-
21 mold
n. het losmaken van rijke grond; het met aarde bedekken; het boetseren--------n. vorm, mal, matrijs; aard, karakter; teelaarde, bladaarde--------v. vormen; vorm geven; beschimmelen; (karakter) vorming; verrotten→ mould mould/ -
22 concrétiser
concrétiser [kõkreetiezee]1 een concrete, vaste(re) vorm aannemen -
23 incurver
incurver [ẽkuurvee]1 buigen ⇒ (naar binnen) krommen, een gebogen vorm geven1 zich buigen ⇒ zich krommen, een gebogen vorm krijgen -
24 latiniser
latiniser [laatieniezee]〈 werkwoord〉 -
25 relooker
relooker [rəloekee] -
26 knippen
1 [afknippen] cut (off/out)2 [de vereiste vorm geven] cut♦voorbeelden:1 de heg knippen • clip/trim the hedgezijn nagels knippen • cut/clip one's nailszich laten knippen • have one's hair cut, have a haircutmet kort geknipt haar • with hair cut shortin die film is flink geknipt • that film has been severely cuteen rok uit een lap stof knippen • cut a skirt from/out of a length of cloth2 [van een schaar] cut♦voorbeelden: -
27 vervormen
2 [afwijkend klinken] be distorted♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [afwijkend doen klinken] distort♦voorbeelden: -
28 vormen
1 [een vorm geven] shape, form ⇒ mould2 [doen ontstaan] form ⇒ make/build (up)3 [de genoemde vorm vertonen] make up, form4 [uitmaken] make up, constitute ⇒ be♦voorbeelden:zich een oordeel vormen • form an opinioneen uitzondering vormen • be/constitute an exceptionacademisch gevormden • university graduates -
29 Fasson
Fasson1〈v.; Fasson, Fassons, Oostenrijk, Zuid-Duitsland, Zwitserland Fassonen〉1 snit, coupe♦voorbeelden:jeder soll nach seiner Fasson selig werden • ieder moet op zijn eigen manier zalig worden————————Fasson2〈o.; Fassons, Fassons〉 〈 ambachtelijk〉 -
30 Latinize
v. omkeren in latijns; vertalen in het latijns; gebruik maken van latijnse woorden, 〈 Brits-Engels spelling ook〉 Latinise [ lætinnajz] 〈ook latinize; zelfstandig naamwoord: Latinization〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verlatijnsen ⇒ (ver)latiniseren, een Latijnse vorm geven -
31 chip away at a piece of wood
chip away at a piece of wood -
32 chip
n. fiche; schilfer; gebakken--------v. afsplinteren, afbrokkelen; afkappen; beeldhoudenchip1[ tsjip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schilfertje ⇒ splinter(tje), scherf♦voorbeelden:〈 informeel〉 when the chips are down • als het erop aankomt, als het menens wordt¶ have a chip on one's shoulder • prikkelbaar zijn, lichtgeraakt zijn〈 slang〉 in the chip • rijk, welvarend————————chip21 afsplinteren ⇒ afbrokkelen, schilferen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)kappen ⇒ afsnijden, afbikken; onderbreken, in de rede vallen♦voorbeelden:1 chip off • afbikken, afbreken -
33 embody one's thoughts
-
34 exteriorize
v. uiterlijke vorm geven aan; projecterenexteriorize, exteriorise1 naar de oppervlakte/buiten brengen ⇒ veruitwendigen -
35 frame
n. lijst; montuur; kozijn; bouw; lichaamsbouw; humeur; beeld (in film); (op internet) protocol dat "gegevenspakket" bevat met adresveld en slotveld--------v. ontwerpen, uitdenken, formuleren, vormen, verzinnen; inlijsten, omlijsten; (iem.) erin luizen, (opzettelijk) vals beschuldigenframe1[ freem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 (het dragende) geraamte 〈 van een constructie〉 ⇒ skelet 〈 houtbouw〉; frame 〈 van fiets〉; raamwerk, chassis2 〈 benaming voor〉 omlijsting ⇒ kader, kozijn; 〈 ook meervoud〉 montuur 〈 van bril〉; raam 〈 van venster, weeftoestel e.d.〉3 achtergrond ⇒ omgeving, omlijsting4 lichaam ⇒ gestel, bouw♦voorbeelden:————————frame2〈 werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 vorm geven aan ⇒ ontwerpen, uitdenken; formuleren, uitdrukken; vormen, vervaardigen; verzinnen, zich inbeelden2 inlijsten ⇒ omlijsten, als achtergrond dienen voor3 het geraamte in elkaar zetten van ⇒ bouwen, construeren♦voorbeelden:1 the government framed a plan for fighting inflation • de regering ontwierp een plan voor de inflatiebestrijding -
36 give shape to
vorm geven aan, tot uitdrukking brengen -
37 incarnate
adj. vleesgeworden; (de duivel) in eigen persoon--------v. incarneren; belichamenincarnate1[ inka:nət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————incarnate22 concretiseren ⇒ gestalte/vorm geven (aan)♦voorbeelden:1 a man who incarnates all the qualities needed for the job • een man die alle voor het werk benodigde eigenschappen in zich verenigt -
38 refashion
v. opnieuw vormen, vervormen, omwerken[ rie:fæsjn]♦voorbeelden: -
39 anthropomorphise
v. antropomorfiseren, menselijke kwalieiten overbrengen op niet-menselijk ras; een menselijke vorm geven aan iets onmenselijk (ook "anthromorphize") -
40 anthropomorphize
v. antropomorfiseren, menselijke kwalieiten overbrengen op niet-menselijk ras; een menselijke vorm geven aan iets onmenselijk (ook "anthromorphise")
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tod — 1. Allein der Todt zeigt an, woran man genug muss han. – Henisch, 1500, 24. 2. An den Tod denken, ist der Weg zur Weisheit. Den Arabern gegenüber hat man aber im allgemeinen jede Erwähnung des Todes zu vermeiden. Der Tod ist ein leidiges Wort;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Beutel — 1. Alte beüdel schliessen übel. – Tappius, 8a; Lehmann, II, 26, 22; Henisch, 357; Simrock, 1060; Tunn., 20, 1; Grimm, I, 1751; Sutor, 646. Holl.: Olde budelen sluten qualic. (Fallersleben, 577.) – Oude beurzen sluiten niet wel. (Harrebomée, I, 53 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Baum — 1. Alte Bäum lassen sich nicht (oder: eher brechen als) biegen. – Lehmann, 8, 27. 2. Alte Bäum leiden s nicht, dass sie die jungen wollen überschatten. – Lehmann, 57, 13. 3. Alte Bäume ersticken mit jhrem überschatten die jungen auffschösslinge.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon