-
1 abgeben
abgeben4 afstaan, overlaten6 uitbrengen, uitspreken♦voorbeelden:einen schönen Rahmen abgeben • een mooi kader vormen1 zich afgeven, zich inlaten met -
2 ausstellen
ausstellen3 afgeven, uitreiken♦voorbeelden:eine Quittung ausstellen • een kwitantie uitschrijveneine Urkunde ausstellen • een akte opmaken, verlijdenein Zeugnis ausstellen • een getuigschrift afgeven5 ein leicht ausgestellter Rock • een licht gerende, klokkende rok -
3 herausgeben
herausgeben1 aanreiken, -geven 〈 van binnen naar buiten〉2 teruggeven ⇒ afgeven, uitleveren3 teruggeven, -betalen♦voorbeelden:den Schlüssel herausgeben • de sleutel afgeven -
4 Abgabe
Abgabe〈v.〉1 afgifte, aflevering2 belasting, rechten, heffing ⇒ huur, pacht6 het afvuren, het lossen7 het afleggen, het uitbrengen♦voorbeelden:die Abgabe von Energie • de uitstraling van energieAbgaben an den Staat entrichten • belastingen aan de staat betalenAbgaben auf Alkohol • belasting op alcohol -
5 Pforte
Pforte〈v.; Pforte, Pforten〉♦voorbeelden: -
6 abfärben
-
7 adressieren
adressieren♦voorbeelden:¶ den Ball genau adressieren • de bal precies afgeven, toespelen -
8 an der Pforte abgeben
an der Pforte abgeben -
9 aufgeben
aufgebenII 〈 overgankelijk werkwoord〉7 〈 sport en spel〉opslaan, serveren♦voorbeelden:ein Geschäft aufgeben • een zaak sluitendas Rauchen aufgeben • ophouden met roken -
10 aufliefern
aufliefern -
11 ausdampfen
ausdampfen -
12 ausfertigen
ausfertigen2 uitwerken, opmaken, opstellen♦voorbeelden:einen Vertrag ausfertigen • een contract opmaken -
13 aushauchen
-
14 den Ball genau adressieren
de bal precies afgeven, toespelenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > den Ball genau adressieren
-
15 den LKW zulassen
-
16 den Schlüssel herausgeben
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > den Schlüssel herausgeben
-
17 durchfärben
-
18 ein Zeugnis ausstellen
-
19 einlassen
einlassen1 in-, binnen-, toelaten2 laten lopen, stromen (in)3 aanbrengen, inzetten♦voorbeelden:1 zich inlaten, zich bemoeien (met) ⇒ beginnen (aan)2 〈 meestal pejoratief〉zich afgeven, omgang hebben (met)♦voorbeelden:1 sich in ein Gespräch einlassen • een gesprek beginnen, willen praten -
20 einliefern
- 1
- 2