-
81 intérieur
intérieur1 [ẽteerjur]〈m.〉1 binnenste ⇒ inwendige, binnenkant♦voorbeelden:à l'intérieur • binnenà l'intérieur de • (binnen)inde, par l'intérieur • van binnenuitqn. qui est tourné vers l'intérieur • een in zichzelf gekeerd iemand————————intérieur2 [ẽteerjur]1 binnen-3 inwendig♦voorbeelden:1 cour intérieure • binnenhof, binnenplaatsmer intérieure • binnenzee→ for1. m1) binnenkant2) interieur3) binnenland4) binnenopname5) binnenspeler [sport]2. adj1) binnen-2) innerlijk3) inwendig4) binnenlands -
82 invariable
-
83 irrésistible
-
84 joyeux
-
85 juridique
-
86 laborieux
laborieux [laaborjeu]♦voorbeelden:= laborieuse; adj1) moeizaam, moeilijk2) hardwerkend, ijverig -
87 large
large1 [laarzĵ]〈m.〉1 breedte2 open, volle zee♦voorbeelden:gagner, prendre le large • het ruime sop kiezenau large de Calais • ter hoogte van Calaistirer au large • er vandoor gaanau, du large! • aan de kant!→ long————————large2 [laarzĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 breed ⇒ ruim, wijd2 groot ⇒ aanzienlijk, belangrijk♦voorbeelden:adj1) breed, ruim2) groot, belangrijk3) ruimdenkend4) royaal -
88 latéral
latéral [laateeraal],latéraux [laateeroo]♦voorbeelden:adjaan de zijde, zij- -
89 littéraire
littéraire [lieteerer]2 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 literair begaafd ⇒ literair gericht, die zich bezighoudt met de menswetenschappen♦voorbeelden:adj1) literair, letterkundig -
90 logique
logique [lozĵiek]♦voorbeelden:être logique avec soi-même • consequent zijnla logique • de logica1. f 2. adj -
91 long
long1 [lõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 voorzetsel〉 au long de, le long de, tout le long de, tout du long de • langs; gedurende, tijdenstable de 1 m 40 de long • 1,40 m lange tafelde long, en long • in de lengte, overlangstomber de tout son long • languit vallende long en large • heen en weer, op en neertout le long du jour • de godganse dagen long et en large • lang en breed————————long2 [lõ],longue [lõg]3 lang ⇒ breedvoerig, langdradig♦voorbeelden:longue maladie • langdurige ziekteêtre long • lang durenje ne serai pas long • ik ben zo terug, ik ben zo klaarje trouve le temps long • de tijd valt mij langà la longue • op den duurêtre long à faire qc. • ergens lang over doendiscours long de trente minutes • betoog van dertig minuten3 ce qu'il est long! • wat is hij lang van stof!————————long3 [lõ]〈 bijwoord〉1 veel♦voorbeelden:en savoir long • er heel wat van af weten2 s'habiller long • lange kleding dragen, in het lang gekleed gaan1. = longue; adj1) lang, langwerpig2) langdurig3) oud4) dun, slap [vloeistof]2. longadv1) veel -
92 longitudinal
longitudinal [lõzĵietuudienaal],longitudinaux [lõzĵietuudienoo]adjoverlangs-, lengte- -
93 matériel
matériel1 [maateerjel]〈m.〉2 materieel ⇒ uitrusting, gerei♦voorbeelden:matériel scolaire • leermiddelen————————matériel2 [maateerjel]♦voorbeelden:cela leur assurera la matérielle • daarmee kunnen ze de schoorsteen rokend houdentemps matériel • de tijd die nodig is om iets te doenje n'ai pas le temps matériel de le faire • ik heb daar gewoon de tijd niet voor1. m1) materiaal, stof2) materieel, uitrusting3) hardware2. matériel/-elleadj1) materieel2) feitelijk, concreet -
94 méchant
méchant [meesĵã]1 boos(aardig) ⇒ kwaad(aardig), hard, onaangenaam, gemeen2 slecht ⇒ waardeloos, erbarmelijk♦voorbeelden:être méchant comme le diable, la gale, un âne rouge • zo vals als een kat zijnce n'est pas bien méchant • daar steekt geen kwaad in〈 informeel〉 faire le méchant • driftig worden, zich verzetten→ chien1. m (f - méchante) 2. = méchante; méchantadj1) kwaadaardig, hard, gemeen2) slecht, waardeloos3) stout, ondeugend -
95 médiocre
médiocre [meedjokr]♦voorbeelden:1 le médiocre • de middelmatigheid, het middelmatigeun(e) médiocre • alledaags iemandadj1) matig2) middelmatig -
96 militaire
militaire [mielieter]♦voorbeelden:1 un militaire • militair, krijgsmanun militaire de carrière • beroepsmilitairadjmilitair, krijgskundig -
97 momentané
momentané [mommãtaanee]adjkortstondig, tijdelijk -
98 moral
moral1 [morraal]〈m.〉♦voorbeelden:remonter, relever le moral à qn. • iemand een hart onder de riem stekense remonter le moral • zichzelf moed inspreken————————moral2 [morraal],moraux [morroo]♦voorbeelden:→ personne1. m1) moreel2) stemming2. adj1) moreel, zedelijk2) ethisch3) innerlijk, geest- -
99 mutuel
mutuel [muutuu.el]♦voorbeelden:1 enseignement mutuel •〈 onderwijs waarbij de betere leerling de minder goede helpt〉société d'assurance mutuelle • onderlinge verzekeringsmaatschappijune mutuelle • (coöperatieve) verzekering, ondersteuningsfonds→ pari= mutuelle; adj -
100 normal
normal [normaal],normaux [normoo]♦voorbeelden:en temps normal • normaliter→ écoleadjgewoon, normaal
См. также в других словарях:
Beiwort — Bei|wort 〈n. 12u; Gramm.〉 = Adjektiv * * * Bei|wort, das; [e]s, Beiwörter: a) [1619 bei Helvicus nach niederl. bijwoord; mhd. bīwort = Adverb; daneben mhd., ahd. bīwort = Gleichnisrede, Sprichwort] (Sprachwiss. selten) Adjektiv; b) beschreibendes … Universal-Lexikon
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia