-
81 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
82 heilig
1 [met betrekking tot God/Christus/personen] holy♦voorbeelden:iemand heilig verklaren • canonize someone〈 figuurlijk〉 hij is een boef, maar nog heilig bij zijn broer vergeleken • he is a crook, but a saint compared with his brotherhet Heilige Land • the Holy Landde heilige Mis • Holy Massde heilige stad • the Holy Cityde zondag heilig houden • observe the Lord's Dayhet heilige der heiligen • the holy of holiesII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:een heilig ontzag voor iemand hebben • stand in great awe of someonede nagedachtenis van haar moeder bewaarde zij heilig • she cherished the memory of her motherhem is niets heilig • nothing is sacred to him3 heilige eerbied • great/profound respecthet is mij heilige ernst • I am dead(ly) seriousik was in de heilige overtuiging dat zij nog leefde • I was firmly convinced that she was still alivehet is de heilige waarheid • it is gospel truthiets heilig beloven • promise something solemnlyik heb het me heilig voorgenomen (om …) • I am firmly determined (to …)je kunt er heilig van op aan • you can be dead sure (of that) -
83 krankzinnig
♦voorbeelden:krankzinnig worden • go insane/out of one's mindII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:1 een krankzinnig plan • a crazy/an insane plandat is krankzinnig veel • that is an insane amount -
84 liefde
1 love♦voorbeelden:haar grote liefde • her great lovehartstochtelijke liefde • passionkinderlijke liefde • childish love/affection; 〈 van kind voor ouder〉 filial love/affectioneen onbeantwoorde liefde koesteren voor iemand • foster an unrequited love for someoneeen ongelukkige liefde achter de rug hebben • have suffered a disappointment in loveplatonische liefde • platonic lovevrije liefde • free lovede ware liefde • true loveiemands liefde beantwoorden • return someone's love/affectionde liefde bedrijven • make loveliefde opvatten voor iemand • come to love someoneiemand zijn liefde verklaren • declare one's love for someoneliefde voelen voor • love, feel affection forgeluk hebben in de liefde • be lucky in loveliefde op het eerste gezicht • love at first sighthij deed het uit liefde • he did it for lovetrouwen uit liefde • marry for lovede liefde voor het vaderland • (the) love of one's countryliefde voor de kunst • love of art¶ wil je dat voor me doen? ja hoor, met alle liefde • would you do that for me? of course, with pleasure -
85 mondig
3 [met betrekking tot een gemeenschap] emancipated♦voorbeelden:2 de PvdA wil mensen mondig maken • the (Dutch) Labour Party tries to get people to stand up for their own rights -
86 neutraliseren
3 [tot neutraal gebied verklaren] neutralize♦voorbeelden:de werking van een vergif neutraliseren • counteract the effect of a poison -
87 niet-ontvankelijk
♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet-ontvankelijk
-
88 nietig
-
89 onafhankelijk
1 [zelfstandig, autonoom] independent (of)2 [niet bepaald door] irrespective♦voorbeelden:zich onafhankelijk verklaren • declare one's independencezich onafhankelijk opstellen • take an independent position -
90 onbevoegd
♦voorbeelden:onbevoegd tot iets • unqualified to do something -
91 onbewoonbaar
-
92 ongeldig
♦voorbeelden:1 een ongeldige redenering • a fallacy, a specious argumentiets ongeldig maken • invalidate/void somethingongeldig verklaren • declare (to be) invaliddit kaartje wordt ongeldig op • this ticket expires on -
93 onpersoon
-
94 onschuldig
♦voorbeelden:3 onschuldige genoegens • innocent/harmless funeen onschuldig middel • a harmless remedydat ziet er onschuldig uit • that looks innocent/harmless (enough) -
95 ontoerekeningsvatbaar
♦voorbeelden:iemand ontoerekeningsvatbaar verklaren • declare someone to be of unsound mindVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ontoerekeningsvatbaar
-
96 ontvankelijk
2 [juridisch] admissible♦voorbeelden:ontvankelijk voor goede raad • open to good adviceontvankelijk voor nieuwe ideeën • receptive to new ideaseen beroep ontvankelijk/niet-ontvankelijk verklaren • allow/dismiss an appealde vordering werd ontvankelijk verklaard • the claim was allowedde vordering werd niet-ontvankelijk verklaard • the claim was declared inadmissible -
97 oorlog
♦voorbeelden:het is oorlog • there's a war onde oorlog verklaren aan • declare war onoorlog voeren • wage warmet oorlog dreigen • threaten waroorlog op leven en dood • war to the deathin staat van oorlog • in a state of warvóór/na de oorlog • 〈 attributief ook〉 pre-/post-war -
98 persona non grata
♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > persona non grata
-
99 psychoanalytisch
♦voorbeelden:1 trachten iets psychoanalytisch te verklaren • try to find a psychoanalytic explanation for somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > psychoanalytisch
-
100 publiekelijk
1 publicly♦voorbeelden:hij werd publiekelijk voor schut gezet • he was made to look a fool in public
См. также в других словарях:
Verklären — Verklären, verb. regul. act. klar machen. 1. Eigentlich, klar, helle, heiter machen, in welchem Verstande es doch nur noch zuweilen in der dichterischen Schreibart vorkommt. Den unwirthbaren Sitz Verklärt, doch selten nur, ein rother schneller… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
verklären — V. (Aufbaustufe) etw. einen beseligten Ausdruck geben Beispiele: Ein Lächeln hat ihr Gesicht verklärt. Als er sie sah, verklärten sich seine Augen. verklären V. (Aufbaustufe) etw. schöner oder glücklicher erscheinen lassen Synonyme: beschönigen,… … Extremes Deutsch
verklären — ↑idealisieren, ↑romantisieren … Das große Fremdwörterbuch
verklären — ↑ klar … Das Herkunftswörterbuch
verklären — 1. einen beseligten Ausdruck verleihen, erhellen, glücklich machen, leuchten lassen. 2. beschönigen, glorifizieren, hochstilisieren, schönen, schönfärben, überhöhen, verherrlichen; (geh.): vergolden; (bildungsspr.): idealisieren, romantisieren;… … Das Wörterbuch der Synonyme
verklaren — ver|kla|ren 〈V.; hat〉 I 〈V. tr.; nddt.〉 etwas verklaren erklären II 〈V. intr.〉 über einen Schiffsunfall unter Eid aussagen * * * ver|kla|ren <sw. V.; hat [mniederd. vorklaren] (nordd. ugs.): [mühsam] erklären, klarmachen: das muss man ihm erst … Universal-Lexikon
verklären — ver|klä|ren 〈V. tr.; hat〉 1. ins Überirdische erhöhen 2. 〈fig.〉 schöner, leuchtender, besser erscheinen lassen ● die Erinnerung verklärt das Vergangene; →a. verklärt * * * ver|kla|ren <sw. V.; hat [mniederd. vorklaren] (nordd. ugs.): [mühsam]… … Universal-Lexikon
verklären — ver·klä̲·ren; verklärte, hat verklärt; [Vt] 1 etwas verklärt etwas etwas gibt jemandes Gesicht einen glücklichen Ausdruck <ein verklärter Blick>; [Vr] 2 etwas verklärt sich etwas bekommt einen glücklichen Ausdruck <jemandes Blick,… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
verklaren — verklarenv jmetwverklaren=jmetwerklären,klarmachen.Nordwestdeutschseitdem19.Jh … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
verklaren — verklore … Kölsch Dialekt Lexikon
verklären — verklöre … Kölsch Dialekt Lexikon