-
1 be/stand out in (bold/sharp) relief against
be/stand out in (bold/sharp) relief againstEnglish-Dutch dictionary > be/stand out in (bold/sharp) relief against
-
2 come out
uitkomen, naar buiten komen, uitlekken, aan het licht komen, verschijnen; verdwijnen, vervagencome out1 uitkomen ⇒ eruit komen, naar buiten komen3 〈 benaming voor〉 verschijnen ⇒ te voorschijn komen, gepubliceerd worden 〈 van boek〉, uitlopen, bloeien 〈 van planten, bomen〉, doorkomen 〈 van zon〉, uit de mond komen 〈 van woorden〉, uitbreken 〈 van ziekte〉4 ontdekt/bekend worden6 duidelijk worden/zijn ⇒ goed uitkomen, er goed op staan 〈 foto〉8 zich voor/tegen iets verklaren9 haar/zijn debuut maken 〈op het toneel; in de wereld, voornamelijk met betrekking tot meisje uit hogere stand〉♦voorbeelden:8 the Government came out strong(ly) against the Russian invasion • de regering protesteerde krachtig tegen de Russische invasie¶ come out badly/well • het er slecht/goed afbrengencome out of nowhere • uit het niets opkomencome out right/wrong • goed/slecht aflopencome out for someone/something • iemand/iets zijn steun toezeggen -
3 relief
n. opluchting; verlichting; hulp, aflossing(sploeg); reliëf; extra[ rillie:f]2 verlichting ⇒ opluchting, ontlasting5 ondersteuning ⇒ steun, hulp♦voorbeelden:bring/throw into relief • doen contrasteren/uitkomen 〈 ook figuurlijk〉 -
4 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
5 work
adj. van het werk--------n. werk; arbeid; beroep; werkplaats; handenarbeid; arbeid; handeling; inspanning--------v. werken; arbeiden; aan het werk zetten; lopen, functioneren; veroorzaken; leiden; oplossen; langzaam vooruit komenwork1[ wə:k]2 borduur/hand/naaldwerk♦voorbeelden:have one's work cut out (for one) • ergens de handen aan vol hebbenset to work • aan het werk gaan/zettenset about one's work in the wrong way • verkeerd te werk gaanat work • aan het werk; op het/zijn/haar werkmen at work • werk in uitvoeringbe in regular work • vast werk hebbenthis must be the work of the cat • dit heeft de kat vast gedaanthe work of an hour/a day • een uur(tje)/dag werkout of work • werkloos〈 spreekwoord〉 all work and no play makes Jack a dull boy • 't is een slecht dorp waar het nooit kermis is; de boog kan niet altijd gespannen zijnII 〈 meervoud〉1 oeuvre ⇒ werken, verzameld werk♦voorbeelden:¶ 〈 slang〉 give someone the works • iemand f onder handen nemen; 〈 in het bijzonder〉 iemand om zeep helpen〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot the works • alles op alles zetten, alles riskerenit's in the works • er wordt aan gewerkt→ public public/————————work2♦voorbeelden:the scheme didn't work • het plan werkte nietwork away • (druk) aan het werk zijnwork on • doorwerkenwork against • tegengaan/werken, belemmerenwork at • werken aan, zijn best doen opit works by electricity • het loopt op elektriciteitwork on • werken aan, bezig zijn metwork to • werken volgens/aan de hand vanwork (up)on • van invloed zijn op, doorwerken in/opwork with • (samen)werken metwork round to • toe werken naar/aansturen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verrichten ⇒ tot stand brengen, bewerkstelligen3 in werking zetten ⇒ aanzetten, bedienen, bewerken, in bedrijf houden5 bewerken ⇒ kneden, werken met7 (op)naaien ⇒ stikken, borduren♦voorbeelden:3 work a district • een district afwerken/reizenwork a farm • het boerenbedrijf uitoefenenwork a mine • een mijn exploiterenworked by steam • met stoom aangedrevenwork one's way to the top • zich naar de top werken5 work clay • kleien, boetserenwork someone to tears • iemand in huilen doen uitbarsten -
6 hold
n. houvast; invloed--------v. vasthouden; inhouden; bewaren; geloven; schatten; houden; eigenaar zijn vanhold1[ hoold] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 catch/get/grab/take hold of • (vast)grijpen, (vast)pakkenget hold of • te pakken krijgenget a hold on • vat krijgen ophave a hold over someone • macht over iemand hebbenlose hold of • zijn greep verliezen opkeep hold of • vasthoudenleave/quit hold of • loslaten¶ on hold • uitgesteld, vertraagd, in afwachtingput a project on hold • een project opschortenno holds barred • alle middelen zijn toegestaan————————hold21 houden ⇒ het uithouden, stand houden2 van kracht zijn ⇒ gelden, waar zijn♦voorbeelden:→ hold aloof hold aloof/, hold back hold back/, hold forth hold forth/, hold off hold off/, hold on hold on/, hold on to hold on to/, hold out hold out/, hold up hold up/, hold with hold with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 hebben5 doen plaatsvinden ⇒ beleggen, houden♦voorbeelden:will you hold the line? • wilt u even aan het toestel blijven?hold one's nose • zijn neus dichtknijpenhold together • bijeenhoudenhold someone to his promise • iemand aan zijn belofte houden3 hold a title • een titel dragen/bezittenhold in • in bedwang houdenhold under • onderdrukken7 hold everything! • stop!hold something cheap/dear • weinig/veel waarde aan iets hechtenhold something against someone • iemand iets verwijten¶ hold it! • houen zo!; stop!hold one's own with • opgewassen zijn tegen→ hold aloof hold aloof/, hold back hold back/, hold down hold down/, hold forth hold forth/, hold off hold off/, hold on hold on/, hold out hold out/, hold over hold over/, hold up hold up/
См. также в других словарях:
stand out against — ˌstand ˈout against [transitive] [present tense I/you/we/they stand out against he/she/it stands out against present participle standing out against past tense … Useful english dictionary
stand out against — phrasal verb [transitive] Word forms stand out against : present tense I/you/we/they stand out against he/she/it stands out against present participle standing out against past tense stood out against past participle stood out against British… … English dictionary
stand out against something — ˌstand ˈout (from/against sth) derived to be easily seen; to be noticeable • The lettering stood out well against the dark background. • She s the sort of person who stands out in a crowd. Main entry: ↑ … Useful english dictionary
stand out — v. 1) (D; intr.) ( to be clearly visible ) to stand out against (to stand out against a dark background) 2) (D; intr.) ( to be noticeable ) to stand out among, from, in (to stand out among the others; to stand out in a crowd; to stand out from… … Combinatory dictionary
stand out — phrasal verb [intransitive] Word forms stand out : present tense I/you/we/they stand out he/she/it stands out present participle standing out past tense stood out past participle stood out 1) to be easy to see or notice because of being different … English dictionary
stand out from something — ˌstand ˈout (from/against sth) derived to be easily seen; to be noticeable • The lettering stood out well against the dark background. • She s the sort of person who stands out in a crowd. Main entry: ↑ … Useful english dictionary
stand out — 1) PHRASAL VERB If something stands out, it is very noticeable. [V P] Every tree, wall and fence stood out against dazzling white fields... [V P] Grammatical errors are always obvious to me, spelling mistakes stand out. 2) PHRASAL VERB If… … English dictionary
ˌstand ˈout — phrasal verb 1) to be easy to see or notice because of being different His bright yellow tie stood out against his black suit.[/ex] 2) to be much more impressive or important than others It stands out in my mind as the most exciting day of my… … Dictionary for writing and speaking English
To stand out — Stand Stand (st[a^]nd), v. i. [imp. & p. p. {Stood} (st[oo^]d); p. pr. & vb. n. {Standing}.] [OE. standen; AS. standan; akin to OFries. stonda, st[=a]n, D. staan, OS. standan, st[=a]n, OHG. stantan, st[=a]n, G. stehen, Icel. standa, Dan. staae,… … The Collaborative International Dictionary of English
stand — stand1 W1S1 [stænd] v past tense and past participle stood [stud] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(be on feet)¦ 2¦(rise)¦ 3¦(step)¦ 4¦(in a particular position)¦ 5¦(in a state/condition)¦ 6¦(not like)¦ 7¦(accept a situation)¦ 8¦(be good enough)¦ 9 … Dictionary of contemporary English
stand — stand1 [ stænd ] (past tense and past participle stood [ stud ] ) verb *** ▸ 2 move to upright position ▸ 3 put foot on/in something ▸ 4 be in particular position ▸ 5 remain without moving ▸ 6 be in situation/state ▸ 7 be particular height ▸ 8… … Usage of the words and phrases in modern English