-
1 bezinken
3 [verwerkt worden] sink in♦voorbeelden: -
2 bezinken
3 [figuurlijk] laisser (se) décanter♦voorbeelden: -
3 bezinken
осаждаться осесть; устояться* * *гл.1) общ. осаждаться, оседать, отстаиваться2) перен. устояться -
4 bezinken
v. subside, settle to the bottom, sink lower -
5 bezinken
• to deposit• to settle -
6 bezinken
-
7 Bezinken
-
8 bezinken
-
9 dit moet even bezinken
dit moet even bezinken -
10 een wijn laten bezinken
een wijn laten bezinken -
11 de stof laten bezinken
de stof laten bezinkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stof laten bezinken
-
12 doen bezinken
doen bezinken -
13 wijn laten bezinken
wijn laten bezinkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wijn laten bezinken
-
14 déposer
déposer [deepoozee]2 neerslaan ⇒ bezinksel vormen, bezinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerzetten ⇒ neer-, afleggen, afzetten2 in bewaring geven ⇒ in depot geven, afgeven4 doen neerslaan ⇒ doen bezinken, afzetten♦voorbeelden:déposer ses hommages aux pieds de qn. • iemand zijn eerbied betuigendéposer le masque • het masker afwerpendéfense de déposer des ordures • verboden vuil te stortenmarque déposée • gedeponeerd handelsmerk→ bilan1. v1) getuigen3) neerleggen5) afzetten, uit zijn ambt ontzetten6) afnemen [gordijn, schilderij]7) aanhangig maken [politiek]2. se déposer (sur)vbezinken, neerslaan -
15 décanter
décanter [deekãtee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
16 clarify
v. uileggen; uit de doeken doen1 helder worden ⇒ klaren, bezinken 〈 vloeistof, vet, lucht〉; 〈 figuurlijk〉 verhelderen, duidelijk wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zuiveren ⇒ klaren, doen bezinken2 ophelderen ⇒ duidelijk maken, toelichten -
17 precipitate
adj. steil; haastig; onbezonnen--------n. precipiteren; storting; aparte stof--------v. neerslaan, bezinken; (neer)storten, (neer)werpenprecipitate1[ prissippittət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 overhaast ⇒ onbezonnen, plotseling————————precipitate3[ prissippitteet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 her death precipitated him into a state of total indifference • haar dood stortte hem in een toestand van totale onverschilligheid -
18 ablagern
ablagernI 〈onovergankelijk werkwoord; haben/sein〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan -
19 absetzen
absetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 〈 scheepvaart〉afzetten, afsteken♦voorbeelden:2 vom Ufer absetzen • van de oever afzetten, afstekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 af-, neerzetten ⇒ wegdoen, (neer)leggen♦voorbeelden:das Glas vom Mund absetzen • het glas van de mond nemen en neerzetten3 einen Fahrgast absetzen • een passagier afzetten, laten uitstappendas Geweih absetzen • het gewei afwerpenein Theaterstück vom Programm absetzen • een toneelstuk van het repertoire schrappen15 ein Manuskript absetzen • een manuscript afzetten, volledig zetten1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan2 zich afzetten ⇒ afsteken tegen, contrasteren♦voorbeelden:3 sich in ein anderes Land absetzen • de wijk nemen, (heimelijk) naar een ander land wegtrekkensich über die Grenze absetzen • (heimelijk) de grens overgaan -
20 setzen
setzen♦voorbeelden:1 hoch setzen • hoog, veel inzetten¶ setzen! • (gaan) zitten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten, stellen, plaatsen ⇒ oprichten; vestigen; brengen♦voorbeelden:〈 sport en spel〉 einen Stein setzen • een steen verplaatsen, een zet doenden Stuhl an den Tisch setzen • de stoel bij de tafel zetten, schuivenzwei Dinge zueinander in Beziehung setzen • twee dingen met elkaar in verband brengenetwas in Brand setzen • iets in brand stekenetwas in Kraft setzen • iets in werking stelleneinen Text in Musik, in Noten setzen • een tekst op muziek, op noten zettenjemanden über einen andern setzen • iemand boven iemand anders plaatsenjemanden über den Fluss setzen • iemand de rivier overzetten(zu einem Verbrechen) eine hohe Strafe setzen • (op een misdaad) een zware straf stellenjemandem etwas als Aufgabe setzen • iemand iets tot taak stellenSalat setzen • sla uitzetten〈 informeel〉 gleich setzt es (et)was! • dadelijk zwaait er wat!1 gaan zitten, plaatsnemen2 zich plaatsen, zich zetten3 bezinken, neerslaan5 〈 aardrijkskunde〉zich zetten, inklinken♦voorbeelden:bitte, setzen Sie sich! • gaat u zitten!sich aufrecht, gerade setzen • rechtop gaan zittensich bequem setzen • er gemakkelijk bij gaan zittensich ans Fenster setzen • aan, bij het raam gaan zittensich aufs Rad setzen • op zijn fiets stappensich zu jemandem setzen • bij iemand gaan, komen zittensich auf eine andere Fahrbahn setzen • van rijstrook wisselen————————setzen!(gaan) zitten!
Страницы