-
1 expand
v. uitbreiden, groeien; groter worden[ ikspænd]1 opengaan ⇒ zich ontplooien/ontvouwen4 zich uitbreiden ⇒ zich ontwikkelen, uitgroeien♦voorbeelden:2 the girl did not expand soon in her new surroundings • het meisje kwam niet gauw los in haar nieuwe omgevingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreiden ⇒ ontplooien, ontvouwen♦voorbeelden: -
2 expanse
-
3 expansion
n. uitbreiding, uitzetting[ ikspænsjn]1 uitbreiding ⇒ uitgezet deel, vergroting1 expansie ⇒ uitbreiding, uitzetting2 expansie(graad) ⇒ vergroting, (commerciële) groei♦voorbeelden:sudden industrial expansion • plotselinge industriële groei -
4 expansionism
n. uitbreiding,expansie, uitzetting[ ikspænsjənizm] -
5 expansionist
n. aanhanger van uitbreiding en uitwijding[ ikspænsjənist] -
6 expansive
adj. expansief, uitgaand; open[ ikspænsiv] 〈 expansiveness〉1 expansief ⇒ uitzetbaar, expansiegericht2 uitgebreid ⇒ uitgestrekt, veelomvattend♦voorbeelden:1 expansive force • expansieve kracht, uitzettingsvermogen
См. также в других словарях:
inexpert — [in ek′spərt; in΄ek spʉrt′, in΄ikspʉrt′] adj. [ME < MFr < L inexpertus] not expert; unskillful; amateurish inexpertly adv. inexpertness n … English World dictionary