-
61 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
62 liefde
♦voorbeelden:een nooit beantwoorde liefde • un amour jamais partagéiemands liefde beantwoorden • répondre à l'amour de qn.de liefde bedrijven • faire l'amouriemand zijn liefde verklaren • déclarer son amour à qn.liefde voor iemand voelen • éprouver de l'amour pour qn.gelukkig zijn in de liefde • être heureux en amourhij vervult zijn taak met liefde • il remplit sa tâche avec amourvan liefde branden • brûler d'amourde liefde voor zijn vaderland • l'amour de la patrieliefde voor de kunst • l'amour de l'artliefde op het eerste gezicht • le coup de foudre〈 spreekwoord〉 de liefde kan niet van één kant komen • ±passez-moi la casse, je vous passerai le séné -
63 loodje
♦voorbeelden:1 iets met een loodje verzegelen • mettre un plomb à qc.iets met een loodje verzwaren • alourdir qc. au moyen d'un plombhij heeft het loodje gelegd • il a cassé sa pipe〈 spreekwoord〉 de laatste loodjes wegen het zwaarst • il n'y a rien de si difficile à écorcher que la queue -
64 lui
lui1♦voorbeelden:————————lui2♦voorbeelden:een lui leven leiden • mener une vie oisiveeen lui schepsel • un fainéanteen luie stoel • un fauteuil relax(e)ik ben lui vandaag • aujourd'hui, j'ai envie de ne rien fairezij is verschrikkelijk lui • elle est paresseuse comme pas deuxhij is liever lui dan moe • il a peur de se fatiguerlui zijn • avoir les côtes en long -
65 lunchpakket
-
66 maaltijd
♦voorbeelden:een uitgebreide maaltijd • un repas copieuxeen maaltijd aanbieden • offrir un dînereen maaltijd gebruiken • prendre un repasaan de maaltijd zitten • être à table→ link=mosterd mosterd -
67 notenkraker
-
68 ouwehoer
-
69 pijp
-
70 ploertendoder
-
71 pompen
1 [algemeen] pomper2 [neuken] tringler3 [blokken] bûcher♦voorbeelden:een emmer water pompen • remplir un seau d'eau à la pompepompend remmen • freiner en pompant -
72 portret
♦voorbeelden:zijn portret laten maken • se faire faire son portraiteen mooi portret • un sacré numéro -
73 rijp voor de sloop
rijp voor de sloop -
74 rijp
rijp1〈de〉————————rijp22 [m.b.t. kaas] fait♦voorbeelden:een rijp oordeel • un jugement mûrde tijd is daarvoor nog niet rijp • le temps n'est pas encore mûr pour ce genre de chosesrijp voor de sloop • bon pour la cassezij is rijp voor het gekkenhuis • elle est bonne à enfermerhet volk was rijp voor de opstand • le peuple était mûr pour la révolte→ link=vroeg vroeg -
75 roddelen
♦voorbeelden:1 ze hebben flink over je geroddeld! • ils ont cassé du sucre sur ton dos!daar zal over geroddeld worden • ça va faire jaser -
76 schroothandel
♦voorbeelden: -
77 schroothoop
1 (tas <m.> de) ferraille 〈v.〉♦voorbeelden:deze auto is rijp voor de schroothoop • cette voiture est bonne pour la casse -
78 sloopauto
-
79 spliterwt
-
80 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc.
См. также в других словарях:
casse- — ⇒CASSE , élément de compos. Premier élément de composés, formé sur le rad. de casser, servant à former des subst. masc., parfois empl. comme adj. en usage dans la lang. de la technol., princ. artis., dans la lang. pop. et en arg. A. [Le compl.… … Encyclopédie Universelle
casse — CASSE. sub. fém. On appelle ainsi La moelle qui est renfermée dans une gousse longue et boiseuse d un arbre qui vient en Égypte et dans les Indes. De la casse du Levant. Un bâton de casse. Se purger avec de la casse. Prendre de la casse. Prendre… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
cassé — cassé, ée (kâ sé, sée) part. passé. 1° Mis en deux ou plusieurs fragments. Un bras cassé. Le mât cassé par la violence du vent. • Cette nuit j ai songé de poissons morts et d oeufs cassés, et j ai appris du seigneur Anaxarque que les oeufs… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
casse — CASSE. s. f. Sorte de gomme purgative qui vient sur un arbre dans les Indes qui sert à purger doucement. Casse de Levant. baston de casse. prendre de la casse. bol de casse. prendre de la casse en bol, en morceaux, en baston. On dit fig. & par… … Dictionnaire de l'Académie française
cassé — Cassé. part. pass. Il a toutes les significations de son verbe; comme, Un verre cassé. un bras cassé. un Regiment cassé. un Arrest cassé. homme cassé. On dit simplement ce dernier, & on le dit aussi en adjoustant, de vieillesse. cassé de… … Dictionnaire de l'Académie française
Casse — ist der Familienname folgender Personen: Alessandro Casse, italienischer Geschwindigkeitsskifahrer Jean Baptiste du Casse (1646–1714), französischer Admiral und Bukanier Mattia Casse (* 1990), italienischer Skirennläufer Pierre Emanuel Albert Du… … Deutsch Wikipedia
casse-cœur — [kɑskœʀ] n. m. ÉTYM. V. 1900; de casse , et cœur. ❖ ♦ Fam. Séducteur, don Juan. ⇒ Brise cœur, tombeur (fam.). || Des casse cœurs. 0 Tu connais son genre. Un peu lourd, un peu brutal, avec des manières de casse cœur … Encyclopédie Universelle
Cassé — (fr., spr. Kasseh), zerschlagen, ermüdet; Cassé machen, Parforcehunde zum Gehorsam gewöhnen u. zu Athem bringen … Pierer's Universal-Lexikon
Casse [1] — Casse u. Zusammensetzungen, s. Kasse … Pierer's Universal-Lexikon
Casse [2] — Casse, Münze, so v.w. Cash … Pierer's Universal-Lexikon
cassé — concassé fracassé fricassé tracassé … Dictionnaire des rimes