-
1 warm
-
2 warm baden
-
3 warm in der Wolle sitzen
warm in der Wolle sitzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > warm in der Wolle sitzen
-
4 es ist schon recht warm
-
5 schön warm
-
6 sich warm laufen
warmlopen, warm worden -
7 den Motor warm laufen lassen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > den Motor warm laufen lassen
-
8 ich muss mich erst warm arbeiten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ich muss mich erst warm arbeiten
-
9 mit jemandem warm werden
mit jemandem warm werdencontact met iemand krijgen, bevriend met iemand rakenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem warm werden
-
10 sich jemanden warm halten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich jemanden warm halten
-
11 weder warm noch kalt sein
onverschillig, ongeïnteresseerd zijnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > weder warm noch kalt sein
-
12 erwärmen
-
13 recht
recht11 rechts, rechter-2 goede, boven- 〈 van stoffen〉♦voorbeelden:————————recht2♦voorbeelden:gehe ich recht in der Annahme, dass …? • is het juist om te veronderstellen dat …?〈 informeel〉 du bist mir der Rechte! • je bent me d'r eentje!da bist du an den Rechten geraten! • daar ben je aan het juiste adres!nach dem Rechten sehen • kijken of alles in orde isalles, was recht ist, aber … • alles goed en wel, maar …das ist recht und billig • dat is alleszins redelijk〈 spreekwoord〉 was dem einen recht ist, ist dem andern billig • ±igelijke monniken, gelijke kappen/imir ist alles recht • ik vind het allemaal best————————recht3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
14 schön
2 mooi, aangenaam, prettig ⇒ fijn, leuk, lekker♦voorbeelden:2 schönen Abend, Morgen! • goedenavond!, goedemorgen!ein schönes Gefühl • een fijn gevoelschön warm • lekker warmbitte schön • alsjeblieft, alstublieftdanke schön • dank je, u weles schön haben • het fijn, leuk hebbenschön aufpassen • goed opletten, oppassenaufs Schönste, schönste verlaufen • opperbest (ver)lopendas ist schön und gut, gut und schön, aber … • alles goed en wel, maar …also, na schön! • (nou) goed!, okaywie schön! • wat leuk, aardig!schön!, schön! • goed, goed!ganz schön • behoorlijk, aardig (wat), flinkganz schön viel • heel wat, een hele hoop -
15 Dampfkompresse
-
16 Mann
Mann1〈m.; Mann(e)s, Männer〉♦voorbeelden:ein Mann der Tat • een man van de daad〈 sport en spel〉 der freie Mann • de vrije man, de liberoein ganzer Mann • een flinke ventder kluge Mann baut vor • voorkomen is beter dan genezen〈 informeel〉 mein lieber Mann! • mijn beste kerel!der schwarze Mann • de boeman〈 informeel〉 den starken Mann markieren, mimen, spielen • de branie, durfal uithangen〈 informeel〉 ein toter Mann sein • afgedaan hebben, uitgerangeerd zijndas (er)nährt seinen Mann • daar kun je van rondkomener hat seinen Mann gefunden • hij heeft zijn evenknie gevondenseinen Mann stehen, stellen • zijn mannetje staan〈 scheepvaart〉 alle Mann an Deck! • alle hens aan dek!etwas an den Mann bringen • iets aan de man brengender Mann im Mond • het mannetje van de maanmit Mann und Maus untergehen • met man en muis vergaanwie ein Mann • als één man〈 spreekwoord〉 ein Mann, ein Wort • een man een man, een woord een woord————————Mann2〈m.; Mann(e)s, Mannen〉 〈 geschiedenis〉1 leenman, vazal -
17 Stange
Stange〈v.; Stange, Stangen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemanden bei der Stange halten • (a) iemand warm voor iets houden; (b) iemand achter zich scharen〈informeel; figuurlijk〉 von der Stange • doorsnee-, eenvoudigeine Stange Gold • een staaf goudeine Stange Zimt • een pijpje kaneelein paar Stangen Spargel • een paar asperges〈 informeel〉 eine ganze Stange • een hele hoop, heel wat -
18 Wolle
Wolle〈v.; Wolle, vaktaal: Wollen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich in die Wolle kriegen, sich in der Wolle haben, liegen • met iemand ruzie hebben, elkaar in de haren vliegen -
19 am Mann bleiben
am Mann bleiben -
20 arbeiten
arbeiten♦voorbeelden:seine Brust arbeitet • zijn borst gaat heftig op en neerGeld arbeitet • geld wint gelddas Holz arbeitet • het hout werktsein Geld arbeiten lassen • zijn geld winstgevend beleggenan sich arbeiten • aan zichzelf werkenauf dem Bau, Feld arbeiten • in de bouw, op het veld werkenfür ein bessere Welt arbeiten • voor een betere wereld werken, ijverender Bildhauer arbeitet in Sandstein • de beeldhouwer werkt met zandsteeneinander in die Hand, Hände arbeiten • elkaar in de hand werkendie Kränkung arbeitet in ihm • die krenking zit hem dwarsüber einen Autor arbeiten • over een auteur schrijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 jacht, sport en spel〉africhten, dresseren♦voorbeelden:eine Schüssel in Gold arbeiten • een schaal in goud werken2 zich werken ⇒ door te werken … geraken3 zich werken ⇒ door te werken … (doen) worden♦voorbeelden:2 sich durch das Gebüsch, den Schnee arbeiten • zich door het struikgewas, de sneeuw heen werken〈 figuurlijk〉 sich in die Höhe, nach oben arbeiten • zich op-, omhoogwerken
См. также в других словарях:
warm — wärm … Kölsch Dialekt Lexikon
Warm.fm — Warm FM Création mai 2004 Langue Français Pays Belgique … Wikipédia en Français
warm — [wôrm] adj. [ME < OE wearm, akin to Ger warm < IE base * gwher , hot > Gr thermē, heat, thermos, warm, theros, summer, L formus, warm, fornax, furnace] 1. a) having or giving off a moderate degree of heat [a warm iron, warm coffee] b)… … English World dictionary
Warm — Warm, wärmer, wärmste, adj. et adv. ein Wort, welches überhaupt einen mittlern Grad derjenigen Empfindung ausdruckt, welche das Feuer und dessen Theilchen in uns erwecken, zum Unterschiede von heiß, einem höhern Grade, und kalt, der völligen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Warm — Warm, a. [Compar. {Warmer}; superl. {Warmest}.] [AS. wearm; akin to OS., OFries., D., & G. warm, Icel. varmr, Sw. & Dan. varm, Goth. warmjan to warm; probably akin to Lith. virti to cook, boil; or perhaps to Skr. gharma heat, OL. formus warm. ??? … The Collaborative International Dictionary of English
Warm-up — auch: Warm|up 〈[wɔ:mʌ̣p] n. 15〉 oV Warming up 1. 〈Sp.〉 1.1 Phase kurz vor einem Autorennen, die zum Warmlaufenlassen der Motoren dient 1.2 Phase des Warmlaufens bei Sprintern, Fußballern u. a. 2. 〈TV〉 einleitender Teil eines Werbespots od. einer… … Universal-Lexikon
warm up — {v.} 1. To reheat cooked food. * /Mr. Jones was so late that his dinner got cold; his wife had to warm it up./ * /When the children had left for school, their mother warmed up the breakfast coffee./ 2. To become friendly or interested. * /It… … Dictionary of American idioms
warm up — {v.} 1. To reheat cooked food. * /Mr. Jones was so late that his dinner got cold; his wife had to warm it up./ * /When the children had left for school, their mother warmed up the breakfast coffee./ 2. To become friendly or interested. * /It… … Dictionary of American idioms
warm-up — warm up1 n 1.) a set of gentle exercises you do to prepare your body for dancing, sport etc →warm up at ↑warm2 2.) warm ups AmE informal clothes that you wear when you are doing exercises to prepare your body for playing a sport or dancing… … Dictionary of contemporary English
Warm — is normally used as a subjective measure of temperature, commonly used to describe a comfortable temperature. It is strongly associated with hot, and its antonym is cool. For the AM radio station, see WARM AM.For example, warm water is often… … Wikipedia
warm — Adj std. (9. Jh., irwarmen 8. Jh.), mhd. warm, ahd. warm, as. warm Stammwort. Aus g. * warma Adj. warm , auch in anord. varmr, ae. wearm, afr. warm, gt. in warmjan wärmen . Nur germanische Adjektivbildung zu lit. vìrti, akslav. vĭrěti sieden,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache