-
61 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
62 essentiel
essentiel [essãsjel]1 wezenlijk ⇒ essentieel, kenmerkend2 onontbeerlijk ⇒ noodzakelijk, fundamenteel, essentieel♦voorbeelden:l' essentiel 〈m.〉 • het belangrijkste, de hoofdzaak1. m 2. essentiel/-elleadj1) wezenlijk, essentieel2) onontbeerlijk, noodzakelijk -
63 évident
évident [eeviedã]♦voorbeelden:1 c'est évident • dat ligt voor de hand, is overduidelijkadjduidelijk, klaarblijkelijk -
64 exceptionnel
-
65 exemplaire
exemplaire1 [egzãpler]〈m.〉♦voorbeelden:————————exemplaire2 [egzãpler]2 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 als voorbeeld dienend ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 bij wijze van voorbeeld1. m 2. adj1) voorbeeldig -
66 extrême
extrême [ekstrem]3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; na zelfstandig naamwoord〉 extreem ⇒ buitensporig, bovenmatig ⇒ 〈 politiek〉 radicaal♦voorbeelden:à l'extrême rigueur • in het uiterste gevalà l' extrême • tot het uiterste; uitermatepasser d'un extrême à l'autre • van het ene uiterste in het andere vallen1. m 2. adj1) uiterst2) enorm3) extreem, buitensporig, radicaal -
67 fixe
fixe [fieks]♦voorbeelden:le baromètre est au beau fixe • de barometer staat op bestendigidée fixe • dwanggedachte, obsessieà jour fixe • steeds op dezelfde dagun fixe • vast inkomen, bedragadj1) vast, onbeweeglijk2) strak, gefixeerd -
68 fréquent
fréquent [freekã]adjherhaaldelijk, veelvuldig -
69 général
général1 [zĵeeneeraal],généraux [zĵeeneeroo]〈m.〉1 generaal ⇒ veldheer, krijgsoverste♦voorbeelden:général de corps d'armée • luitenant-generaalgénéral de division • generaal-majoor————————général2 [zĵeeneeraal],généraux [zĵeeneeroo]4 〈 alleen bijwoord〉in, over het algemeen ⇒ gewoonlijk, meestal♦voorbeelden:culture générale • algemene vorming, ontwikkelingà l'étonnement général • tot ieders verbazingl'idée générale d'un chapitre • de grote lijn van een hoofdstukd'une manière générale • globaalmédecine générale • huisartsengeneeskunde, algemene geneeskundemobilisation générale • algehele mobilisatietraiter un sujet généralement • een onderwerp in grote lijnen behandelenen général • in het algemeen, over het algemeen, gewoonlijkl'Anglais en général • de doorsnee Engelsmanconclure du particulier au général • algemene conclusies trekken uit specifieke gevallenprésident-directeur général • algemeen directeurquartier général • hoofdkwartier1. m 2. adj1) algemeen, globaal2) hoofd-, algemeen3) vaag -
70 habituel
habituel [aabietuu.el]♦voorbeelden:ce comportement ne lui est pas habituel • zo gedraagt hij zich normaliter niet= habituelle; adjgewoon(lijk), gebruikelijk, steevast -
71 honnête
honnête [onnet]1 eerlijk ⇒ rechtschapen, fatsoenlijk, netjes♦voorbeelden:un honnête homme • een beschaafd manhonnêtement, vous ne le saviez pas? • wist u het echt niet?→ gensadj1) eerlijk, oprecht2) geschikt, passend, behoorlijk -
72 humain
humain [uumẽ]♦voorbeelden:adj1) menselijk, mensen-2) menslievend, humaan -
73 idéal
-
74 immédiat
immédiat [iemeedie.aa]♦voorbeelden:voisin immédiat • naaste buurdans l' immédiat • voorshandsadjdirect, onmiddellijk -
75 incomparable
incomparable [ẽkõpaaraabl]adj -
76 indépendant
-
77 indistinct
indistinct [ẽdiestẽ(kt)]adjonduidelijk, vaag -
78 infini
infini [ẽfienie]♦voorbeelden:patience infinie • grenzeloos geduldd'infinies précautions • de grootst mogelijke voorzichtigheidje regrette infiniment • het spijt mij ontzettendinfiniment plus • oneindig veel meerà l' infini • tot in het oneindigel' infini 〈m.〉 • de oneindigheid, het oneindige, de eindeloosheid1. m 2. adjoneindig, grenzeloos -
79 innocent
innocent [ienossã]2 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; voor of na het zelfstandig naamwoord〉 onschuldig 〈 van kind, meisje, lachen enz.〉 ⇒ rein, onverdorven4 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 onschuldig 〈 van spel, genoegen, scherts enz.〉 ⇒ onschadelijk, ongevaarlijk♦voorbeelden:l' innocent du village • de dorpsgekfaire l' innocent • zich van den domme houdenun(e) innocent(e) • naïeveling, domkopadj1) onschuldig2) onnozel, naïef -
80 intentionnel
intentionnel [ẽtãsjonnel]1 opzettelijk ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 bedoeld, voorbedacht ⇒ 〈 bijwoord ook〉 met voorbedachte rade= intentionnelle; adj
См. также в других словарях:
Beiwort — Bei|wort 〈n. 12u; Gramm.〉 = Adjektiv * * * Bei|wort, das; [e]s, Beiwörter: a) [1619 bei Helvicus nach niederl. bijwoord; mhd. bīwort = Adverb; daneben mhd., ahd. bīwort = Gleichnisrede, Sprichwort] (Sprachwiss. selten) Adjektiv; b) beschreibendes … Universal-Lexikon
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia