-
21 decay
n. verval, bederf--------v. vervallen, rottendecay1[ dikkee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 tooth decay • tandbederf, cariës————————decay2〈 werkwoord〉1 vervallen ⇒ in verval raken, wegkwijnen2 (ver)rotten ⇒ bederven, verteren♦voorbeelden:2 decayed tooth • rotte kies/tand -
22 declination
n. wegkwijnen; weigering; vervoeging van werkwoorden[ deklinneesjn]2 〈 aardrijkskunde, natuurkunde, sterrenkunde〉 declinatie ⇒ afwijking(shoek)/miswijzing 〈 van kompasnaald〉 -
23 decline
n. daling--------v. afdalen; achteruitgaan; verbuigen (in grammatica); afwijzendecline1[ diklajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verval ⇒ achteruitgang, aftakeling2 daling ⇒ afname, vermindering♦voorbeelden:1 fall/go into a decline • beginnen af te takelen, in verval rakenon the decline • tanend————————decline21 (af)hellen ⇒ aflopen, dalen2 ten einde lopen ⇒ wegkwijnen, aftakelen♦voorbeelden:2 declining years • oude dag, laatste jaren1 (beleefd) weigeren ⇒ afslaan, van de hand wijzen♦voorbeelden: -
24 die away
verdwijnendie away———————— -
25 die
n. dobbelsteen; stempel; matrijs--------v. sterven; overlijden; verdrinken; verlangen ("slang")die1[ daj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 matrijs ⇒ stempel; gietvorm————————die2♦voorbeelden:the dice are loaded against him • het lot is hem niet gunstig gezindone of the dice • een dobbelsteen————————die3〈 werkwoord〉1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, omkomen3 uitsterven ⇒ wegsterven, wegteren4 verzwakken ⇒ verminderen, bedaren♦voorbeelden:die from/of an illness • sterven aan een ziektedie hard • maar langzaam verdwijnen, niet opgevenbe dying for a cigarette • smachten/snakken naar een sigaret -
26 eat one's heart out
-
27 heart
n. hart[ ha:t]3 geest ⇒ gedachten, herinnering4 hart ⇒ binnenste, gemoed5 kern ⇒ hart, essentie♦voorbeelden:(learn) by heart • uit het hoofd (leren)to his heart's content • naar hartenlustwin the hearts and the minds of the people • de sympathie van het volk veroverenhis heart is in the right place • hij heeft het hart op de juiste plaatswear one's heart on one's sleeve • zijn hart op de tong dragenheart and soul • met hart en zielshe had his health at heart • zijn gezondheid ging haar ter hartethey have their own interests at heart • zij hebben hun eigen belangen voor ogenhe put his heart (and soul) into his work • hij legde zich met hart en ziel op zijn werk toeset one's heart on something • zijn zinnen op iets zetten, iets dolgraag willenshe took it to heart • zij trok het zich aan, zij nam het ter harteat heart • in zijn hart, eigenlijkin one's heart of hearts • in het diepst van zijn hartwith all one's heart • van ganser hartenot have the heart • de moed niet hebbenlose heart • de moed verliezentake heart • moed vatten, zich vermannen¶ 〈 spreekwoord〉 the way to a man's heart is through his stomach • de liefde van een man gaat door de maagbless your heart • je bent een schatcross one's heart (and hope to die) • plechtig belovencry/weep one's heart out • tranen met tuiten huileneat one's heart out • wegkwijnen (van verdriet/verlangen)not find it in one's heart • het niet over zijn hart kunnen verkrijgen -
28 lapse
n. vergissing; struikeling; eruit geflapt; uitwijking; tijdperk; kwijnen, langzaam achteruit gaan; verlopen--------v. achteruit gaan; afzakken; zinken; aflopen; verlopen; verdwijnen; wegkwijnenlapse1[ læps] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kleine vergissing ⇒ abuis, fout(je)2 misstap ⇒ (af)dwaling, vergrijp————————lapse2〈 werkwoord〉1 aflaten ⇒ verslappen, versagen2 (gaandeweg) verdwijnen ⇒ achteruitgaan, afnemen3 vervallen ⇒ terugvallen, afglijden♦voorbeelden: -
29 pine away (from something)
pine away (from something) -
30 pine
n. pijnboom; pijnhout--------v. kwijnen, treurenpine1[ pajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 vurenhout ⇒ grenenhout, dennenhout————————pine2〈 werkwoord〉1 kwijnen ⇒ verkwijnen; treuren♦voorbeelden: -
31 rot
n. verrotting, rotheid, verderf; flauwekul; dat was het begin van het einde--------v. verrotten; nonsens vertellenrot1[ rot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ dry dry/————————rot2〈 rotted〉1 rotten ⇒ ontbinden, bedervenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
32 waste
adj. overbodig, overtollig, niet uitgebuit; afvals-; verlaten; geruïneerd; woest; vervallen--------n. verkwisting; uitbuiting; verlies; vernieling; vernietiging; wildernis; woestijn; afval; bijprodukten van afval; riool (water)--------v. verkwisten, uitbuiten; ruïneren; beschadigen; uitdunnen; vergaan; vernietigd worden; likwideren; vermoorden (slang)waste1[ weest] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 afval(product) ⇒ puin, vuilnis♦voorbeelden:3 go to waste, run to waste • verloren gaan, verspild worden————————waste21 woest ⇒ braak(liggend), verlaten♦voorbeelden:lay waste • verwoestenlie waste • braak liggen————————waste3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:waste time on something • tijd verspillen aan iets -
33 wither
v. verwelken, vergaan; doen verwelken/vergaan[ wiðə]2 vergaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verwelken/verdorren2 doen vergaan/wegkwijnen♦voorbeelden: -
34 mourir
mourir [moerier]1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, afsterven♦voorbeelden:1 faire mourir • doden, terecht laten stellense laisser mourir • niets doen om in leven te blijvenon n'en meurt pas • daar ga je niet dood vans'ennuyer à mourir • zich doodvervelenmourir d' amour • vreselijk verliefd zijnmourir d' envie • erg veel zin in iets hebbenmourir de froid • sterven, vergaan van de koumourir de rage • stikken van woedemourir de honte • zich doodschamenmourir de plaisir • dolle pret hebbenmourir de rire • zich doodlachenmourir pour qn. • zijn leven voor iemand geven2 uitdoven ⇒ wegkwijnen, wegstervenv1) sterven2) uitdoven -
35 dépérissement
dépérissement [deepeeriesmã]〈m.〉1 (het) wegkwijnen ⇒ verkommering, verzwakking2 verval ⇒ teloorgang, ondergang♦voorbeelden: -
36 étioler
étioler [eetie.ollee]2 〈 iemand〉bleek, zwak doen worden2 bleek, zwak worden ⇒ verkommeren, wegkwijnen -
37 languir
languir [lãgier]1 verflauwen ⇒ lusteloos, futloos zijn, verslappen2 smachten (naar) ⇒ verlangend wachten (op), verbeiden♦voorbeelden:ne pas laisser languir la conversation • het gesprek gaande houden♦voorbeelden: -
38 pourrir
pourrir [poerier]1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden♦voorbeelden:pourrir en prison • in de gevangenis verkommerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bederven ⇒ rot maken, doen (ver)rotten2 besmetten ⇒ aanvreten, aantasten3 bederven ⇒ verwennen, verpesten1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden -
39 pourrir dans la misère
pourrir dans la misère -
40 запахнуть
vgener. (куртку) dichtslaan, wegkwijnen
Страницы