-
21 forfeit
n. verbeuren; verbeurde, boete, pand; pand verbeuren--------v. het verbeurde, boete; verbeurdforfeit1[ fo:fit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het verbeurde ⇒ boete, straf♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 divorce was the forfeit he had to pay • echtscheiding was de prijs die hij moest betalenplay (at) forfeits • pandverbeuren————————forfeit21 verbeurd♦voorbeelden:————————forfeit3〈 werkwoord〉1 verbeuren ⇒ verspelen, verbeurd verklaren -
22 get on the wrong side of someone
iemands sympathie verliezen/verspelen -
23 lose
v. verliezen; kwijt raken; zich afdoen van; niet begrijpen1 verliezen ⇒ verlies lijden, er op achteruit gaan♦voorbeelden:lose out • het afleggenlose out on something • er (geld) bij inschietenlose on the horses • (geld) verliezen bij de paardenrennen1 verliezen ⇒ kwijtraken, niet (meer) hebben, verspelen♦voorbeelden:lose count • de tel kwijtrakenlose one's mind • krankzinnig wordenlose sight of • uit het oog verliezenlose one's temper • boos wordenlose no time in (doing something) • geen tijd verspillen met (iets)lose one's way • de weg kwijtrakenlose oneself in • geheel opgaan inlose to someone • tegen iemand verliezen -
24 throw away a chance
-
25 wrong
adj. niet waar; fout; verkeerd; niet eerlijk; niet goed; niet rechtschapen; binnenstebuiten--------adv. verkeerd; onjuist; niet in orde; kwaad; onrecht--------n. kwaad, onrecht; misstand, wantoestand--------v. onrecht aandoen, verongelijken, te kort doen; onbillijk zijn tegenoverwrong1[ rong] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:do someone a great wrong • iemand een groot onrecht aandoendo wrong • onrecht doen, ergens verkeerd aan doen→ two two/————————wrong21 verkeerd ⇒ fout, onjuist♦voorbeelden:wrong number • verkeerd nummer/verbondenwrong side out • binnenstebuiten(the) wrong way round • achterstevoren, de verkeerde kant opthe clock is wrong • de klok loopt niet gelijkwrongly accused • ten onrechte beschuldigd〈 informeel〉 what's wrong with …? • wat is er aan de hand met/fout aan …?; wat mankeert er aan …?be caught on the wrong foot • verrast/overvallen worden, verrast worden met de broek op de enkelsget on the wrong side of someone • iemands sympathie verliezen/verspelenget out of bed on the wrong side • met zijn verkeerde been uit bed stappenhe is laughing on the wrong side of his face/mouth now • het lachen is hem vergaanon the wrong side of sixty • de zestig gepasseerd〈 Amerikaans-Engels〉 the wrong side of the tracks • de achterbuurten/zelfkantyou're wrong • je hebt ongelijk/vergist jeII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:————————wrong3〈 werkwoord〉1 onrecht doen ⇒ onrechtvaardig behandelen, onredelijk zijn tegen2 onbillijk/verkeerd beoordelen♦voorbeelden:————————wrong4〈 bijwoord〉1 foutief ⇒ verkeerd, onjuist♦voorbeelden:you told me wrong • je hebt me verkeerd voorgelicht -
26 aliéner
aliéner [aalie.eenee]1 van zich vervreemden ⇒ verspelen, verliezen1. v1) vervreemden2) ontnemen3) prijsgeven2. s'aliénervvan zich vervreemden, verliezen -
27 perdre
perdre [perdr]2 afnemen ⇒ verminderen, zwakker worden♦voorbeelden:y perdre • erop achteruitgaanperdre sur une marchandise • verlies lijden op een artikelII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verliezen ⇒ kwijtraken, erbij inschieten2 verspillen ⇒ verknoeien, verspelen3 ruïneren ⇒ te gronde richten, in zijn goede naam aantasten♦voorbeelden:sans perdre une syllabe • zonder ook maar één woord te missenn'avoir rien à perdre, mais tout à gagner • nee heb je, ja kun je krijgentu ne le connais pas? tu n'y perds rien • ken je hem niet? daar mis je niets aanperdre de vue • uit het oog verliezen2 vous ne perdez rien pour attendre! • u komt heus nog wel aan uw trekken!vous n'auriez pas un instant à perdre? • hebt u niet een ogenblikje voor me?♦voorbeelden:v1) verliezen2) afnemen, zwakker worden3) lekken4) vloeien [vrouw]5) kwijtraken6) verspillen7) ruïneren -
28 perdè
kwijtraken [v], opgeven [v], verbeuren [v], verliezen [v], verspelen [v] -
29 лишаться
vgener. verliezen, derven, inboeten, (?.) kwijtraken (чего-л.), ontberen, verspelen -
30 проигрывать
vgener. verspelen, verdobbelen (в кости), verliezen -
31 терять
v -
32 begeben
-
33 sich um sein Vermögen spielen
sich um sein Vermögen spielenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich um sein Vermögen spielen
-
34 spielen
spielenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉2 glinsteren, schitteren, schijnen4 gebruik maken (van), doen gelden♦voorbeelden:1 Ball spielen • ballen, met de bal spelenBillard spielen • biljartenDame spielen • dammenden Gastgeber spielen • als gastheer optreden, voor gastheer spelenKarten spielen • kaarteneine Schallplatte spielen • een plaat spelen, draaienein Spiel spielen • een spelletje doen, spelenden Unschuldigen spielen • de onschuldige uithangen〈informeel; figuurlijk〉 was wird hier gespielt? • wat is (er) hier aan de gang?3 ins Grüne spielen • naar groen, het groene zwemendie Phantasie, Fantasie spielen lassen • de fantasie de vrije loop laten♦voorbeelden:sich um sein Vermögen spielen • zijn vermogen verspelen -
35 vergeben
vergeben2 (ver)geven ⇒ gunnen, verlenen♦voorbeelden:vergebene Mühe • vergeefse moeiteseine Töchter sind alle schon vergeben • zijn dochters zijn allemaal al aan de man -
36 verlieren
verlieren1 verliezen, kwijtraken ⇒ achteruitgaan♦voorbeelden:an Wert verlieren • in waarde dalenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:seinen Halt verlieren • geen houvast meer hebbendie Sprache verlieren • met stomheid geslagen zijndie Spur verlieren • het spoor bijster wordensein Herz an jemanden verlieren • van iemand gaan houden♦voorbeelden:sich in Gedanken verlieren • in gedachten verzinken2 sich in eine öde Gegend verlieren • in een verlaten streek belanden, verzeilendie Spur verlor sich im Gras • het spoor liep in het gras dood -
37 verscherzen
verscherzen -
38 verwirken
verwirken♦voorbeelden: -
39 perdè
kwijtraken [v], opgeven [v], verbeuren [v], verliezen [v], verspelen [v]
Страницы
- 1
- 2