-
1 spray and wipe
sproeien en drogen -
2 to spray
sproeienspuitenverstuiven -
3 spray
n. takje; verstuiver, spuitbuis; straal, wolk (verstoven vloeistof)--------v. besproeien, bespuiten, (een vloeistof) verstuivenspray1[ spree]2 verstuiver ⇒ spuitbus, vaporisator4 spray————————spray2〈 werkwoord〉1 (be)sproeien ⇒ (be)spuiten, (een vloeistof) verstuiven; vaporiseren -
4 water
adj. bij het water behorend--------n. water; vloeistof; water hoogstand; regenwater, zeewater, rivierwater etc; waterbron; helderheid (bij juweel)--------v. water geven; wateren; sproeien; vollopen met speeksel (mond); water aanvoer; verdunnenwater1[ wo:tə]3 (oplossing in) water ⇒ watertje, eau5 urine♦voorbeelden:〈 scheepvaart〉 make/take water • water maken/in krijgenrunning water • stromend watertread water • watertrappelen4 at high/low water • bij hoog/laagwaterthat is water under the bridge • dat is verleden tijdrun like water off a duck's back • niet het minste effect hebbenhold water • steek houdenof the first water • van het eerste/zuiverste water 〈 ook figuurlijk〉II 〈 meervoud〉♦voorbeelden:→ still still/————————water21 tranen ⇒ lopen, wateren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 van water voorzien ⇒ bespoelen, besproeien♦voorbeelden:a watered-down version • een verwaterde versie -
5 watering
adj. bron van water; van geneeskrachtige bron--------n. sproeien, begieten -
6 brushing
sproei-ontladingsproeien -
7 corona discharge
sproei-ontladingsproeien -
8 to wash
spoelensproeienwassen
См. также в других словарях:
sprühen — sprühen: Das dt. Wort, dem niederl. sproeien »besprengen« entspricht, ist erst im 16. Jh. bezeugt (beachte aber das früh entlehnte afrz. esproher »besprengen«). Es steht ablautend neben mhd. spræ̅jen »spritzen, stieben« und gleichbed. mniederl.… … Das Herkunftswörterbuch
(s)p(h)er-2, sprei-, spreu- — (s)p(h)er 2, sprei , spreu English meaning: to sprinkle, scatter Deutsche Übersetzung: ‘streuen, säen; sprengen, spritzen, sprũhen; also vom Aufspringen from Knospen, Pflanzentrieben” Note: probably with sp(h)er 1 “ twitch “… … Proto-Indo-European etymological dictionary
