-
1 breathe out
-
2 breathe
v. ademen; fluisteren; eruit halen[ brie:ð]2 op adem komen ⇒ uitblazen, bijkomen♦voorbeelden:〈 informeel〉 as I live and breathe • hoe is het mogelijk!breathe in • inademenbreathe out • uitademenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inademen3 inblazen ⇒ ingeven, inboezemen4 fluisteren ⇒ uiting geven aan, (zachtjes) zeggen♦voorbeelden:don't breathe a word of this! • praat je mond niet voorbij! -
3 breathe one's last
———————— -
4 exhale
v. uitademen; uitblazen van rook[ eksheel] 〈zelfstandig naamwoord: exhalation〉2 uitwasemen ⇒ exhaleren, uitblazen♦voorbeelden: -
5 expire
v. verlopen, verstrijken; sterven[ ikspajjə]1 verlopen ⇒ verstrijken, aflopen, vervallen♦voorbeelden:your ticket expires • je kaart wordt ongeldig -
6 puff
n. ademstoot, puf--------v. puffen, hijgen, blazenpuff1[ puf] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 rook/dampwolk6 bolling ⇒ ronding, wolkige massa♦voorbeelden:————————puff21 puffen ⇒ hijgen, blazen2 roken ⇒ trekken, dampen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitblazen ⇒ uitstoten, uitbrengen♦voorbeelden:4 puffed up with pride • verwaand, opgeblazenpuffed-out hair • dik/volumineus opgemaakt haar -
7 blow out
uitwaaien; springen, klappen, barstenblow out2 springen ⇒ klappen, barsten♦voorbeelden:¶ the storm had blown itself out • de storm was uitgeraasd/was gaan liggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen springen ⇒ doen klappen/barsten3 buiten bedrijf/werking stellen 〈 elektrische apparatuur〉 -
8 last
adj. laatste; de laatste; de afgelopen (week e.d.), de vorige (week); einde--------adv. laatste; de laatste; de laatste keer; aan het einde; eindelijk; uiterlijk--------n. laatste; eind; schoenleest; uithoudingsvermogen, levenskracht, last (gewichts eenheid)--------v. verder gaan, door gaan; halen; uithouden; genoeg zijn; in leven blijven, overleven; doorgaanlast1[ la:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 last♦voorbeelden:2 last of herrings/malt/wool • last haring/mout/wol————————last22 meegaan ⇒ intact blijven, houdbaar zijn♦voorbeelden:————————last3〈telwoord; the; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:he said his last on the subject • hij sprak zijn laatste woord over dat onderwerpin my last • in mijn vorige brieffight to/till the last • vechten tot het uiterstewe have seen the last of him • die zien we niet meer terug¶ at (long) last • (uit)eindelijk, ten slotte————————last4〈 bijwoord〉3 → lastly lastly/♦voorbeelden:last-mentioned • laatstgenoemdelast but not least • (als) laatste/laatstgenoemde, maar (daarom) niet minder belangrijk, last but not least2 when did you see her last/last see her? • wanneer heb je haar voor het laatst gezien/gesproken?————————last5〈 telwoord〉♦voorbeelden:his last book • zijn laatste/vorige boekon his last legs • met zijn laatste krachtenat the last minute/moment • op het laatste moment/ogenbliklast night • gister(en)avond, vannachthe's the last person I'd invite • hij is de laatste die ik zou uitnodigenlast Tuesday • vorige week dinsdagthe last but one • de voorlaatstethe last few days • de laatste/afgelopen paar dagenthe second last page • de voorlaatste bladzijdethat's the last straw • dat doet de deur dichtthe last word in cars • het nieuwste/laatste snufje op het gebied van auto's -
9 peg out
afbakenen; de was ophangen; stervenpeg out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 puff out a candle
puff out a candle -
11 wind
n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging--------n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets--------v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen--------v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademenwind1[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ (om)wenteling, draai————————wind21 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind♦voorbeelden:fair wind • gunstige windfling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen(sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand♦voorbeelden:〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zittenget one's second wind • er weer tegenaan kunnen♦voorbeelden:¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op————————wind3♦voorbeelden:————————wind4♦voorbeelden:1 winden ⇒ spoelen, draaien♦voorbeelden:1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen♦voorbeelden:wind back • terugspoelenwind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉————————wind5 -
12 exhalation
n. uitademing, uitwaseming, uitblazen -
13 spit one's venom
zijn gal uitblazen -
14 take a breath
v. ademen, in- en uitademen, lucht in de longen opnemen en uitblazen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский