-
1 afzetten
1 [afnemen en ergens neerzetten] enlever2 [buiten werking stellen] arrêter3 [amputeren] amputer4 [oplichten] escroquer (qc. à qn.)5 [afscheiden] clôturer6 [van, tegen iets afduwen] repousser7 [uit zijn ambt ontzetten] destituer8 [op enige afstand plaatsen] écarter9 [laten uitstappen] déposer11 [omboorden] galonner (de)♦voorbeelden:het geweer afzetten • reposer son fusilhet huis was door de politie afgezet • la maison était cernée par la police〈 figuurlijk〉 zich afzetten tegen (iets, iemand) • s'insurger contre (qc., qn.)zich afzetten • prendre appelkwellende gedachten van zich afzetten • chasser les idées noires de son esprit1 [snel afkomen] se jeter2 [voor een sprong] prendre appel♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • foncer sur qn.er kwam een massa sneeuw van de berghelling afzetten • une masse de neige dévala de la pente -
2 afzetten
5 [van/tegen iets afduwen] push off7 [laten uitstappen] drop ⇒ set/put down9 [laten bezinken/neerslaan] deposit♦voorbeelden:3 je moet je niet overal zo laten afzetten! • don't pay through the nose for everything!een klant voor tien gulden afzetten • cheat a customer out of ten guildersde straat was afgezet met soldaten • the street was lined with soldierszich afzetten tegen (iets/iemand) • react against (something/someone)1 [snel afkomen] come/rush (up to)2 [zich afzetten voor een sprong] take off♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • make/go for someone -
3 afzetten
снять; отметить; отнять, ампутировать, отрезать; сместить; лишить духовного сана; сбыть; свергнуть с престола, снять; перекрыть; обшить, окаймить; (за)глушить, выключить; обнести, огородить; оцепить; обжулить; подбросить до; снимать; отбрасывать; выбрасывать; отталкивать; останавливать; выключать; отнимать; ампутировать; рубить; вырубать; обносить; окаймлять; обшивать; отставлять; увольнять; отмечать бакенами; определять местонахождение; выгружать; высаживать; обманывать; обсчитывать; сбывать; осаждаться* * *(t)1) снимать, ставить вниз2) отнимать, ампутировать3) снимать с работы, увольнять5) высаживать ( пассажира)* * *гл.общ. выгружать, обманывать, окаймлять, определять местонахождение, осаждаться, останавливать, отбрасывать, отмечать бакенами, отнимать, отставлять, рубить, сбывать, снимать, отталкивать (лодку), обносить (оградой), ампутировать, обсчитывать, обшивать, увольнять, вырубать (лес), выключать (мотор и т.п.), высаживать (пассажира), снимать (с работы), выбрасывать (товары на рынок) -
4 afzetten
ausschalten -
5 afzetten
amputashon; amputáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > afzetten
-
6 afzetten
v. take off; sell, trade; swindle, shortchange, diddle (Slang); demarcate, delimit, delineate; cut, remove -
7 afzetten
-
8 afzetten
• to deposit• to mark off• to sell• to set off• to stop• to switch off -
9 afzetten
1) amputera2) trimma3) avkvista4) putsa5) garantera -
10 afzetten
amputer, enlever, garnir -
11 afzetten
amputashon; amputá -
12 slib afzetten
-
13 alle schaamte van zich afzetten
alle schaamte van zich afzettenDeens-Russisch woordenboek > alle schaamte van zich afzetten
-
14 de bril afzetten
de bril afzetten -
15 de radio afzetten
de radio afzetten -
16 de stoelen van de muur afzetten
de stoelen van de muur afzettenDeens-Russisch woordenboek > de stoelen van de muur afzetten
-
17 de verwarming afzetten
de verwarming afzetten -
18 de zoom van een japon afzetten
de zoom van een japon afzetten -
19 een been afzetten
een been afzetten -
20 een boot afzetten
een boot afzetten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский
- Шведский