-
1 siège
-
2 bureau
bureau [buuroo]〈m.〉2 werkkamer ⇒ studeerkamer, kantoor5 kantooremployés, -personeel♦voorbeelden:bureau de poste • post(kantoor)bureau de tabac • tabaks-, sigarenwinkelbureau de vote • stemlokaalbureau de placement • plaatsingsbureau, bureau voor arbeidsbemiddeling 〈 vooral voor huispersoneel〉〈 leger〉 Deuxième Bureau •〈 afdeling contraspionage〉jouer à bureaux fermés • voor een uitverkochte zaal spelen7 bureau politique • partijbestuur, politbureau————————bureau (de location)m1) bureau2) werkkamer3) kantoor4) bureau, afdeling, dienst6) loket, kassa8) schrijftafel -
3 chaire
chaire [sĵer]〈v.〉3 katheder♦voorbeelden:être titulaire d'une chaire • een leerstoel bekledenf1) stoel2) preekstoel3) katheder4) leerstoel, professoraat -
4 coeur
coeur [kur]〈m.〉3 maag4 hart ⇒ innerlijk leven, intieme gedachten5 hart ⇒ midden, binnenste, kern♦voorbeelden:coeur droit • rechter hart(helft)d'un coeur léger • onbezorgdcoeur transplanté • ruilhart3 avoir le coeur sur les lèvres, au bord des lèvres • gaan overgeven, misselijk zijnavoir le coeur barbouillé • misselijk zijnavoir, garder qc. sur le coeur • iets niet kunnen verwerkenrester sur le coeur • zwaar op de maag liggencoeur de la question • kern van de vraagavoir le coeur dur • een hart van steen hebbenavoir le coeur gros, plein • verdriet hebbenen avoir lourd sur le coeur • gedrukt, bedrukt zijnavoir le coeur serré • bedrukt, bedroefd zijnavoir le coeur tendre • een klein hart hebben, teerhartig zijnle coeur m'a manqué • ik kon het niet over mijn hart verkrijgenavoir la rage au coeur • razend zijnn'avoir de coeur à rien • nergens zin in hebbenne pas avoir le coeur à rire • geen lust tot lachen hebbenvouloir en avoir le coeur net • er het zijne van willen wetenavoir le coeur de faire qc. • de moed hebben iets te doenavoir le coeur sur la bouche, sur les lèvres • het hart op de tong, op de lippen hebbenavoir le coeur sur la main • vrijgevig zijndonner, remettre du coeur au ventre à qn. • iemand een hart onder de riem stekenfaire battre le coeur • het hart sneller doen kloppencela me fait mal au coeur • ik vind het triestmanquer de coeur • harteloos zijntenir à coeur • na aan het hart liggenvider son coeur • zijn hart uitstortenprendre qc. à coeur • iets ter harte nemenprendre qc. trop à coeur • zich iets te veel aantrekkenà coeur joie • naar hartenlustaller droit au coeur • tot het hart sprekende bon, grand, tout (mon, son etc.) coeur • van ganser harte, graagapprendre par coeur • uit het hoofd lerensans coeur • harteloossi le coeur vous en dit • als je er zin, trek in hebtmon petit coeur • mijn hartjejoli comme un coeur • net een plaatjem1) hart2) boezem, borst3) maag4) binnenste, kern5) harten [kaarten] -
5 foyer
foyer [fwaajee]〈m.〉1 haard ⇒ haardvuur, stookplaats3 tehuis6 gezin7 brandpunt ⇒ brandpuntsafstand, focus♦voorbeelden:le foyer paternel • het ouderlijk huisrentrer dans ses foyers • naar zijn haardstede terugkerenfoyer d'une révolte • haard van een opstandm1) haard, stookplaats2) thuis, gezin3) tehuis4) koffiekamer5) brandpunt, middelpunt -
6 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant
См. также в других словарях:
Zetel — Zetel, Gemeinde im oldenburg. Amt Varel, an der Staatsbahnlinie Varel Neuenburg, hat eine evang. Kirche, mechanische Baumwollweberei, Pantinen und Galoschenfabrikation, 3 Dampfziegeleien und (1905) 3067 Einw … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Zetel — Zetel, Gemeinde im Landkreis Friesland, Niedersachsen, 10 800 Einwohner; Nordwestdeutsches Schulmuseum Friesland, Heimatmuseum Neuenburg (Rauchkate); Wohngemeinde mit Landwirtschaft und Fremdenverkehr … Universal-Lexikon
Zetel — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Zetel — Infobox German Location Art = Gemeinde Name = Zetel Wappen = Wappen Zetel.png lat deg = 53 |lat min = 25 |lat sec = 11 lon deg = 07 |lon min = 58 |lon sec = 27 Lageplan = Bundesland = Lower Saxony Landkreis = Friesland Höhe = 2 Fläche = 81.26… … Wikipedia
Zetel — Original name in latin Zetel Name in other language Zetel State code DE Continent/City Europe/Berlin longitude 53.41667 latitude 7.98333 altitude 7 Population 11684 Date 2011 07 31 … Cities with a population over 1000 database
Ferienwohnung Zetel-Driefel — (Zetel,Германия) Категория отеля: Адрес: Dorfstraße 17, 26340 Zetel, Ге … Каталог отелей
LSG Waterkant-Zetel — Blick auf den Segelflugplatz von der Flugzeughalle aus, mit Regenbogen Der Segelflu … Deutsch Wikipedia
Schwarze Brack — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Bockhorn (Friesland) — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Wilhelm Kunst (Holzbildhauer) — Wilhelm Kunst bei der Arbeit an einer Madonna Wilhelm Kunst (* 8. August 1909 in Zetel, Oldenburg; † 13. Januar 1986 ebenda) war ein deutscher Holzbildhauer. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Vareler Nebenbahnen — Varel–Neuenburg Kursbuchstrecke: 221 m (1944), 199n (1935) Streckennummer: 1534 Spurweite: 1435 mm (Normalspur) Legende … Deutsch Wikipedia