-
101 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
102 family
1 noun∎ to raise a family élever des enfants;∎ a large family une famille nombreuse;∎ all the children in the family are redheads tous les enfants de la famille sont roux;∎ to start a family avoir un (premier) enfant;∎ she's (just like) one of the family elle fait (tout à fait) partie ou elle est (tout à fait) de la famille;∎ none of my family like him personne ne l'aime dans ma famille;∎ it runs in the family cela tient de famille;∎ of good family de bonne famille;∎ a family audience un public ou auditoire familial;∎ a family business une entreprise familiale;∎ family butcher boucher m de quartier;∎ family doctor docteur m de famille;∎ a family hotel une pension de famille;∎ family portraits portraits mpl d'ancêtres;∎ we'll keep it in the family (heirloom, land) ça restera dans la famille; (scandal) ça ne sortira pas de la famille;∎ he's a family man il aime la vie de famille, c'est un bon père de famille;∎ unsuitable for family viewing non approprié aux enfants;∎ I wouldn't call it family viewing ce n'est pas exactement un spectacle à conseiller aux enfants;∎ this film is not family viewing ce n'est pas un film tout public(life) familial, de famille; (car, friend) de la famille; (dinner, likeness, quarrel) de famille; (programme) pour les familles►► British formerly Administration family allowance ≃allocations fpl familiales;family Bible Bible f familiale ou de famille;Marketing family brand marque f générale;family car familiale f;family circle cercle m de (la) famille;British Administration family credit = prestation complémentaire pour familles à faibles revenus ayant au moins un enfant;American family fare (on public transport) tarif m familles;British formerly Administration family income supplement ≃ complément m familial;familiar humorous family jewels (man's genitals) bijoux mpl de famille;family law droit m de la famille;family leave congé m parental;family name nom m de famille;family planning planning m familial;Family Planning Association Planning m familial;family planning clinic centre m de planning familial;American family practice médecine f générale;American family practitioner médecin m de famille, (médecin m) généraliste m;Family Restaurants = chaîne américaine de restaurants bon marché;family room (in hotel) chambre f familiale; American (in house) salle f de séjour; British (in pub) salle f réservée aux familles;family saloon berline f familiale;family tree arbre m généalogique -
103 DE
Del verbo dar: ( conjugate dar) \ \
dé es: \ \1ª persona singular (yo) presente subjuntivo3ª persona singular (él/ella/usted) presente subjuntivo3ª persona singular (él/ella/usted) imperativoMultiple Entries: dar de dé
dar ( conjugate dar) verbo transitivo 1 déme un kilo de peras can I have a kilo of pears?; See Also→ conocer verbo transitivo 3 b, entender verbo transitivo 2 ‹información/idea› to give 3 4 ( conceder) ‹prórroga/permiso› to give; nos dieron un premio we won o got a prize 5◊ ¿le diste las gracias? did you thank him?, did you say thank you?;dales saludos give/send them my regards; tuve que déle la noticia I was the one who had to break the news to himb) (señalar, indicar): me da ocupado or (Esp) comunicando the line's busy o (BrE) engaged;1 ‹ dividendos› to pay;b) (AmL) ( alcanzar hasta):◊ da 150 kilómetros por hora it can do o go 150 kilometres an hour;venía a todo lo que daba it was travelling at full speed; ponen la radio a todo lo que da they turn the radio on full blast 2 (causar, provocar) ‹placer/susto› to give; ‹ problemas› to cause; el calor le dio sueño/sed the heat made him sleepy/thirsty 1 ( presentar) ‹ concierto› to give;◊ ¿qué dan esta noche en la tele? what's on TV tonight? (colloq);¿dónde están dando esa película? where's that film showing? 2 ‹baile/banquete› to hold; ‹ discurso› (AmL) to make ver tb clase 4 ( realizar la accion que se indica) ‹ grito› to give; dame un beso give me a kiss; ver tb golpe, paseo, vuelta, etc ( considerar) dé algo/a algn por algo: ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic; ¡dalo por hecho! consider it done! verbo intransitivo 1 [ventana/balcón] to look onto, give onto; [fachada/frente] to face 2 (ser suficiente, alcanzar) dé para algo/algn to be enough for sth/sb; dé de sí ‹zapatos/jersey› to stretch 3 ( arrojar un resultado): ¿cuánto da la cuenta? what does it come to?; a mí me dio 247 I made it (to be) 247 4 ( importar): ¡qué más da! what does it matter!; ¿qué más da? what difference does it make?; me da igual I don't mind 5 ( en naipes) to deal 1 ( como castigo) to smack sb; el balón dio en el poste the ball hit the post 2 (accionar, mover) déle a algo ‹a botón/tecla› to press sth; ‹ a interruptor› to flick sth; ‹a manivela/volante› to turn sth 3 ‹ solución› to hit upon, find; ‹ palabra› to come up with 4 (hablando de manías, ocurrencias) déle a algn por hacer algo ‹por pintar/cocinar› to take to doing sth;◊ le ha dado por decir que … he's started saying that …5 [sol/luz]: la luz le daba de lleno en los ojos the light was shining right in his eyes darse verbo pronominal 1 ( producirse) [ frutaigo] to grow 2 ( presentarse) [oportunidad/ocasión] to arise 3 ( resultar) (+ me/te/le etc):◊ dárselas de algo: se las da de valiente/de que sabe mucho he likes to make out he's brave/he knows a lot;dárselas de listo to act smartb) (golpearse, pegarse):se dieron contra un árbol they crashed into a tree; se dio dé un golpe en la rodilla he hit his knee ( considerarse) dése por algo: ver tb aludir a, enterado 1
de 1 preposición 1a) (pertenencia, posesión):el rey dé Francia the king of France; no es dé él it isn't his; es un amigo dé mi hijo he's a friend of my son's; un estudiante dé quinto año a fifth-year student; la tapa dé la cacerola the saucepan lid; un avión dé Mexair a Mexair plane el aeropuerto dé Barajas Barajas airport; el mes dé enero the month of January 2◊ es dé Bogotá she's/she comes from Bogotá;una carta dé Julia a letter from Julia; un amigo dé la infancia a childhood friend; la literatura dé ese período the literature of o from that period; dé aquí a tu casa from here to your houseb) (material, contenido, composición):una mesa dé caoba a mahogany table; un vaso dé agua a glass of water; un millón dé dólares a million dollarsc) (causa, modo):dé tanto gritar from shouting so much; verde dé envidia green with envy; temblando dé miedo trembling with fear; dé memoria by heart; lo tumbó dé un golpe he knocked him down with one blow rodeada dé árboles surrounded by trees 3a) (cualidades, características):objetos dé mucho valor objects of great value; ¿dé qué color lo quiere? what color do you want it?; tiene cara dé aburrido he looks bored; una botella dé un litro a liter bottle; la chica dé azul the girl in blueb) (al definir, especificar):tiene dos metros dé ancho it's two meters wide; es fácil de pronunciar it's easy to pronounce; uno dé los míos one of mine; el mayor dé los Soto the eldest of the Soto children 4a) ( con cifras):◊ pagan un interés dél 15% they pay 15% interest o interest at 15%◊ más dé £100 more than o over £100;pesa menos dé un kilo it weighs less than o under a kilo; un número mayor/menor dé 29 a number over/under 29c) ( con un superlativo):la ciudad más grande dél mundo the biggest city in the world◊ dé día/noche during the day/at night;dé madrugada early in the morning 5 hace dé rey en la obra he plays (the part of) a king in the playb) (en expresiones de estado, actividad):estamos dé fiesta we're having a partyc) (indicando uso, destino, finalidad):copas dé vino wine glasses; ropa dé cama bed clothes; dales algo dé comer give them something to eat; ¿qué hay dé postre? what's for dessert? 6 ( con sentido condicional): dé no ser así otherwise
de 2 sustantivo femenino: name of the letter d
dé see◊ dar
dar
I verbo transitivo
1 to give: dame la mano, hold my hand
2 (conceder) to give: mi padre me dio permiso, my father gave me permission
le doy toda la razón, I think he is quite right
3 (transmitir una noticia) to tell (un recado, recuerdos) to pass on, give
dar las gracias, to thank
4 (retransmitir u ofrecer un espectáculo) to show, put on
5 (organizar una fiesta) to throw, give
6 (producir lana, miel, etc) to produce, yield (fruto, flores) to bear (beneficio, interés) to give, yield
7 (causar un dolor, malestar) dar dolor de cabeza, to give a headache (un sentimiento) dar pena, to make sad
le da mucha vergüenza, he's very embarrassed
8 (proporcionar) to provide: su empresa da trabajo a cincuenta personas, his factory gives work to fifty people
9 (una conferencia, charla) to give (impartir clases) to teach (recibir una clase) to have US to take
10 (presentir) me da (en la nariz/en el corazón) que eso va a salir bien, I have a feeling that everything is going to turn out well
11 (estropear) to ruin: me dio la noche con sus ronquidos, he spoilt my sleep with his snoring
12 (abrir el paso de la luz) to switch on (del gas, agua) to turn on
13 (propinar una bofetada, un puntapié, etc) to hit, give
14 (aplicar una mano de pintura, cera) to apply, put on (un masaje, medicamento) to give
15 (considerar) dar por, to assume, consider: lo dieron por muerto, he was given up for dead
ese dinero lo puedes dar por perdido, you can consider that money lost
dar por supuesto/sabido, to take for granted, to assume
16 (la hora, un reloj) to strike: aún no habían dado las ocho, it was not yet past eight o'clock
17 (realizar la acción que implica el objeto) dar un abrazo/susto, to give a hug/fright
dar un paseo, to go for a walk
dar una voz, to give a shout
II verbo intransitivo
1 (sobrevenir) le dio un ataque de nervios, she had an attack of hysterics
2 dar de comer/cenar, to provide with lunch/dinner 3 dar a, (mirar, estar orientado a) to look out onto, to overlook (una puerta) to open onto, lead to: esa puerta da al jardín, this door leads out onto the garden 4 dar con, (una persona, objeto) to come across: no fuimos capaces de dar con la contraseña, we couldn't come up with the password
dimos con él, we found him 5 dar de sí, (una camiseta, bañador) to stretch, give 6 dar en, to hit: el sol me daba en los ojos, the sun was (shining) in my eyes 7 dar para, to be enough o sufficient for: ese dinero no me da para nada, this money isn't enough for me Locuciones: dar a alguien por: le dio por ponerse a cantar, she decided to start singing
le dio por nadar, he got it into his head to go swimming
dar a entender a alguien que..., to make sb understand that...
dar la mano a alguien, to shake hands with sb
dar para: el presupuesto no da para más, the budget will not stretch any further
dar que hablar, to set people talking
dar que pensar: el suceso dio que pensar, the incident gave people food for thought
dar a conocer, (noticia) to release
de preposición
1 (pertenencia, posesión) of
la dirección de mis padres, my parents' address
el teclado de este ordenador, this computer's keyboard
la primera página del libro, the first page of the book
2 (material) of: está hecho de madera, it's made of wood
una pajarita de papel, a paper bird (contenido) un vaso de vino, a glass of wine
3 (asunto) about, on: sabe mucho de economía, she knows a lot about economics
un curso de inglés, an English course
un libro de arte, a book on art
4 (oficio) as: estáabaja de enfermera, she is working as a nurse
5 (cualidad) una persona de carácter, a person with character
una rubia de pelo largo, a blonde with long hair
6 (procedencia) from: es de Bilbao, he is o comes from Bilbao
de Madrid a Cáceres, from Madrid to Cáceres
7 (parte) un poco de leche, a little milk
un trozo de carne, a piece of meat
8 (causa) with, because of
llorar de alegría, to cry with joy
morir de hambre, to die of hunger
9 (modo) lo bebió de un trago, she downed it in one
un gesto de satisfacción, an expression of satisfaction
10 (localización) el señor de la camisa azul, the man in the blue shirt
la casa de la esquina, the house on the corner
11 (tiempo) a las cinco de la mañana, at five in the morning
de año en año, year in year out
de día, by day
de noche, at night
de miércoles a viernes, from Wednesday to Friday
de pequeño, as a child
12 (finalidad) jornada de reflexión, eve of polling day
libro de consulta, reference book
máquina de escribir, typewriter
13 (instrumento) derribó la puerta de una patada, he kicked the door down
lo mataron de una puñalada, he was stabbed to death
14 (comparación) el discurso fue más largo de lo esperado, the speech was longer than expected (con superlativo) in
el coche más caro del mundo, the most expensive car in the world
15 (precio) for
un pantalón de dos mil pesetas, a pair of trousers costing two thousand pesetas 16 una avenida de quince kilómetros, an avenue fifteen kilometres long
una botella de litro, a litre bottle
17 (condicional) de haberlo sabido no le hubiera invitado, if I had known I wouldn't have invited him
de no ser así, if that wasn't o weren't the case
de ser cierto, if it was o were true
18 (reiteración) de puerta en puerta, from door to door
de tres en tres, in threes o three at a time 'dé' also found in these entries: Spanish: A - a. C. - a.m. - abajo - abanderada - abanderado - abandonar - abandonarse - abandono - abanico - abarrotar - abarrotada - abarrotado - abarrotería - abastecer - abastecerse - abastecimiento - abasto - abatir - abatimiento - abatirse - abdicar - abertura - abierta - abierto - abismo - ablandar - abogar - abogacía - abogada - abogado - abominar - abominable - abono - abortar - abrir - abridor - abrigo - abrupta - abrupto - absoluta - absolutamente - absoluto - abstenerse - abstención - abstinencia - abstraerse - abuelo - abuhardillada - abuhardillado English: A - A-level - a.m. - AA - abandon - ABC - ability - ablaze - aboard - about - about-face - about-turn - above - abreast - abroad - abrupt - absence - absent - absolve - absorb - abstain - abstract - abundance - abuse - AC - accepted - access road - accident - accidental - acclaim - accommodate - accommodation - accomplished - accomplishment - accordance - account - account for - accountable - accumulation - accuracy - accurate - accurately - accuse - accused - accusingly - accustom - ache - Achilles heel - aching - acid test= Delaware1.ABBR(US) = Delaware2.N ABBR(Brit) = Department of Employment* * *= Delaware -
104 roll
I 1. rəul noun1) (anything flat (eg a piece of paper, a carpet) rolled into the shape of a tube, wound round a tube etc: a roll of kitchen foil; a toilet-roll.) rull2) (a small piece of baked bread dough, used eg for sandwiches: a cheese roll.) rundstykke; kuvertbrød3) (an act of rolling: Our dog loves a roll on the grass.) rulling4) (a ship's action of rocking from side to side: She said that the roll of the ship made her feel ill.) rulling5) (a long low sound: the roll of thunder.) rulling, rumling6) (a thick mass of flesh: I'd like to get rid of these rolls of fat round my waist.) (fett)valk, bilring7) (a series of quick beats (on a drum).) trommevirvel2. verb1) (to move by turning over like a wheel or ball: The coin/pencil rolled under the table; He rolled the ball towards the puppy; The ball rolled away.) rulle2) (to move on wheels, rollers etc: The children rolled the cart up the hill, then let it roll back down again.) trille3) (to form (a piece of paper, a carpet) into the shape of a tube by winding: to roll the carpet back.) rulle sammen/opp4) ((of a person or animal in a lying position) to turn over: The doctor rolled the patient (over) on to his side; The dog rolled on to its back.) snu, rulle5) (to shape (clay etc) into a ball or cylinder by turning it about between the hands: He rolled the clay into a ball.) rulle6) (to cover with something by rolling: When the little girl's dress caught fire, they rolled her in a blanket.) rulle7) (to make (something) flat or flatter by rolling something heavy over it: to roll a lawn; to roll pastry (out).) kjevle ut; rulle8) ((of a ship) to rock from side to side while travelling forwards: The storm made the ship roll.) rulle, slingre9) (to make a series of low sounds: The thunder rolled; The drums rolled.) rulle10) (to move (one's eyes) round in a circle to express fear, surprise etc.) rulle11) (to travel in a car etc: We were rolling along merrily when a tyre burst.) kjøre, rulle12) ((of waves, rivers etc) to move gently and steadily: The waves rolled in to the shore.) rulle13) ((of time) to pass: Months rolled by.) gå•- roller- rolling
- roller-skate 3. verb(to move on roller-skates: You shouldn't roller-skate on the pavement.) gå på rulleskøyter- roll in
- roll up II(a list of names, eg of pupils in a school etc: There are nine hundred pupils on the roll.) navnelistebolle--------rull--------rundstykke--------valseIsubst. \/rəʊl\/1) det å rulle seg, rulling2) rull (også etterstilt i sammensetninger)3) ( matlaging) rundstykke, kuvertbrød4) liste, registerlæreren ropte opp alle navnene på listen \/ læreren foretok opprop5) ( hverdagslig) valk, bilring6) ( teknikk) valse, vals7) ( matlaging) rullekake, rulade8) ( matlaging) rull, kalverull, bayonneskinke, skinkerull9) trommevirvel, virvelslag10) ( om naturkrefter) rulling, buldring13) vagging, vaggende gange18) ( bokbinding) rullebe on a roll ha hellet med seg være småfull være godt i gangbe on the rolls stå i registeretbe struck off the rolls bli fratatt retten til å praktisere som advokat, miste sin advokatbevillingborne on the rolls oppført (i papirene), rulleførtcall the roll foreta opprop, rope oppMaster of the Rolls ( England og Wales) dommer i appelldomstolenon the rolls of fame i ærens hevdroll\/spool of film filmrullroll of honour\/honor hedersliste, æresliste (liste over personer som har utmerket seg)walk with a roll vagge (avgårde)IIverb \/rəʊl\/1) ( om retning) rulle, trille2) rulle sammen3) rulle seg, velte seg4) ( om gange) vagge5) krølle seg sammen6) ( teknikk) valse7) ( jordbruk) tromle8) ( om fartøy) slingre, rulle frem og tilbake9) ( om naturkrefter) bølge, rulle10) streife rundt12) (amer., slang) rane, lette, robbe13) slå trommevirvel15) nøste16) trille (forme til kule)all rolled into one alt i ett, kombinert alt\/alle på en gangbe rolling in it vasse i penger, sitte godt i detheads will roll hodene kommer til å rullelet the good times roll slapp av og nyt livetroll about with laughter vri seg av latterroll along rulle bortover ( hverdagslig) dukke opp, kommeroll along like a sailor gå med sjømannsgange, gå med vaggende gange (som en sjømann)roll back ( militærvesen) drive tilbake, slå tilbake( økonomi) skjære ned (på), redusere (TV) vise (opptak) om igjen rulle til sideroll in rulle inn, strømme innpakke inn, tulle innroll in luxury velte seg i luksus, velte seg i overflodroll in the aisles ( i teater) vri seg i latter, le høyt og hjertelig( om ønske) jeg kan nesten ikke vente tilroll oneself up rulle seg innroll one's eyes rulle med øyneneroll one' s own ( hverdagslig) rulle sine egne sigaretter, rulle selv (amer., overført) klare seg selv, greie seg på egen håndroll one's r's rulle på r'eneroll one's stockings dra på seg strømpeneroll out rulle opp, åpneroll out of bed (amer.) stå opp, komme seg opproll out the red carpet (for somebody) rulle ut den røde løperen (for noen) ( overført) gjøre stas på (noen)roll over (amer., politikk) gå av, tre tilbake velte, rulle rundt, snu innrømme uetisk opptreden ( jus) forklaring: snu til fordel for forhørslederen (om vitne i rettssak)roll over a debt ( økonomi) kontinuerlig forlenge (forfallsdato på) gjeldroll over credit ( økonomi) rullende kredittroll over for somebody vike unna, vike tilbake for noen, føye seg etter noenroll something in one's mind legge hodet i bløt, tenke grundig over noeroll the bones (amer., slang) kaste terningroll up dukke opp• do you think you can roll up whenever it suits you?stige på• roll up, roll up, the show's ready to begin!stig på, stig på, nå begynner forestillingen!rulle (seg) sammen( om klær) rulle opp, brette opp ( militærvesen) rulle opp bli større og størrebygge opproll up one's sleeves brette opp ermene ( overført) brette opp ermene, gjøre seg klar til innsats, gjøre seg klar til å sette i gangset\/start the ball rolling få snøballen til å rulle -
105 ven
intj.come here.pres.indicat.3rd person plural (ellos/ellas) present indicative of spanish verb: ver.imperat.2nd person singular (tú/usted) Imperative of Spanish verb: venir.* * ** * ** * ** * ** * *
Del verbo venir: ( conjugate venir)
ven es:
2ª persona singular (tú) imperativo
Del verbo ver: ( conjugate ver)
ven es:
3ª persona plural (ellos/ellas/ustedes) presente indicativo
Multiple Entries:
ven
venir
ver
ven see venir, ver 2
venir ( conjugate venir) verbo intransitivo
1
¿a qué vino? what did he come by o around for?;
vine dormida todo el tiempo I slept (for) the whole journey;
ven por or (Esp) a por algn/algo to come for sb/sth, come to pick sb/sth up;
la vino a buscar su madre her mother came to pick her up;
ven a ver esto come and see this
no vengas tarde don't be late home o backc) ( salir):
no me vengas con exigencias don't start making demands
2a) ( tener lugar):
¿qué viene después de las noticias? what's on after the news?;
ya vendrán tiempos mejores things will get betterb) ( indicando procedencia) ven de algo to come from sth;
le viene de familia it runs in his family;
¿a qué viene eso? why do you say that?
d) ( estar incluido):
no viene nada sobre la huelga there's nothing about the strike
3 ( convenir):
el jueves no me viene bien Thursday's no good for me;
me vendría bien un descanso I could do with a rest
4 ( como aux):
hace mucho que lo venía diciendo I'd been saying so all along
venirse verbo pronominal ( enf)
vense abajo [ persona] to go to pieces;
[ techo] to fall in, collapse;
[ estante] to collapse;
[ ilusiones] to go up in smoke;
[ proyectos] to fall through
ver 1 sustantivo masculino
1 ( aspecto):◊ ser de buen ven to be good-looking o attractive
2 ( opinión):◊ a mi/su ven in my/his view
ver 2 ( conjugate ver) verbo transitivo
1
◊ ¿ves algo? can you see anything?;
no se ve nada aquí you can't see a thing in here;
lo vi hablando con ella I saw him talking to her
esa película ya la he visto I've seen that movie before;
no poder (ni) ven a algn: no la puede ven he can't stand her
2 (entender, notar) to see;◊ ¿no ves lo que está pasando? don't o can't you see what's happening?;
se la ve preocupada she looks worried;
hacerse ven (RPl) to show off
3
¡ya venás lo que pasa! you'll see what happens;
¡ya se vená! we'll see
◊ ¡nunca he visto cosa igual! I've never seen anything like it!;
¡si vieras lo mal que lo pasé! you can't imagine how awful it was!;
¡hubieras visto cómo se asustaron! (AmL) you should have seen the fright they got!
4◊ a ver: (vamos) a ven ¿de qué se trata? OK o all right, now, what's the problem?;
está aquí, en el periódico — ¿a ven? it's here in the newspaper — let's see;
apriétalo a ven qué pasa press it and see what happens;
a ven si escribes pronto make sure you write soon
5a) ( estudiar):
tengo que ven cómo lo arreglo I have to work out how I can fix it;
ya vené qué hago I'll decide what to do later
◊ ¿la ha visto un médico? has she been seen by a doctor yet?
6a) (juzgar, considerar):
a mi modo or manera de ven the way I see it
no le veo la gracia I don't think it's funny
7 (visitar, entrevistarse con) ‹amigo/pariente› to see, visit;
‹médico/jefe› to see;◊ ¡cuánto tiempo sin vente! I haven't seen you for ages!
8◊ tener … que ver: ¿y eso qué tiene que ven? and what does that have to do with it?;
no tengo nada que ven con él I have nothing to do with him;
¿qué tiene que ven que sea sábado? what difference does it make that it's Saturday?
verbo intransitivo
1 ( percibir con la vista) to see;
no veo bien de lejos/de cerca I'm shortsighted/longsighted
2 ( constatar):◊ ¿hay cerveza? — no sé, voy a ven is there any beer? — I don't know, I'll have a look;
pues venás, todo empezó cuando … well you see, the whole thing began when …
3 ( pensar) to see;
estar/seguir en venemos (AmL fam): todavía está en venemos it isn't certain yet;
seguimos en venemos we still don't know anything
verse verbo pronominal
1 ( refl) (percibirse, imaginarse) to see oneself
2 ( hallarse) (+ compl) to find oneself;
me vi obligado a despedirlo I had no choice but to dismiss him
3 (esp AmL) ( parecer):
no se ve bien con ese peinado that hairdo doesn't suit her
4 ( recípr)
◊ nos vemos a las siete I'll meet o see you at seven;
¡nos vemos! (esp AmL) see you!
vense con algn to see sb
venir verbo intransitivo
1 to come
ven y mira lo que he dibujado, come and see what I've drawn
2 (llegar) to come: viene el invierno, winter is coming
acaba de venir de la tienda, he's just come from the shop
3 (volver) to come back: vengo en un minuto, I'll be back in a minute
4 (proceder) to come from: estos juguetes vienen de China, these toys come from China
5 (surgir, sobrevenir) me vino la gripe, I went down with flu
(suceder) entonces vino la guerra civil, then came the civil war
6 (quedar) este jersey me viene grande, this sweater is too big for me
7 (aparecer, presentarse) to come: esa información viene en el capítulo dos, that information comes in chapter two
¿viene algo del terremoto?, is there anything about the earthquake?
viene en un estuche verde, it comes in a green case
8 (indicando aproximación) este libro viene a tener unos cien años, this book must be about a hundred years old
♦ Locuciones: venir al mundo, to be born
venir de lejos, to come from afar
ver 1 m (aspecto exterior) aún estás de buen ver, you're still good-looking
ver 2 I verbo transitivo
1 to see: vi tu cartera sobre la mesa, I saw your wallet on the table
no veo nada, I can't see anything
puede ver tu casa desde aquí, he can see your house from here ➣ Ver nota en see; (mirar la televisión) to watch: estamos viendo las noticias de las tres, we are watching the three o'clock news
(cine) me gustaría ver esa película, I'd like to see that film
2 (entender) no veo por qué no te gusta, I can't see why you don't like it
(considerar) a mi modo de ver, as far as I can see o as I see it
tus padres no ven bien esa relación, your parents don't agree with that relationship
(parecer) se te ve nervioso, you look nervous
3 (averiguar) ya veremos qué sucede, we'll soon see what happens
fam (uso enfático) ¡no veas qué sitio tan bonito!, you wouldn't believe what a beautiful place!
4 a ver, let's see: a ver si acabamos este trabajo, let's see if we can finish this job
me compré un compacto, - ¿a ver?, I bought a compact disc, - let's have a look!
5 (ir a ver, visitar) to see, visit: le fui a ver al hospital, I visited him in hospital
II verbo intransitivo
1 to see: no ve bien de lejos, he's shortsighted, US nearsighted
2 (dudar, pensar) ¿me prestas este libro?, - ya veré, will you lend me this book?, - I'll see
3 (tener relación) no tengo nada que ver con ese asunto, I have nothing to do with that business
solo tiene cincuenta años, - ¿y eso qué tiene qué ver?, he's only fifty, - so what?
♦ Locuciones: no poder ver a alguien: no puede (ni) verle, she can't stand him
¿To see, to watch o to look?
Los tres verbos reflejan tres conceptos muy distintos. To see hace referencia a la capacidad visual y no es fruto de una acción deliberada. A menudo se usa con can o could: I can see the mountains from my bedroom. Puedo ver las montañas desde mi dormitorio.
To look at implica una acción deliberada: I saw an old atlas, so I opened it and looked at the maps. Vi un atlas antiguo, así que lo abrí y miré los mapas.
To watch también se refiere a una acción deliberada, a menudo cuando se tiene un interés especial por lo que ocurre: I watched the planes in the sky with great interest. Miraba los aviones en el cielo con gran interés. Igualmente puede indicar el paso del tiempo (we watched the animals playing for half an hour, durante media hora observamos cómo jugaban los animales), movimiento (they stood there watching the cars drive off into the distance, se quedaron allí de pie viendo cómo se marchaban los coches) o vigilancia (the policemen have been watching this house because they thought we were thieves, los policías estaban vigilando la casa porque pensaban que éramos ladrones).
Para hablar de películas u obras de teatro usamos to see: Have you seen Hamlet?, ¿Has visto Hamlet? To watch se refiere a la televisión y los deportes en general: I always watch the television in the evening. Siempre veo la televisión por las noches. I like to watch football. Me gusta ver el fútbol. Al hablar de programas o partidos específicos podemos usar tanto to watch como to see: I like to see/watch the news at 9:00. Me gusta ver las noticias a las 9.00. Did you see/watch the match last night?, ¿Viste el partido anoche?
' ven' also found in these entries:
Spanish:
acá
- achantarse
- antaño
- borde
- cuanta
- cuanto
- donde
- en seguida
- enseguida
- nosotras
- nosotros
- remolonear
- ver
- venir
- verse
- abrigado
- acta
- adentro
- afuera
- aguinaldo
- ahorrista
- alebrestarse
- alfiler
- almacén
- alzado
- amañar
- amarrado
- ancianato
- andadera
- angina
- anginas
- ansia
- apenas
- apersonarse
- aplazar
- aplicación
- aplicar
- arrecho
- arrimar
- bacenilla
- baúl
- billetero
- binoculares
- bocadillo
- bodega
- bodeguero
- bohío
- boludo
- bomba
- bombillo
English:
and
- any
- beside
- come
- here
- intersperse
- intervention
- minute
- no
- one
- pad
- prevention
- pucker
- quickly
- sometime
- stand about
- stand around
- us
- venerable
- venerate
- Venezuela
- Venezuelan
- venison
- venom
- venomous
- venomously
- way
- whenever
- applicant
- apply
- banana
- bang
- bar
- bean
- bin
- blond
- boot
- boxer
- briefs
- broad
- bruise
- bubble
- bucket
- bulb
- bull
- bumper car
- can
- carpet
- cashew (nut)
- celery
* * ** * ** * * -
106 ven
Del verbo venir: ( conjugate venir) \ \
ven es: \ \2ª persona singular (tú) imperativoDel verbo ver: ( conjugate ver) \ \
ven es: \ \3ª persona plural (ellos/ellas/ustedes) presente indicativoMultiple Entries: ven venir ver
ven see venir, ver 2
venir ( conjugate venir) verbo intransitivo 1 ¿a qué vino? what did he come by o around for?; vine dormida todo el tiempo I slept (for) the whole journey; ven por or (Esp) a por algn/algo to come for sb/sth, come to pick sb/sth up; la vino a buscar su madre her mother came to pick her up; ven a ver esto come and see this no vengas tarde don't be late home o backc) ( salir):no me vengas con exigencias don't start making demands 2a) ( tener lugar):¿qué viene después de las noticias? what's on after the news?; ya vendrán tiempos mejores things will get betterb) ( indicando procedencia) ven de algo to come from sth;le viene de familia it runs in his family; ¿a qué viene eso? why do you say that?d) ( estar incluido):no viene nada sobre la huelga there's nothing about the strike 3 ( convenir): el jueves no me viene bien Thursday's no good for me; me vendría bien un descanso I could do with a rest 4 ( como aux): hace mucho que lo venía diciendo I'd been saying so all along venirse verbo pronominal ( enf) vense abajo [ persona] to go to pieces; [ techo] to fall in, collapse; [ estante] to collapse; [ ilusiones] to go up in smoke; [ proyectos] to fall through
ver 1 sustantivo masculino 1 ( aspecto):◊ ser de buen ven to be good-looking o attractive2 ( opinión):◊ a mi/su ven in my/his view
ver 2 ( conjugate ver) verbo transitivo 1◊ ¿ves algo? can you see anything?;no se ve nada aquí you can't see a thing in here; lo vi hablando con ella I saw him talking to her esa película ya la he visto I've seen that movie before; no poder (ni) ven a algn: no la puede ven he can't stand her 2 (entender, notar) to see;◊ ¿no ves lo que está pasando? don't o can't you see what's happening?;se la ve preocupada she looks worried; hacerse ven (RPl) to show off 3 ¡ya venás lo que pasa! you'll see what happens; ¡ya se vená! we'll see◊ ¡nunca he visto cosa igual! I've never seen anything like it!;¡si vieras lo mal que lo pasé! you can't imagine how awful it was!; ¡hubieras visto cómo se asustaron! (AmL) you should have seen the fright they got! 4◊ a ver: (vamos) a ven ¿de qué se trata? OK o all right, now, what's the problem?;está aquí, en el periódico — ¿a ven? it's here in the newspaper — let's see; apriétalo a ven qué pasa press it and see what happens; a ven si escribes pronto make sure you write soon 5a) ( estudiar):tengo que ven cómo lo arreglo I have to work out how I can fix it; ya vené qué hago I'll decide what to do later◊ ¿la ha visto un médico? has she been seen by a doctor yet?6a) (juzgar, considerar):a mi modo or manera de ven the way I see it no le veo la gracia I don't think it's funny 7 (visitar, entrevistarse con) ‹amigo/pariente› to see, visit; ‹médico/jefe› to see;◊ ¡cuánto tiempo sin vente! I haven't seen you for ages!8◊ tener … que ver: ¿y eso qué tiene que ven? and what does that have to do with it?;no tengo nada que ven con él I have nothing to do with him; ¿qué tiene que ven que sea sábado? what difference does it make that it's Saturday? verbo intransitivo 1 ( percibir con la vista) to see; no veo bien de lejos/de cerca I'm shortsighted/longsighted 2 ( constatar):◊ ¿hay cerveza? — no sé, voy a ven is there any beer? — I don't know, I'll have a look;pues venás, todo empezó cuando … well you see, the whole thing began when … 3 ( pensar) to see; estar/seguir en venemos (AmL fam): todavía está en venemos it isn't certain yet; seguimos en venemos we still don't know anything verse verbo pronominal 1 ( refl) (percibirse, imaginarse) to see oneself 2 ( hallarse) (+ compl) to find oneself; me vi obligado a despedirlo I had no choice but to dismiss him 3 (esp AmL) ( parecer): no se ve bien con ese peinado that hairdo doesn't suit her 4 ( recípr)◊ nos vemos a las siete I'll meet o see you at seven;¡nos vemos! (esp AmL) see you! vense con algn to see sb
venir verbo intransitivo
1 to come
ven y mira lo que he dibujado, come and see what I've drawn
2 (llegar) to come: viene el invierno, winter is coming
acaba de venir de la tienda, he's just come from the shop
3 (volver) to come back: vengo en un minuto, I'll be back in a minute
4 (proceder) to come from: estos juguetes vienen de China, these toys come from China
5 (surgir, sobrevenir) me vino la gripe, I went down with flu (suceder) entonces vino la guerra civil, then came the civil war
6 (quedar) este jersey me viene grande, this sweater is too big for me
7 (aparecer, presentarse) to come: esa información viene en el capítulo dos, that information comes in chapter two
¿viene algo del terremoto?, is there anything about the earthquake?
viene en un estuche verde, it comes in a green case
8 (indicando aproximación) este libro viene a tener unos cien años, this book must be about a hundred years old Locuciones: venir al mundo, to be born
venir de lejos, to come from afar
ver 1 m (aspecto exterior) aún estás de buen ver, you're still good-looking
ver 2 I verbo transitivo
1 to see: vi tu cartera sobre la mesa, I saw your wallet on the table
no veo nada, I can't see anything
puede ver tu casa desde aquí, he can see your house from here ➣ Ver nota en see; (mirar la televisión) to watch: estamos viendo las noticias de las tres, we are watching the three o'clock news (cine) me gustaría ver esa película, I'd like to see that film
2 (entender) no veo por qué no te gusta, I can't see why you don't like it (considerar) a mi modo de ver, as far as I can see o as I see it
tus padres no ven bien esa relación, your parents don't agree with that relationship (parecer) se te ve nervioso, you look nervous
3 (averiguar) ya veremos qué sucede, we'll soon see what happens fam (uso enfático) ¡no veas qué sitio tan bonito!, you wouldn't believe what a beautiful place!
4 a ver, let's see: a ver si acabamos este trabajo, let's see if we can finish this job
me compré un compacto, - ¿a ver?, I bought a compact disc, - let's have a look!
5 (ir a ver, visitar) to see, visit: le fui a ver al hospital, I visited him in hospital
II verbo intransitivo
1 to see: no ve bien de lejos, he's shortsighted, US nearsighted
2 (dudar, pensar) ¿me prestas este libro?, - ya veré, will you lend me this book?, - I'll see
3 (tener relación) no tengo nada que ver con ese asunto, I have nothing to do with that business
solo tiene cincuenta años, - ¿y eso qué tiene qué ver?, he's only fifty, - so what? Locuciones: no poder ver a alguien: no puede (ni) verle, she can't stand him
¿To see, to watch o to look?
Los tres verbos reflejan tres conceptos muy distintos. To see hace referencia a la capacidad visual y no es fruto de una acción deliberada. A menudo se usa con can o could: I can see the mountains from my bedroom. Puedo ver las montañas desde mi dormitorio.
To look at implica una acción deliberada: I saw an old atlas, so I opened it and looked at the maps. Vi un atlas antiguo, así que lo abrí y miré los mapas.
To watch también se refiere a una acción deliberada, a menudo cuando se tiene un interés especial por lo que ocurre: I watched the planes in the sky with great interest. Miraba los aviones en el cielo con gran interés. Igualmente puede indicar el paso del tiempo (we watched the animals playing for half an hour, durante media hora observamos cómo jugaban los animales), movimiento (they stood there watching the cars drive off into the distance, se quedaron allí de pie viendo cómo se marchaban los coches) o vigilancia (the policemen have been watching this house because they thought we were thieves, los policías estaban vigilando la casa porque pensaban que éramos ladrones). Para hablar de películas u obras de teatro usamos to see: Have you seen Hamlet?, ¿Has visto Hamlet? To watch se refiere a la televisión y los deportes en general: I always watch the television in the evening. Siempre veo la televisión por las noches. I like to watch football. Me gusta ver el fútbol. Al hablar de programas o partidos específicos podemos usar tanto to watch como to see: I like to see/watch the news at 9:00. Me gusta ver las noticias a las 9.00. Did you see/watch the match last night?, ¿Viste el partido anoche? ' ven' also found in these entries: Spanish: acá - achantarse - antaño - borde - cuanta - cuanto - donde - en seguida - enseguida - nosotras - nosotros - remolonear - ver - venir - verse - abrigado - acta - adentro - afuera - aguinaldo - ahorrista - alebrestarse - alfiler - almacén - alzado - amañar - amarrado - ancianato - andadera - angina - anginas - ansia - apenas - apersonarse - aplazar - aplicación - aplicar - arrecho - arrimar - bacenilla - baúl - billetero - binoculares - bocadillo - bodega - bodeguero - bohío - boludo - bomba - bombillo English: and - any - beside - come - here - intersperse - intervention - minute - no - one - pad - prevention - pucker - quickly - sometime - stand about - stand around - us - venerable - venerate - Venezuela - Venezuelan - venison - venom - venomous - venomously - way - whenever - applicant - apply - banana - bang - bar - bean - bin - blond - boot - boxer - briefs - broad - bruise - bubble - bucket - bulb - bull - bumper car - can - carpet - cashew (nut) - celery
См. также в других словарях:
start — start1 W2S2 [sta:t US sta:rt] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(begin doing something)¦ 2¦(begin happening)¦ 3¦(begin in a particular way)¦ 4¦(business/organization)¦ 5¦(job/school)¦ 6¦(car/engine etc)¦ 7¦(begin going somewhere)¦ 8¦(life/profession)¦… … Dictionary of contemporary English
start — 1 verb 1 BEGIN DOING STH (I, T) to begin doing something: start doing sth: I ve just started learning German. | We d better start getting dressed soon. | start to do sth: When Tom heard this he started to laugh uncontrollably. | Things started to … Longman dictionary of contemporary English
start */*/*/ — I UK [stɑː(r)t] / US [stɑrt] verb Word forms start : present tense I/you/we/they start he/she/it starts present participle starting past tense started past participle started 1) a) [intransitive] to begin to happen or take place Work has started… … English dictionary
start*/*/*/ — [stɑːt] verb I 1) to begin to happen The World Championships start in two weeks.[/ex] It s starting to rain.[/ex] The leaves have started falling off the trees.[/ex] 2) [I/T] to begin doing something Please start when you are ready.[/ex] The… … Dictionary for writing and speaking English
The Stupids (film) — Infobox Film name = The Stupids caption = The Stupids movie poster director = John Landis producer = Leslie Belzberg writer = James Marshall and Harry Allard (characters) Brent Forrester (screenplay) starring = Tom Arnold Jessica Lundy Bug Hall… … Wikipedia
The Young and the Restless minor characters — The following are characters from the American soap opera The Young and the Restless who are notable for their actions or relationships, but who do not warrant their own articles. Contents 1 Current Characters 1.1 Genevieve … Wikipedia
The Mole (U.S. season 2) — The Mole: The Next Betrayal Country of origin United States No. of episodes 13 … Wikipedia
The Big Bad Wolf (novel) — The Big Bad Wolf is the ninth book by James Patterson featuring the former Washington, D.C. homicide detective and forensic psychiatrist and current FBI agent Alex Cross.Plot summaryThe book begins with a Russian mobster known as The Wolf buying… … Wikipedia
The War of the Worlds (radio) — The War of the Worlds was an episode of the American radio drama anthology series Mercury Theatre on the Air . It was performed as a Halloween episode of the series on October 30, 1938 and aired over the WABC Radio network. Directed and narrated… … Wikipedia
The Biggest Loser (U.S. TV series) — The Biggest Loser Format Reality TV Created by Dave Broome Presented by Caroline Rhea (2004–2006) Alison Sweeney (2007–present) Starring Bob Harper (2 … Wikipedia
The Bell (novel) — The Bell is a novel written by Iris Murdoch in 1958. It was her fourth to be published, and is set in Imber Court, a lay religious community situated next to an enclosed order of Benedictine nuns in Gloucestershire. [Murdoch, I. The Bell .… … Wikipedia