-
61 intensité
intensité [ẽtãsietee]〈v.〉1 intensiteit ⇒ sterkte, hevigheid♦voorbeelden:intensité d'un sentiment • heftigheid van een gevoeldiminuer d'intensité • zwakker, minder worden, afnemendonner plus d'intensité • meer uitdrukkingskracht verlenen, meer nadruk gevenfintensiteit, hevigheid -
62 inverser
inverser [ẽversee]〈 werkwoord〉1 omkeren ⇒ verwisselen, omzetten♦voorbeelden:v1) omkeren, omzetten2) omschakelen -
63 langage
langage [lãgaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:langage commun, courant • omgangstaallangage écrit, parlé • schrijf-, spreektaalchanger de langage • een andere toon aanslaanlangage de programmation • programmeertaalm -
64 masse
masse [maas]〈v.〉1 massa ⇒ massief stuk, blok4 (totaal)bedrag ⇒ fonds, kas, pot, inleg♦voorbeelden:taillé dans la masse • uit één stuk gesneden, gehouwentomber comme une masse • als een blok neervallenla masse, la grande masse de • het grootste gedeelte, het merendeel vanen masse • massaal, in menigte, in groten getale〈 informeel〉 il n'y en a pas des masses • er zijn er niet al te veel, het houdt niet overmasse monétaire • geldcirculatiemasse salariale • totale loonsom1. f1) massa2) menigte4) totaliteit, geheel5) pot, inzet, inleg6) boedel [juridisch]7) klophamer [techniek]8) aardleiding [techniek]9) staf met gouden/zilveren knop2. massesf pl -
65 mètre
mètre [metr]〈m.〉♦voorbeelden:1 mètre à ruban • meetlint, centimetermètre carré • vierkante metermètre courant • strekkende metermètre cube • kubieke metermètre pliant • duimstokm1) meter2) versmaat -
66 panne
panne [paan]〈v.〉1 pech ⇒ panne, (bedrijfs)stoornis, storing♦voorbeelden:être en panne • pech hebbenêtre en panne d'essence, en panne sèche • zonder benzine staanf1) pech, defect, storing2) trijp3) bladvet4) hamerpin -
67 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
68 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok] -
69 titre
titre [tietr]〈m.〉1 titel ⇒ hoedanigheid, kwalificatie2 rechtstitel ⇒ akte, bewijsstuk4 effect ⇒ waardestuk, waardepapier6 gehalte♦voorbeelden:titre de noblesse • adelbriefà titre d'ami • als vriendà titre d' essai • bij wijze van proefà titre d' information • ter informatieà ce titre • om die reden, in dat opzichtà titre de réciprocité • op basis van wederkerigheidà titre bénévole • kosteloos, vrijwilligà titre exceptionnel • bij wijze van uitzonderingà titre honorifique • als bewijs van eerà titre personnel • persoonlijk, op persoonlijke titelà plus d'un titre, à plusieurs titres • in meer dan één opzicht, om verschillende redenenau même titre • op dezelfde wijzeau même titre que • evenals, op dezelfde wijze alsau titre de l'article 10 • krachtens, uit hoofde van artikel 10en titre • vast aangesteld, officieelêtre admis sur titres • toegelaten worden op grond van diploma'stitres de propriété • eigendomsbewijsà juste titre • terechtà titre gratuit • gratisà quel titre • met welk recht, om welke redenavance sur titres • lening op onderpand〈 communicatie(media)〉 les grands titres de l'actualité • overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen4 titre de rente • obligatie, schuldbewijstitre d'un alliage • gehalte van een legeringor au titre • goud van het voorgeschreven gehaltem1) titel2) hoedanigheid3) akte4) opschrift [boek]5) kop [krant]6) effect, waardepapier7) rechtsgrond8) gehalte -
70 titré
titre [tietr]〈m.〉1 titel ⇒ hoedanigheid, kwalificatie2 rechtstitel ⇒ akte, bewijsstuk4 effect ⇒ waardestuk, waardepapier6 gehalte♦voorbeelden:titre de noblesse • adelbriefà titre d'ami • als vriendà titre d' essai • bij wijze van proefà titre d' information • ter informatieà ce titre • om die reden, in dat opzichtà titre de réciprocité • op basis van wederkerigheidà titre bénévole • kosteloos, vrijwilligà titre exceptionnel • bij wijze van uitzonderingà titre honorifique • als bewijs van eerà titre personnel • persoonlijk, op persoonlijke titelà plus d'un titre, à plusieurs titres • in meer dan één opzicht, om verschillende redenenau même titre • op dezelfde wijzeau même titre que • evenals, op dezelfde wijze alsau titre de l'article 10 • krachtens, uit hoofde van artikel 10en titre • vast aangesteld, officieelêtre admis sur titres • toegelaten worden op grond van diploma'stitres de propriété • eigendomsbewijsà juste titre • terechtà titre gratuit • gratisà quel titre • met welk recht, om welke redenavance sur titres • lening op onderpand〈 communicatie(media)〉 les grands titres de l'actualité • overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen4 titre de rente • obligatie, schuldbewijstitre d'un alliage • gehalte van een legeringor au titre • goud van het voorgeschreven gehalteadj -
71 usage
usage [uuzaazĵ]〈m.〉1 gebruik ⇒ doeleinde, werking, nut2 gewoonte ⇒ gebruik, usance4 wellevendheid ⇒ welgemanierdheid ⇒ 〈 meervoud〉 beschaafde manieren ⇒ 〈 meervoud〉 goede omgangsvormen♦voorbeelden:faire (un) bon usage de son argent • zijn geld goed bestedenfaire un bon usage • lang meegaanfaire usage de qc. • gebruik van iets maken, iets gebruikenfaire de l'usage • lang meegaanmettre en usage • in gebruik stellen, invoerenperdre l'usage de la parole • de spraak verliezenà l'usage • in de praktijkà l'usage de qn. • ten behoeve van, voor iemandêtre d' un usage courant • veelvuldig gebruikt, toegepast wordenêtre encore en usage • nog steeds gebruikt worden, in gebruik zijn(être) hors d' usage • kapot, onbruikbaar, versleten (zijn), niet meer in gebruik, buiten gebruik (zijn), in onbruik geraakt (zijn)quel est l'usage de cet appareil? • waartoe dient dat apparaat?d' usage • gebruikelijk3 le bon usage (du français, du néerlandais) • het algemeen beschaafd (Frans, Nederlands)4 avoir l'usage du monde • beschaafde manieren hebben, een man, vrouw van de wereld zijn1. m2) nut3) gewoonte4) taalgebruik2. usagesm pl -
72 vin
vin [vẽ]〈m.〉1 wijn♦voorbeelden:vin d'honneur • erewijnvin du patron • huiswijnvin de, du pays • landwijnvin baptisé • met water aangelengde wijnvin courant, ordinaire • eenvoudige wijnvin cuit •〈 wijn van ingedampte most〉avoir le vin gai, lugubre, méchant, triste • een vrolijke, sombere, kwade, droeve dronk hebbenvin pétillant • licht mousserende wijnpetit vin • landwijn(tje)il a le vin tendre • van drinken wordt hij aanhaligcuver son vin • zijn roes uitslapenêtre pris de vin • beneveld zijn(sou)tirer le vin • de wijn tappentenir (bien) le vin • goed tegen wijn kunnen〈 spreekwoord〉 (quand) le vin est tiré, il faut le boire • wie a zegt, moet ook b zeggenvin en perce • wijn uit het vatêtre entre deux vins • aangeschoten zijnm -
73 airs de danse
-
74 captage
captage [kaaptaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:le captage des eaux d'une source • het winnen van het water van een bron -
75 capter
capter [kaaptee]〈 werkwoord〉1 opvangen2 weten te winnen ⇒ door list verkrijgen, inpalmen♦voorbeelden:capter les eaux d'une rivière • het water van een rivier afleidencapter une émission • een uitzending oppikken -
76 ct.
-
77 diphasé
diphasé [diefaazee]♦voorbeelden: -
78 fiche
fiche1 [fiesĵ]〈v.〉1 formulier ⇒ briefje, kaartje2 (systeem)kaart ⇒ archief-, steekkaart3 beschrijving ⇒ gegevens, register5 stekker ⇒ contactstop, plug♦voorbeelden:mettre en fiche • in een kaartsysteem opnemenfiche de prise de courant • contrastekkerfiche femelle • contrastekkerfiche mâle • stekkerfiche multiple • meerwegstekker————————fiche2 [fiesĵ]→ ficher¹ -
79 honorée
-
80 inductif
См. также в других словарях:
courant — courant, ante (kou ran, rant t ) adj. 1° Qui court. Adverbialement. Tout courant, en grande hâte. Elle envoie tout courant savoir de Mme du Châtelet, si S. • M. [le roi de Prusse] passera, VOLT. Roi de Prusse, 14. Tout courant, sans… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
courant — COURANT, ANTE. adject. Qui court. De l eau courante, c est à dire, De l eau vive qui coule toujours. Un ruisseau courant. f♛/b] On dit figurément: L intérêt courant, le terme courant, l année courante, le prix courant. Acheter des denrées, des… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
courant — Courant, [cour]ante. adj. v. Qui court. De l eau courante, c est à dire, Eau vive, qui coule tousjours. Un ruisseau courant. l interest courant. le terme courant. l année courante. la monnoye courante. le prix courant. le mois courant. Il est… … Dictionnaire de l'Académie française
Courant — oder Kurant ist der Familienname folgender Personen: Curt Courant (1899–1968), deutscher Kameramann Ernest Courant (* 1920), US amerikanischer Physiker Maurice Courant (1865–1935), französischer Orientalist Richard Courant (1888–1972) deutscher… … Deutsch Wikipedia
Courant — may mean several things. Courant is a common word for newspaper . In 1618 the first periodical news sheets, called corantos , went on sale in Amsterdam. This idea for regular news updates was adopted by publishers in London and on Sept 24, 1621,… … Wikipedia
Courant — Cou*rant (k?? r?nt ), n. [F. courante, fr. courant, p. pr.] 1. A piece of music in triple time; also, a lively dance; a coranto. [1913 Webster] 2. A circulating gazette of news; a newspaper. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Courant — Le nom est surtout porté dans le Maine et Loire et dans l Indre. Il désigne presque toujours celui qui est originaire d une localité appelée (le) Courant, (les) Courants, toponyme évoquant un ruisseau, un canal. En Bretagne, le sens est parfois… … Noms de famille
courant — newspaper (now only in names of newspapers), from Fr. courant, lit. running, prp. of courir to run … Etymology dictionary
Courant — Cou*rant (k?? r?nt ), a. [F., p. pr. of courir to run, L. currere. Cf. {Current}.] (Her.) Represented as running; said of a beast borne in a coat of arms. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Courant — (Courantgeld), 1) umlaufend; daher [489] Couranten, circulirende Zeitungen; 2) gangbar, gewöhnlich, üblich, daher das wirklich umlaufende Geld im Gegensatz der Rechnungsmünzen od. des Papiergeldes, daher auch klingend C.; daher in Hamburg… … Pierer's Universal-Lexikon
Courant — (franz.), s. Kurant … Meyers Großes Konversations-Lexikon