-
1 défaire
défaire [deefer]1 afbreken ⇒ uit elkaar halen, openmaken, uitpakken♦voorbeelden:défaire un mariage • een huwelijk ontbindendéfaire la table • de tafel afruimenfaire et défaire qn. • iemand maken en breken1 losraken ⇒ opengaan, in de war raken♦voorbeelden:se défaire de ses poursuivants • zijn achtervolgers van zich afschuddense défaire de ses ennemis • zijn vijanden uit de weg ruimen1. v2) afbreken3) losmaken, losknopen4) uitpakken5) tenietdoen7) verslaan2. se défairev1) losraken, opengaan2) aftakelen -
2 dépaqueter
-
3 développement
développement [deevlopmã]〈m.〉5 (het) uitpakken ⇒ (het) uitvouwen, (het) ontrollen♦voorbeelden:1. m1) ontwikkeling, groei3) (het) ontwikkelen [film]5) versnelling [fiets]2. développementsm pl -
4 développer
développer [deevloppee]4 uitpakken ⇒ uitvouwen, ontrollen1. v1) ontwikkelen2) uitbreiden3) uiteenzetten4) uitpakken2. se développerv -
5 paquet
paquet [paake]〈m.〉1 pak(je) ⇒ pakket, bundel2 massa ⇒ hoop, bom♦voorbeelden:toucher un joli paquet • een aardig sommetje incasserendonner, lâcher son paquet à qn. • tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenlâcher le paquet • doorslaan, bekennenmettre le paquet • alles op alles zettenrisquer le paquet • het erop wagenm1) pakje, pakket2) hoop -
6 déballage
déballage [deebaalaazĵ]〈m.〉 -
7 déballer
-
8 décaisser
décaisser [deekessee]〈 werkwoord〉 -
9 déplier
déplier [deeplie.ee]1 openvouwen ⇒ ontplooien, ontvouwen1 zich ontvouwen ⇒ opengaan, zich openvouwen -
10 donner, lâcher son paquet à qn.
donner, lâcher son paquet à qn.tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenDictionnaire français-néerlandais > donner, lâcher son paquet à qn.
См. также в других словарях:
Te land ter zee en in de lucht — ( On land at sea and in the air ) is the oldest Dutch amusement television show. It was first aired in 1971. In 2006 the 35th season of the TROSprogram was recorded and broadcasted. It is still a popular show and travels through the country… … Wikipedia