-
1 amarrer
-
2 enregistrement
enregistrement [ãrzĵiestrəmã]〈m.〉1 opname ⇒ (het) opnemen, (het) vastleggen2 registratie ⇒ inschrijving, aangifte♦voorbeelden:enregistrement sonore • geluidsopnamem1) opname, (het) vastleggen2) aangifte3) optekening -
3 fixer
fixer [fieksee]1 bevestigen ⇒ vastmaken, -hechten, -zetten2 vastleggen ⇒ fixeren, stabiliseren3 vestigen6 staren naar ⇒ strak aankijken, aanstaren, fixeren♦voorbeelden:1 zich vastzetten, -hechten3 trouwen♦voorbeelden:v1) bevestigen, vastmaken2) vastleggen, stabiliseren3) vestigen4) vaststellen, bepalen5) informeren6) aanstaren -
4 amarrage
amarrage [aamaaraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:m(het) vastleggen, ankeren [schip] -
5 attacher
attacher [aataasĵee]1 aanbranden ⇒ aanbakken, aanzettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vastspijkeren ⇒ vastschroeven, vasthaken♦voorbeelden:attacher les mains de qn., à qn. • iemands handen boeienattacher son tablier • zijn schort omdoen, omknopenattacher les volets • de luiken vastzetten1 zich hechten (aan) ⇒ gehecht raken (aan), liefde opvatten (voor)2 zich toeleggen (op) ⇒ zich beijveren (om), zijn best doen (om)3 verbonden zijn (aan, met) ⇒ (vast)gehecht zijn (aan), vastzitten (aan)4 (belang, waarde) hechten (aan) ⇒ vasthouden (aan), zich vastklampen (aan)5 (vast)kleven (aan) ⇒ zich vasthechten (aan), (vast) blijven plakken (aan)♦voorbeelden:s'attacher à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • eraan hechten dat, erop gesteld zijn datcette robe s'attache derrière par des boutons • deze jurk gaat vanachter met knoopjes dicht1. v1) aanbranden, aanbakken2) vastkleven, blijven plakken3) vastmaken4) dichtknopen [kleding]5) hechten, verbinden6) aanstellen [werk]7) fixeren [blik]2. s'attacher (à)v3) verbonden zijn (aan, met)4) belang/waarde hechten (aan) -
6 bloquer
bloquer [blokkee]3 groeperen ⇒ verenigen, samenvoegen♦voorbeelden:1 bloqué par la glace • vastgevroren, ingevrorenbloquer les prix • een prijzenstop afkondigenbloquer les salaires • de lonen bevriezen, een loonstop afkondigen1. v1) blokkeren2) vastzetten, vastleggen3) stoppen [bal]4) versperren, afsluiten5) verenigen2. se bloquervgeblokkeerd raken, vastlopen -
7 toile
toile [twaal]〈v.〉1 (stuk) doek ⇒ weefsel, linnen♦voorbeelden:toile émeri • schuurlinnen, -doektoile à matelas • beddentijk〈 figuurlijk〉 toile de Pénélope • eindeloze zaak, penelopearbeidtoile de sauvetage • vangzeiltoile de tente • tentzeil, -doektoile à voile • zeildoek, canvastoile cirée • wasdoek, zeiltoile métallique • metaal-, kippengaastoile métisse • halflinnen2 fixer sur la toile • schilderen, op 't doek vastleggen4 navire chargé de toiles • schip met volle zeilen, met alle zeilen gehesenfaire de la toile • veel zeil bijzetten→ village1. f1) doek2) (spinnen)web3) zeil2. toilesf pl -
8 fixer sur la toile
fixer sur la toileschilderen, op 't doek vastleggen
См. также в других словарях:
Chiró N'Toko — Personal information Full name Mena Vuza N Toko Date of birth 30 January 1988 ( … Wikipedia