2) aftakelen -
62 descente
-
63 duchesse
-
64 escamotable
escamotable [eskaamottaabl]1 opklapbaar ⇒ in-, wegklapbaar2 inschuifbaar ⇒ intrekbaar, uitschuifbaar♦voorbeelden:train d'atterrissage escamotable • intrekbaar landingsgesteladj1) opklapbaar2) inschuifbaar -
65 flanquer
flanquer [flãkee]1 flankeren ⇒ zich bevinden naast, staan naast, liggen naast♦voorbeelden:il a tout flanqué par terre • hij heeft de zaak verknoeidtout flanquer en l'air • er de brui aan geven♦voorbeelden:v1) flankeren, zich bevinden (naast)2) in de flank dekken [leger]3) smijten4) geven -
66 garder
garder [gaardee]1 houden ⇒ aan-, be-, over-, vasthouden, bewaren, voor zich houden2 bewaken ⇒ toezicht houden op, passen op3 (blijven) houden ⇒ in een bepaalde houding blijven, blijven hebben, bewaren4 in acht nemen ⇒ nakomen, naleven♦voorbeelden:garder qn. à dîner • iemand vragen te blijven etendonner à garder • in bewaring gevengarder le lit • het bed houdengarder le pli • in de plooi blijvengarder le sourire • blijven glimlachenil gardait les yeux baissés • hij bleef naar de grond staren5 (que) Dieu m'en garde! • God beware me!♦voorbeelden:1 je m'en garderai bien! • daar kijk ik wel voor uit!il faut se garder de jugements hâtifs • men moet niet te snel oordelenv1) bewaken, toezicht houden (op)2) (aan-, be-, over-, vast) houden3) blijven houden, bewaren4) nakomen -
67 garniture
garniture [gaarnietuur]〈v.〉♦voorbeelden:garniture de lit • beddengoedf1) versiering, garnering2) stel, garnituur3) bekleding, voering4) pakking, dichting5) garnituur [culinaria] -
68 lire
lire [lier]1 lezen2 lezen ⇒ ontcijferen, interpreteren, begrijpen3 zien ⇒ opmerken, gewaarworden♦voorbeelden:dans l'attente de vous lire • in afwachting van uw reactielire des yeux • stil, niet hardop lezenlire qc. en diagonale • iets vluchtig doorlezenlire un graphique • een grafiek lezen♦voorbeelden:1. f 2. v1) (voor-, af)lezen2) zien, opmerken3. se lirev -
69 sangle
-
70 saut
saut [soo]〈m.〉1 sprong2 val♦voorbeelden:saut périlleux • salto (mortale)triple saut • hink-stap-sprongfaire le saut • de sprong wagensaut à la corde • (het) touwtjespringensaut à l'élastique • bungeejumping, (het) elastiekspringensaut à la perche • (het) polsstokspringenau saut du lit • bij het opstaan, 's morgens vroegfaire un saut de carpe • een karpersprong makenle saut en hauteur • (het) hoogspringenle saut en longueur • het verspringensaut en parachute • (het) parachutespringensaut en chute libre • vrije valm1) sprong2) val3) waterval4) (het) dekken, bespringen -
71 sauter
sauter [sootee]2 ontploffen ⇒ exploderen, in de lucht vliegen♦voorbeelden:sauter à bas du lit • uit bed springensauter à la corde • touwtjespringensauter à la gorge • naar de keel vliegensauter au cou • om de hals vallensauter d' un sujet à l'autre • van de hak op de tak springensauter de joie • van vreugde opspringensauter en hauteur • hoogspringensauter en longueur • verspringensauter en selle • in het zadel springensauter sur qn. • bovenop iemand springensauter sur qc. • gretig op iets ingaanfaire sauter • tot ontploffing brengen, opblazenfaire sauter qn. • iemand wippenallez, et que ça saute! • vlug wat!la banque a sauté • de bank is failliet gegaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v2) ont-ploffen3) overslaan4) bespringen -
72 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
73 tombeau
tombeau [tõboo]〈m.〉1 grafmonument ⇒ graftombe, -kelder, graf3 donkere, sombere plaats♦voorbeelden:descendre au tombeau • overlijden, ten grave dalenmettre au tombeau • ter aarde bestellen, ten grave dragenmettre qn. au tombeau • iemands dood zijn, veroorzakenconduire, rouler à tombeau ouvert • met een enorme snelheidm1) graf -
74 coincé
coincé [kwẽsee]1 in de knel zittend ⇒ niet weg kunnend, vastzittend2 geremd ⇒ vol complexen, vol remmingen♦voorbeelden: -
75 crouler
crouler [kroelee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:se laisser crouler sur son lit • op zijn bed neerploffen -
76 extirper
extirper [ekstierpee]〈 werkwoord〉4 〈+ de; iemand, iets〉 met moeite halen (uit) ⇒ met moeite verkrijgen ⇒ 〈 inlichting〉 ontlokken ⇒ 〈 geheim〉 ontfutselen, uitlokken♦voorbeelden: -
77 faire l'appoint
-
78 conduire, rouler à tombeau ouvert
Dictionnaire français-néerlandais > conduire, rouler à tombeau ouvert
-
79 se coucher par terre
См. также в других словарях:
lit — [ li ] n. m. • fin XIe; lat. lectus I ♦ 1 ♦ Meuble destiné au coucher. ⇒poét. couche; fam. paddock, 2. pageot, 2. pieu, plumard, 2. plume, pucier; enfantin 1. dodo. Bois d … Encyclopédie Universelle
lit — LIT. s. m. (Quelques uns escrivent Lict,) Meuble dont on se sert pour y coucher, pour y reposer, pour y dormir. On comprend ordinairement sous ce nom tout ce qui compose ce meuble, sçavoir le bois de lit, le tour de lit, le ciel, la paillasse, le … Dictionnaire de l'Académie française
Lit (meuble) — Lit (mobilier) Un lit est un meuble utilisé principalement pour dormir, et donc généralement placé dans une chambre dont il est le meuble caractéristique. On s y allonge pour se détendre ou se reposer, on s y assied pour lire, et on s en sert… … Wikipédia en Français
Lit — Жанры альтернативный рок, пост гранж, панк рок, поп панк, гранж (ранее) Годы 1989 по настоящее время … Википедия
Lit-et-Mixe — Lit et Mixe … Deutsch Wikipedia
Lit-Et-Mixe — Pour les articles homonymes, voir Mixe (homonymie). Lit et Mixe Mairie de Lit et Mixe Administration … Wikipédia en Français
Lit-et-mixe — Pour les articles homonymes, voir Mixe (homonymie). Lit et Mixe Mairie de Lit et Mixe Administration … Wikipédia en Français
Lit (Landes) — Lit et Mixe Pour les articles homonymes, voir Mixe (homonymie). Lit et Mixe Mairie de Lit et Mixe Administration … Wikipédia en Français
Lit-Clos — en Autriche. Le lit clos est un lit enclos dans un meuble en forme d armoire profonde, ajouré ou non et juché sur quatre hauts pieds. Le lit clos étant fermé de tous côtés de panneaux de bois, on y pénètre en écartant des rideaux, en ouvrant une… … Wikipédia en Français
Lit-clos — en Autriche. Le lit clos est un lit enclos dans un meuble en forme d armoire profonde, ajouré ou non et juché sur quatre hauts pieds. Sommaire 1 … Wikipédia en Français
LIT — ist: der Name einer US amerikanischen Rockband, siehe Lit (Band) der Name und die Dateinamenserweiterung (*.lit) für Microsofts E Book Dateiformat, siehe lit (Dateiformat) ein Ort in Schweden, siehe Lit (Schweden) eine vor allem in der… … Deutsch Wikipedia