-
101 pijnlijk
♦voorbeelden:een pijnlijke opmerking • une remarque blessanteiemand pijnlijk treffen • toucher qn. douloureusementpijnlijk glimlachen • avoir un sourire contrainteen pijnlijke stilte • un silence péniblepijnlijk lopen • marcher péniblementpijnlijk precies • d'une précision méticuleuse -
102 plaatselijk
1 [m.b.t. een plaats; beperkt tot een plaats] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 local; 〈 bijwoord〉 localement♦voorbeelden:tien uur plaatselijke tijd • dix heures, heure localeiemand plaatselijk verdoven • faire une anesthésie locale à qn.iets plaatselijk onderzoeken • étudier qc. sur place -
103 puntig
♦voorbeelden:4 iets puntig formuleren • formuler qc. avec sagacité -
104 rad
rad1〈 het〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand op het rad leggen • mettre qn. au supplice————————rad2♦voorbeelden:→ link=tong tong -
105 razend
3 [krankzinnig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fou/fol/folle♦voorbeelden:iemand razend maken • faire enrager qn.razend worden • sortir de ses gondsdat is om razend van te worden • c'est rageantals een razende tekeergaan • s'agiter comme un forcenérazend verliefd • amoureux foudat kost razend veel geld • ça coûte les yeux de la tête -
106 recht
recht1〈 het〉♦voorbeelden:de rechten en plichten van de burgers • les droits et les devoirs du citoyenhet recht van de sterkste • le droit du plus fortrecht van successie • droits de successionburgerlijke rechten • droits civilsdat is mijn goed recht • je suis dans mon (bon) droithet ongeschreven recht • la coutumehet publiek recht • le droit publicRomeins recht • droit romainmet het volste recht • de son plein droithet recht hebben om iets te doen • avoir le droit de faire qc.iemand een recht ontnemen • priver qn. d'un droitiemand het recht ontzeggen om … • interdire à qn. de (faire qc.)zich het recht verschaffen om … • 〈 recht, toestemming verkrijgen〉 obtenir le droit de …; 〈 zich aanmeten om〉 s'octroyer le droit de …alle rechten voorbehouden • tous droits réservésin zijn recht staan • être dans son (bon) droitnaar recht en rede • à bon droitwat geeft u het recht om zo te spreken? • de quel droit parlez-vous sur ce ton?op zijn recht staan • revendiquer ses droitsrecht hebben, geven op iets • avoir, donner droit à qc.iemand, iets tot zijn recht laten komen • mettre en valeur qn., qc.recht doen aan iets • tenir compte de qc.iemand recht doen (wedervaren) • rendre justice à qn.het recht in eigen hand nemen • faire sa propre loirecht spreken • rendre la justicehet recht met voeten treden • fouler aux pieds la justice¶ iemand in rechte vervolgen • poursuivre qn. en justicemet recht (en reden) • à juste titre————————recht2♦voorbeelden:recht op zijn benen staan • se tenir droit sur ses jambesrecht zitten • se tenir droit sur sa chaiserecht omhoog • tout droit vers le hautrecht overeind • tout droitrecht op iemand, iets afgaan • aller droit sur qn., qc.de auto kwam recht op ons af • la voiture arriva droit sur nousrecht voor zich uitkijken • regarder droit devant soi -
107 rechts
rechts1〈 het〉♦voorbeelden:1 voorrang van rechts • priorité à, de droiteop rechts stemmen • voter à droite————————rechts21 [aan de rechterzijde] 〈bijvoeglijk naamwoord; op, naar rechterkant〉 à droite; 〈 vanaf rechterkant〉 de droite; 〈 bijwoord〉 à droite♦voorbeelden:rechts afslaan • tourner à droiterechts houden • tenir la droitenaar rechts • à droitede vierde van rechts • le quatrième en partant de la droiteeen verschuiving naar rechts maken • glisser vers la droite -
108 schraal
♦voorbeelden:de schrale opkomst van de leden • la maigre participation des membreseen schraal varken • un porc maigrehet schraal hebben • être dans la gêne -
109 slecht
♦voorbeelden:een slecht humeur • une mauvaise humeureen slecht mens • un méchant hommeslechte omstandigheden • circonstances défavorableseen slechte voeding • 〈 onevenwichtig〉 une mauvaise alimentation; 〈 onvoldoende〉 une alimentation déficienteslecht aangeschreven staan (bij) • être mal vu (par)iemand slecht behandelen • traiter mal qn.zich slecht gedragen • se comporter malik heb slecht geslapen • j'ai mal dormidat is niet slecht • ce n'est pas malhet loopt nog eens slecht met je af • tu finiras malslecht kunnen rekenen • être faible en calculde zaken staan slecht • les affaires vont malslechter worden • se détériorerde toestand wordt steeds slechter • la situation se dégrade de plus en plusdat ziet er slecht uit • cela s'annonce maleen door en door slecht mens • un homme foncièrement mauvaishoe langer hoe slechter • de plus en plus maldat is slecht voor de lijn • c'est mauvais pour la lignede slechtste van de klas • le dernier de la classehij ziet er slecht uit • il a mauvaise minedat zal slecht gaan • ce sera difficile -
110 stekend
♦voorbeelden:stekende ogen • yeux méchants -
111 straf
straf1〈de〉♦voorbeelden:straf stellen op iets • sanctionner qc.tot de maximale straf veroordeeld worden • être condamné au maximumeen zware straf • une peine sévèreeen straf opleggen • prononcer une peinezijn straf uitzitten • purger sa peine (en prison)op straffe van • sous peine de————————straf2♦voorbeelden:iets straf aanpakken • ne pas y aller de main morte -
112 strak
1 [zonder bochten, plooien] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 raide ⇒ 〈m.b.t. kleding〉 ajusté 〈 bijwoord〉 avec raideur♦voorbeelden:een touw strak houden • tendre une corde〈 figuurlijk〉 iemand strak houden • serrer la vis à qn.de snaren strakker spannen • resserrer les cordesde broek zit daar te strak • le pantalon est trop étroit ici2 iemand strak aankijken • regarder qn. fixementstrak aan iets vasthouden • s'obstiner dans qc. -
113 streng
streng1〈de〉♦voorbeelden:————————streng2♦voorbeelden:de strenge schoonheid van romaanse kerken • l'austère beauté des églises romanesstrenge zeden • moeurs austèresstreng orthodox • d'une orthodoxie rigoureusestreng verboden toegang • entrée strictement interditeiets streng naleven • observer qc. à la lettre -
114 stroef
4 [niet gemakkelijk in de omgang] 〈bijvoeglijk naamwoord; m.b.t. karakter〉 revêche ⇒ 〈m.b.t. gezicht〉 rêche ⇒ 〈m.b.t. houding〉 peu liant 〈 bijwoord〉 d'une manière revêche♦voorbeelden:de onderhandelingen verlopen stroef • les négociations avancent laborieusementeen stroeve ontvangst • un accueil froid -
115 stug
♦voorbeelden:een stugge vering • une suspension dure -
116 trots
trots1〈de〉♦voorbeelden:ze is de trots van haar ouders • elle fait la fierté de ses parentsmet trots op zijn werk kunnen terugzien • pouvoir être fier de son travail————————trots22 [hoogmoedig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fier⇒ orgueilleux 〈v.: orgueilleuse〉 〈 bijwoord〉 d'un air hautain♦voorbeelden:ergens trots op (mogen) zijn • pouvoir être fier de qc.ergens te trots voor zijn • être trop fier pour faire qc. -
117 vast
♦voorbeelden:vast kapitaal • capital fixeeen vaste prijs • un prix fixeeen vaste slaap • un sommeil profondvaste sterren • étoiles fixesop een vast uur • à heure fixezonder vaste woon- of verblijfplaats • sans domicile fixevast omlijnd • bien définide deur zit vast • la porte est coincéehij zit erg vast aan zijn geld • il est regardantdaar zit meer aan vast dan je denkt • c'est plus compliqué qu'on ne le pensevoor vast • pour de bonmet vaste hand • d'une main fermeeen vaste mening hebben over iets • avoir des idées bien arrêtées sur qc.het vaste voornemen hebben om … • avoir la ferme intention de …iets vast geloven • croire fermement qc.voor vast • pour sûrvast op iets aan kunnen • pouvoir compter fermement sur qc.ergens vast in geloven • prendre qc. pour article de foieen vaste massa • une masse compactevast wel • sûrementhij zal vast wel twee uur nodig hebben • il lui faudra sûrement deux heuresvast en zeker • sans aucun doutedat staat zo vast als een rots • c'est sûr et certainu heeft vast dorst • je parie que vous avez soifhier heb je vast een gulden • en attendant, voilà un florin -
118 vers
vers1〈 het〉♦voorbeelden:〈 bijbel〉 Lucas 6, vers 10 • Luc, (chapitre) 6, (verset) 102 gezang 12, vers 3 • cantique 12, couplet 34 iets in vers brengen • mettre qc. en vers————————vers2♦voorbeelden:vers van de pers • qui vient de paraîtreeen vers verdriet • un chagrin récentnog vers in het geheugen liggen • être encore présent à la mémoire -
119 vies
♦voorbeelden:een vies drankje • une boisson dégoûtantevies eten • de la nourriture infecteeen vieze lucht • une mauvaise odeureen tegenstander op een vieze manier onderuit halen • faucher vilainement un adversairewat een vies weer! • quel sale temps!dat smaakt niet vies! • c'est pas sale!het ziet er vies uit • c'est dégoûtantte vies om aan te raken • à ne pas toucher avec des pincettesvieze praatjes • saletésbij een vies zaakje betrokken zijn • être embringué dans une sale affairezij zijn tegen alles wat vies en voos is • ils combattent tout ce qu'ils considèrent comme immoralergens niet vies van zijn • ne pas cracher sur qc.ergens vies van zijn • détester qc.vies bij (zijn) • (être) débrouillard -
120 wild
wild1〈 het〉♦voorbeelden:op groot wild jagen • chasser le fauveklein wild • menu gibiervliegend wild • gibier à plumeswild eten • manger du gibierwild uitzetten in een gebied • peupler une région de gibierhet wild op de vlucht jagen • effaroucher le gibierin het wild voorkomen • exister à l'état sauvagein het wild levende dieren • animaux sauvages————————wild2♦voorbeelden:→ link=weg wegeen wild geschreeuw • des cris furieuxwilde hartstochten • passions déchaînéeswilde ideeën aandragen • avoir des idées folleseen wild kind • un petit diableeen wild leven leiden • mener une vie de patachonhij vertelt de meest wilde verhalen • il raconte des histoires à dormir deboutwild enthousiast zijn • être follement enthousiaste (pour)zich wild haasten • foncerwild om zich heen kijken • regarder autour de soi d'un air hagardzich wild schrikken • avoir une peur bleuehet paard wordt wild • le cheval s'emballewild op iets zijn • être fou de qc.
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia